is aangeduid als vastgesteld landschapsatlasrelict Polder Klemskerke en Vlissegem
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als erfgoedlandschap Polder van Vlissegem - Klemskerke
Deze aanduiding is geldig sinds
Dit gebied is gesitueerd in het oostelijk deel van de Vlaamse kuststreek, halverwege tussen Oostende en de haven van Zeebrugge. Het ligt in de kustpolders, meer bepaald in het traditioneel landschap ‘Oostelijk Oudland’ en de relictzone ‘poldergebied Klemskerke-Vlissegem’. Ze omvat een gaaf bewaarde historische ‘Oudlandpolder’ (polder Klemskerke-Vlissegem) en twee historische polderdorpen aan de rand (Vlissegem en Klemskerke).
Geologisch zijn de polders van het Vlaams kustgebied opgebouwd uit slikke-schorre-afzettingen, veen en geulafzettingen daterend uit het holoceen. Gedurende de laatste tweeduizend jaren hebben verschillende periodes van erosie en sedimentatie elkaar opgevolgd en gezorgd voor af- en aanvoer van sedimenten. De huidige bodemgesteldheid is het resultaat van deze processen. Volgens de bodemkaart ligt het studiegebied volledig binnen de Polderstreek en het zogenaamd ‘Oudland’. In de kern van het gebied ligt een zware kleilaag van één meter dikte (en meer) aan de oppervlakte. Binnen deze zone bevinden zich ook uitgebrikte of uitgeveende gronden, die meestal grote aaneengesloten blokken vormen, soms ook kleinere geïsoleerde stukken. Ter hoogte van de dorpskern van Klemskerke komt een kreekrug voor, met bovenaan een zware klei, op een halve tot één meter diepte overgaand in zand. Ten oosten van het studiegebied (Vlissegem en verder naar het oosten) bevindt er zich een brede kreekrug. De overgang tussen klei- en zandgrond valt grosso modo samen met de straten Warvinge – Vlissegemdorp – Vijfwegestraat. Langs de Bredeweg, die centraal door het gebied loopt en dan afbuigt naar het kruispunt Vijfwege, treffen we in het noorden ook een dergelijke grote en brede kreekrug aan, en in het zuiden ook een kleine strook die aansluit met de zone ten oosten van Vlissegem. Op de geomorfologische kaart – kaartblad Oostende, merken we ongeveer dezelfde structuren. Het gebied ligt binnen de zone ‘ingepolderde Duinkerkiaan mariene vormen’ en omvat ‘wadvormen’. Centraal in het gebied wordt het benoemd als ‘oudland schorrevlakte op veen’ met verspreid erin uitveningsdepressies met restveen en kleidek, dus de uitgeveende of uitgebrikte gedeelten van op de bodemkaart. Daarrond treffen we de zogenaamde ‘slikke-schorrevlakten – dichtgeslibde en geïnverseerde getijdegeulen’ die één tot anderhalve meter hoger liggen dan de ‘oudland schorrevlakte op veen’; dit betreft enerzijds de lijnvormige structuur waar de Dorpsstraat en dorpskern van Klemskerke op liggen, en anderzijds de brede strook ten oosten van de Warvinge, Vlissegem en Vijfwegestraat. Eén uitloper daarvan net ten zuiden van de Polderstraat. Deze structuren stemmen overeen met de kreekruggen van de bodemkaart. Deze bodemkundige en geomorfologische eenheden worden zeer goed weerspiegeld in het reliëf en de hoogteverschillen. De klei- en veengronden – centraal in het studiegebied – liggen het laagst, doorgaans op 3 meter TAW of lager; de zandgronden (of gronden die rusten op zand) liggen voornamelijk aan de rand van het studiegebied en liggen één tot anderhalve meter hoger. Op de reliëfkaart zijn deze hoogteverschillen herkenbaar en kunnen de zandige kreekruggen en de kleigronden op die manier onderscheiden worden.
Het gebied wordt gekenmerkt door een agrarisch landgebruik met hoofdaandeel graslanden, waarbij opnieuw de fysische en bodemkundige gesteldheid bepalend zijn. Op de laagst gelegen gronden, de kleiplaatgronden, de uitgeveende of uitgebrikte gronden treffen we voornamelijk graslanden aan, zowel als weiland, hooiland als combinatie van de twee. Deze vertonen soms microreliëf, laantjes, poelen,... . Het microreliëf kan van diverse oorsprong zijn: het kan het gevolg zijn van natuurlijke processen, met name een ongelijkmatige inklinking van bodem door ontwatering. Maar het kan ook het gevolg zijn van historische activiteiten door de mens zoals uitbrikken van klei als bouwmateriaal, ontvenen voor turfwinning, oude bewoningssites enz... De graslanden hebben ook floristisch en (avi)faunistische waarden, door het langdurig graslandgebruik, het aanwezige microreliëf, geleidelijke overgangen van zilt naar zoete water,... Op de hogere gronden, vaak de kreekruggronden, treffen we eerder akkerlanden aan, in mindere mate graslanden. In de zone ten noorden van Vlissegem-dorp, tussen de straten Warvinge en Bredeweg, is het dominante graslandgebruik minder herkenbaar en al deels vervangen door akkerlanden. Bodemkundig treffen we in deze zone ook kreekruggronden aan, soms iets hoger gelegen waar ook in historisch perspectief altijd een groter aandeel akkerlanden aanwezig waren.
De ontwikkeling en totstandkoming van deze structuren, evenals hun relatieve hoogteligging, wordt verklaard door de natuurlijke vorming en genese van de kustvlakte én de menselijke activiteit. Bij het begin van onze tijdrekening bestond de kustvlakte uit een waddengebied, met getijdengeulen, slikken en schorren. Langzaam slibde dit op, kwam hoger te liggen en sommige gebieden - zoals dit poldergebied - kwamen slechts heel sporadisch nog onder water te staan. Vanaf de vroege middeleeuwen werden deze gebieden geleidelijk in gebruik genomen door de mens voor beweiding, later voor bewoning en andere activiteiten (landbouwgebruik, ontginning grondstoffen als veen en klei,...). Naarmate de gebieden intensiever en permanent gebruikt werden, trachtte men door allerhande ingrepen het waterbeheer onder controle te krijgen. Hiervoor werden dijken én een netwerk van waterlopen aangelegd om overstromingen vanuit nog actieve getijdengeulen te voorkomen én om de interne waterbeheersing te organiseren. De natuurlijke geultjes en kreekjes van het schorrengebied werden vaak (zonder veel aanpassingen) aangewend voor en ingeschakeld in het interne afwateringssysteem en dit verklaart grotendeels de grillige en kronkelende loop van grachten, sloten en kanalen. Door dit drainagesysteem werden de gronden ontwaterd en dit leidde tot inklinking van kleigronden die daardoor lager kwamen te liggen dan de zandgronden; zand is van nature niet of nauwelijks onderhevig aan inklinking. Deze kleine maar relevante hoogteverschillen zijn duidelijk afleesbaar op de reliëfkaart en stemmen overeen met de boven geschetste bodemkundige structuren van hoger gelegen zandgronden en lager gelegen klei-/veengronden. Door die inklinking heeft zich ook het typische microreliëf gevormd in de graslanden, voor zover het geen gevolg is van menselijke activiteit (uitbrikken, ontvenen,...).
De 'polder Klemskerke-Vlissegem’ is zo’n gebied dat in de vroege of het begin van de volle middeleeuwen in gebruik genomen was door de mens. Daarom wordt het als 'Oudland' bestempeld. Door de zeer geleidelijke ingebruikname werden de activiteiten/gebruik en inrichting afgestemd op de natuurlijke bodemgesteldheid, reliëf en hydrologie. Aanvankelijk werden de schorren (die dus niet meer dagelijks onder water kwamen door getijdenwerking) als schapenweiden gebruikt. Via driftwegen werden de kudden vanuit het zandgebied in de polders geleid om te grazen op de schorren. Sommige oude wegen, veelal met een noord-zuid tracé, zouden op die manier ontstaan zijn en worden benoemd als driftwegen. Na verloop van tijd kreeg men de resterende geulen onder controle en/of isoleerde men gebieden door bedijking; hierdoor kon men ze intensiever gebruiken dan extensief weilandgebied, met bijvoorbeeld permanente bebouwing/bewoning, wegen, akkerland. Hierbij werd uitgegaan van de natuurlijke gesteldheid van het terrein, waarbij de hogere en drogere zones zich leenden voor wegen, bebouwing/bewoning en akkerlandgebruik.
In het studiegebied stellen we sterke verticale relaties vast tussen enerzijds de fysische gesteldheid (ondergrond, reliëf, hoogteligging) en anderzijds het landgebruik, met inbegrip van de menselijke activiteiten. Bovendien stemt dit algemeen sterk overeen met de historische situatie, afgeleid van historisch kaartmateriaal.
De meeste wegen liggen op de kreekruggronden van de bodemkaart die samenvallen met de geïnverseerde getijdengeulen van de geomorfologische kaart; deze gronden liggen één à anderhalve meter hoger dan het centrale gedeelte van het gebied waardoor ze een betere waterhuishouding en drogere bodemcondities hebben dan de kleigronden. Het wegenpatroon bestaat uit ‘hoofdwegen’ die een noord-zuid tracé hebben en daarop aantakkende wegen met een oost-west tracé. De oudere wegen hebben een kronkelend, bochtig verloop dat verklaard wordt door de relatie tot de bodemgesteldheid en hoogteligging. Vaak ligt er aan één zijde ook een waterloop. De recentere wegen vertonen een recht tracé en vertonen geen duidelijke relatie met bodem of reliëf; soms loopt er wel een waterloop langs. De Watergangstraat en Dorpsstraat vormen de zuidwestelijke grens van het gebied en liggen op de rand van de kreekruggronden van de bodemkaart. Slechts een deel van de Dorpsstraat ligt op de geïnverseerde getijdengeulen van de geomorfologische kaart. Het huidige tracé is nog duidelijk herkenbaar en afleesbaar op oudere kaartdocumenten, tot op de kaart van het Brugse Vrije met de toestand van eind 16de eeuw. Langs deze weg loopt het Dorpszwin, een grotere waterloop die afwatert in zuidelijke richting naar de Noordede. Ook op de historische kaartdocumenten is deze situatie van weg met waterloop ernaast, herkenbaar. Voor de Vijfwegestraat en Warvinge (die de oostelijke grens vormen) is de situatie bijna gelijkaardig: grotendeels op kreekruggronden en op de geïnverseerde getijdengeul, tracé ook duidelijk herkenbaar op oudere kaartdocumenten. Langs de Vijfwegestraat loopt er een waterloop, ook Dorpzwin genaamd, die afwatert naar Noordede. Langs Warvinge ligt er geen waterloop meer, enkel grachten; nochtans geven diverse historische kaartdocumenten aan dat het Dorpzwin hier ook langs liep. In 1896 is deze straat evenwel grondig aangepakt en recht getrokken als verbindingsweg tussen Vlissegem en de opkomende villawijk van De Haan. De Bredeweg – die centraal door het gebied loopt – ligt maar voor een gedeelte op kreekruggronden, voor een deel ook op oude kleiplaatgronden, maar heeft duidelijk een hogere ligging dan aangrenzende percelen. Het Bredewegzwin loopt erlangs. Dwars op voorgaande takken enkele straten aan die een oost-west richting hebben: Polderstraat, Vlissegemstraat en Kloosterstraat. Langs deze wegen liggen nog diverse kleinere landwegen die toegang bieden tot landbouwpercelen of woningen, hoeves die verder van straat gelegen zijn. De relatie met fysische gesteldheid van ondergrond is voor deze wegen minder eenduidig, maar we stellen toch vast dat ze deels op kreekruggronden gelegen zijn. De samenhang tussen waterloop en weg, zeker langs de drie grote wegen in het gebied, is ook herkenbaar op de kaartdocumenten uit de 16de eeuw en gaat dus waarschijnlijk terug op de middeleeuwse situatie. Wellicht had een weg niet alleen een verbindende functie, maar ook een functie als dijk om het poldergebied verder te compartimenteren in functie van de interne (en misschien zelfs externe) waterbeheersing. Bovendien lopen de grotere waterlopen naast de ‘hoofdwegen’, dus blijkt er ook een opvallende correlatie tussen de grootte-orde van wegen en waterlopen. Bovendien werden sommige waterlopen ook gebruikt voor transport van personen en goederen omdat de polderwegen er vaak (en vooral in winterseizoen) slecht bij lagen. De Nieuwe Steenweg en de Brugse Baan hebben een recht tracé en wijken daardoor af van voorgaande typering. Ze gaan niet terug op middeleeuwse (of oudere) wegtracés, maar werden eind 19de en begin 20ste eeuw aangelegd. De fysische gesteldheid was veel minder bepalend voor hun tracé, maar ze hebben alsnog een historische waarde. De Brugse Baan bijvoorbeeld dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de 19de eeuw. Op de Pourbuskaart was er wel een wegtracé aangeduid langs de Noordede, op kabinetskaart van de Ferraris is er geen weg aangeduid, én op de Vandermaelenkaart (1846-1854) is ze wel duidelijk herkenbaar volgens het huidige tracé. De Nieuwe Steenweg is aangelegd in 1903 om de nieuwe villawijk in de duinen (vandaag bekend onder de naam ‘de Concessie’) te bereiken vanuit het binnenland. De concessie liet toe om de duinen ten noorden van het studiegebied te verkavelen in functie van villabouw.
In het volledige gebied is de percelering zeer grillig en onregelmatig. Waarschijnlijk zijn de vroegere geultjes en kreekjes van het schorrengebied aangewend geworden voor de interne waterbeheersing van de polder en vormt het netwerk van grachten, sloten en waterlopen tussen de percelen restanten en getuigen van de inpoldering van het gebied. In de grachten zelf treffen we vaak rietbegroeiing aan. Helemaal in het zuiden van het gebied is de Noordede met aangrenzende graslanden en (enkele) akkerlanden bijkomend opgenomen in de afbakening. Deze grote en brede polderwaterloop is een historisch belangrijke ader voor de polders ten noordwesten van Brugge. Gedurende de middeleeuwen gebeurde de afvoer van polderwater via de waterloop 'Leet' die in de 16de eeuw omgevormd en aangepast werd tot het Kanaal Brugge-Oostende voor de scheepvaart. Het kanaal kon echter niet meer of te weinig gebruikt worden voor de waterbeheersing van de polders en daarom werd onder andere de Noordede aangelegd, vermoedelijk een aanpassing van een bestaande waterloop. Samen met de Blankenbergse Vaart vormde ze het belangrijkste afvoerkanaal voor het polderwater richting zee. Momenteel is de Noordede een brede waterloop met grillige/kronkelende oevers met rietbegroeiing. In het zuiden van het studiegebied stroomt de Noordede onder de Watergangstraat, door een dubbele bakstenen boogbrug met rechte opstanden, natuurstenen afdekplaat en dito sluitstenen waarin uitgehouwen "WB" en "1853". Het wegdek is geasfalteerd.
De bebouwing is enerzijds geconcentreerd in de dorpskernen en anderzijds verspreid in het gebied. Vlissegem en Klemskerke bevinden zich op de hoger gelegen kreekruggronden en geïnverseerde getijdengeulen, omwille van de drogere waterhuishouding en stabielere ondergrond. Beide dorpen hebben een respectabele ouderdom en worden voor het eerst vermeld in geschreven bronnen uit de volle middeleeuwen (zie verder).
De verspreide bebouwing treffen we aan langs de wegen, soms op enige afstand en dan te bereiken via een (private) toegangsweg. Bewoning op kleiplaatgronden komt nagenoeg niet voor, hoogst waarschijnlijk omwille van de ongunstige bodemgesteldheid (vochtig, onstabiel voor gebouw, ...). Ook de verdwenen bewoningssites concentreren zich langs de wegen (zie verder archeologie). Voor het grootste deel gaat het over landelijke bebouwing (hoeves), maar ook religieus en militair-historisch erfgoed.
Binnen de hoeves onderscheiden we de grote hoeves en kleine hoeves; De grote bestaan vaak uit twee losse bestanddelen (woonhuis, schuur, stal,...), opgesteld in L- of T-vorm rond het erf. Bij enkele wordt het erf aan vier of drie zijden ingesloten door gebouwen. Soms is er rond de gebouwen een walgracht of restanten ervan aanwezig, evenals typische erfbeplanting als bomenrijen, hagen en boomgaarden.
De kleine hoeves zijn vaak van het langgestrekte type waarbij alle onderdelen (woonhuis, schuur, stal,...) in het verlengde van elkaar gebouwd zijn.
Daarnaast treffen we in het gebied ook enkele kapelletjes aan langs de wegen.
Net buiten de dorpskern van Vlissegem (ten zuiden van de Kloosterstraat) treffen we restanten aan van de voormalige kustartilleriebatterij, aangelegd en gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. De bouwwerken (bunkers voor opstelling van geschut, observatiepost, munitieopslagplaats, barakken als manschappenverblijf,....) liggen verspreid en zijn opgetrokken uit baksteen en beton. Sommige zitten gedeeltelijk ondergronds.
Ten zuiden van het dorp Klemskerke, langs de Dorpsstraat, stond tot voor kort de windmolen ‘Dorpsmolen' of 'Geersensmolen’. Door de omliggende bebouwing en vooral de uitdijende bebouwing aan zuidwestelijke zijde is de windvang dermate gehinderd geworden, dat er geopteerd werd om de windmolen te verplaatsen. Hij zou een honderdtal meter meer naar zuiden opnieuw opgericht worden, na restauratie. Op de oorspronkelijke molenwal resteren de teerlingen nog van de molen, en de wal zelf blijft eveneens behouden.
Door de lange ontwikkelingsgeschiedenis en ingebruikname van deze polder treffen we in het gebied ook heel wat archeologisch erfgoed aan, vaak geconcentreerd langs de wegen. Het merendeel betreft sites met walgracht die een vierkantige of rechthoekige vorm hebben. Sommige zijn nog herkenbaar, andere zijn verdwenen maar zijn wel vermeld op oudere kaartdocumenten (zoals Poppkaarten).
Aan de oostelijke en aan de westelijke rand van de polder treffen we respectievelijk het dorp Vlissegem en Klemskerke aan die we als afzonderlijke deelgebieden onderscheiden.
De oudste vermelding van Vlissegem wordt teruggevonden in een document uit het jaar 988, waarin de parochie ‘Fleskengem’ vermeld wordt. Volgende benamingen voor Vlissegem duiken op in geschreven documenten uit de 11de eeuw en later: Flissingehem, Flissinghem, Flissengem. De historische dorpskern is gestructureerd rond de kerk, met centraal de straat ‘Warvinge’ (die tevoren Kerkstraat heette), ‘Dorpsplaats’ en ook de ‘Kloosterstraat’ die uitgeeft op ‘Warvinge'. Centraal staat de Sint-Blasiuskerk, met omgevend kerkhof en witte kerkhofmuur. Daarachter ligt de pastorie, met omwalling. De bomen en struiken er rond markeren deze site duidelijk in de omgeving. Ten noorden ervan ligt lage bebouwing, bestaande uit veelal één bouwlaag onder zadeldak. Deze staan rond het plein nabij kerk en kerkhof, en daarachter in kleine smalle straatjes. De structuur van deze straten is duidelijk herkenbaar op de kabinetskaart van de Ferraris. Ten zuiden van de kerk treffen we eerst enkele huizen aan (zonder erfgoedwaarde) en ook onbebouwde zone met parking. Hier stond vroeger het gemeentehuis van Vlissegem. Verderop ligt een open grasland, momenteel in gebruik als weiland. Dit weiland vormt een centrale open ruimte in het dorp; het wordt in de volksmond ‘de Bilk’ genoemd. Tussen de straat Warvinge en het weiland was er vroeger een gracht, die op aantal oudere kaartdocumenten aangegeven is. Over dit weiland loopt er ook een kerkwegel die start achter de kerk en uitkomt aan de Kloosterstraat, ter hoogte van voormalig klooster met daarnaast dorpsschool. Langs ’Warvinge’ aan de overzijde van de kerk liggen enkele grotere huizen zoals herberg, grote hoeve, burgerwoningen, voormalige brouwerij,... Zeker de grote hoeve genaamd ‘Kapelhof’ is uitzonderlijk gezien de omvang en de grootte. Ook de achterliggende weilanden zijn opgenomen binnen de afbakening omwille van de historische samenhang met het Kapelhof, de bewaarde perceelsstructuur en perceelsrandbegroeiing. Het graslandgebruik en de perceelsstructuur (contour en perceelsindeling) zijn duidelijk herkenbaar op diverse historische kaarten, en zijn tot op heden bewaard gebleven. Op de kaarten van de Atlas der buurtwegen is een duidelijk onderscheid te maken tussen deze percelen en de omliggende, op basis van hun grootte en vorm (blokvormig in contrast met andere smalle langgerekte percelen). Ze worden beschouwd worden als huisweiden van het Kapelhof, met knotbomen en struiken langs de perceelsranden.
Het dorp Klemskerke wordt voor het eerst vermeld in een document van 1003, waarin het benoemd wordt als “Clemeskirca”. De historische dorpskern heeft zich ontwikkeld langs de Vlissegemstraat in omgeving van de kerk, de Clemensstraat en de Dorpsstraat. Binnen de afbakening is enkel het meest gave deel van de dorpskern mee opgenomen, bestaande uit kerk, aanverwante religieuze gebouwen (pastorie, klooster), en hoeve. De Sint-Clemenskerk en kerkhof zijn omgeven door muur en haag. Het ingangspad naar de kerk sluit aan op de Clemensstraat zelf. In de Clemensstraat liggen onder anderer de voormalige pastorie, het zogenaamde “kloosterhof”, en andere dubbelhuizen. Ook de verhoogde dorpswoning langs de Vlissegemstraat (nummer 9), waarvan voorgevel zeer beeldbepalend is voor het plein nabij de kerk, is opgenomen binnen de afbakening. Ten zuidoosten van de kerk ligt er nog een grote hoeve bestaande uit losse bakstenen bestanddelen, rond erf.
Bron: Aanduidingsdossier ankerplaats 'Polders nabij Klemskerke en Vlissegem', definitieve aanduiding 18/12/2009. Agentschap Onroeredn Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Deventer, Wouter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Klemskerke
Is deel van
Vlissegem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Polder Klemskerke en Vlissegem [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135400 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.