erfgoedobject

Poelberg

landschappelijk geheel
ID
135402
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135402

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld landschapsatlasrelict Poelberg
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als erfgoedlandschap Poelberg - Meikensbossen
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Windmolen Poelbergmolen met omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

De ankerplaats ‘Poelberg’ wordt gekarakteriseerd door een duidelijk geprononceerde restheuvel met enkele tongvormige uitlopers. Het aansluitende veld-/bosgebied is beduidend vlakker, waarbij de oude boskern van het Meikensbos-Vijverbos zelfs min of meer in een depressie is gelegen.

Fysische geografie

Reliëf en geologie

Het uitgesproken reliëf, hier als bepalende factor voor de landschappelijke waarden en kenmerken, is in hoofdzaak tot stand gekomen vanaf het einde van het mioceen (circa 7 miljoen jaar geleden), toen de Diestiaanzee zich in deze streken naar het noord-noordoosten heeft teruggetrokken. De vorming ervan is ontstaan uit een langdurig erosieproces waarbij eerder door de zee afgezette en zacht naar het noorden hellende lagen, afhankelijk van hun bestendigheid ten aanzien van weers- en afspoelingsfactoren, in reliëf werden geplaatst. Achtereenvolgens worden voor het gebied de volgende tertiaire lagen uit het eoceen (circa 55 tot 34 miljoen jaar geleden) onderscheiden (onderste en oudste lagen eerst vermeld): Formatie van Kortrijk; Lid van Aalbeke, Lid van Moen (10 tot 40 meter klei en zandhoudende klei) Formatie van Tielt; Lid van Kortemark (tot 17 meter kleihoudende silt met zandsteenbanken en kleilagen) Formatie van Tielt; Lid van Egem (tot 20 meter fijn gelaagd zand afgewisseld met dunne kleilagen) De jongste formaties die kort bij of aan het bovenvlak van de afzettingen onder het kwartaire dek ontsluiten zijn dus de zandhoudende kleiige Formatie van Tielt en daaronder de kleiige Formatie van Kortrijk. De geïsoleerde restheuvel bereikt een hoogte tot circa 45 meter boven zeespiegelniveau. De tongvormige uitlopers dalen af tot circa 25 meter. Als getuigenheuvel is de Poelberg voor het cuestafront van het Plateau van Tielt gelegen, daar waar de meer zandige Formatie van Gent (Lid van Pittem en Lid van Vlierzele) voor een duidelijke reliëfstelling zorgt die reikt tot meer dan 50 meter boven zeespiegelniveau. Door de hoge ligging zijn van op de restheuvel panoramische zichten in de wijde omtrek (tot 40 kilometer ver bij helder weer), in essentie zuidwaarts en zuidwestwaarts over het Mandel-Leiebekken en Schelde-Leie-interfluvium, tot aan de heuvelrij van de Vlaamse Ardennen (Kluisberg, Hotondberg, Muziekberg) en tot voor Doornik (Mont-Saint-Aubert). Noordwaarts en oostwaarts zijn er panoramische zichten op de kamlijn van het centraal Westvlaamse zandleemplateau. Hierop is onder meer het silhouet van de stad Tielt beeldbepalend met de bakens van de watertoren, de Onze-Lieve-Vrouwkerk, het voormalige Minderbroedersklooster, de Sint-Pieterskerk, de Hallentoren en een industriële opslagtoren op het bedrijventerrein Tielt-Noord. Meer oostwaarts zijn op dezelfde kamlijn ook de hooggelegen dorpskerken van Kanegem en Aarsele waarneembaar. Opvallend is de concentratie aan abrupte steilranden op de flanken van de restheuvel van de Poelberg. Deze karakteristieke contourvolgende taluds, ontstaan door natuurlijke regressieve erosie, mogelijk in combinatie met antropogeen grondgebruik, zorgen voor kleine, maar toch opvallende reliëftrappen van een halve tot maximum anderhalve meter.

Bodem

Bovenop het reliëf dat ingesneden is in de afwisselend zandige en kleiige ondergrond, is tijdens de ijstijden van het kwartair (vooral tijdens de laatste ijstijd, ca. 50.000 tot 10.000 jaar geleden) en onder invloed van belangrijke stofstormen met aanvoer van grote hoeveelheden löss, zandige löss en fijn zand, een gevarieerde bodemtextuur tot ontwikkeling gekomen. De löss evolueerde door ontkalking tot een vruchtbare zandleembodem. In de ankerplaats Poelberg komen boven op de restheuvel, waar de kwartaire dekmantel gedeeltelijk weggespoeld is, vooral profielloze, zware en natte zandleemgronden met klei- of klei-zandsubstraat voor. De tongvormige uitlopers van de restheuvel bestaan overwegend uit diepe zandleembodems met zelfs enkele lemig zandige opduikingen en zijn duidelijk lichter, met een verbrokkelde textuur en een evenwichtige vochthuishouding. De lagergelegen gronden nabij het veld-/bosgebied Meikensbos-Vijverbos zijn dan weer beduidend zwaarder en vochtiger, met zowel profielloze als profielhoudende zandleembodems, telkens met klei- of kleizandsubstraat.

Hydrografie

De waterlopen in de ankerplaats behoren tot het Mandel-Leiebekken. Het betreffen de zijlopen van de Marialoopbeek/Krommendijkbeek, met name de Poelbergbeek en de zijloop van de Speibeek, met name de Elsbeek, die respectievelijk in zuidelijke en oostelijke richting via de Oude Mandelbeek uitmonden in de Leie. Opvallend zijn de pleksgewijze bronniveaus die voorkomen in de randzones van de restheuvel. Zij worden gevoed vanuit het contactvlak tussen de dunne kwartaire mantel en het onderliggende zandig-kleiige Lid van Egem dat omwille van de aanwezige dunne kleilagen matig doorlatend en matig watervoerend is. De aanwezigheid van tijdelijke kwelplekken waaruit hellingwater afvloeit is hiermee rechtstreeks te verklaren uit de geologische opbouw in het gebied. Het bronniveau situeert zich grosso modo rond de 35 meter-hoogtelijn, met tijdelijke bronactiviteit nabij hellinggrasland aan de Bergstraat, aan de Sneppewegel en aan de Mankemerriestraat.

Fauna en Flora

Het gebied omvat een rijk geschakeerd cultuurlandschap met akkerland, grasland, bos, ruigte en diverse kleine landschapselementen gebonden aan huiskavels, taluds, (holle) wegen,.... Hierbinnen komen spontane natuurfragmenten voor met corresponderende ecotooptypes. De biologisch meest waardevolle ecotooptypes situeren zich bij de bosrestanten van het Meikensbos-Vijverbos en enkele omgevende bosrestanten die bestaan uit fragmentair zuur eikenbos en essen-olmenbos. Deze bostypes dragen plaatselijk nog een typerende oud bos-flora met onder meer gele dovenetel, valse salie, grote wederik, adelaarsvaren en bosanemoon. Deze bossen vormen ook de geschikte biotoop van meerdere diergroepen, waaronder dag- en nachtroofvogels, zangvogels, kleine zoogdieren en dagvlinders. Ook de recente spontane ontwikkeling van enkele bremstruwelen draagt bij tot structuurdiversiteit. Buiten de bosfragmenten zijn de ecotooptypes minder gevarieerd. Niettemin vertonen de verspreide graslanden wel nog enkele schaarse natuurfragmenten, bijvoorbeeld onder de vorm van steilranden, kwelplekken en enkele veedrinkpoelen. Deze karakteristieken komen enkel voor bij historisch permanent grasland (graasweide) en zijn onder meer van belang voor amfibieën en watergebonden insecten. Lijn- en puntvormige elementen komen voor onder de vorm van opgaande bomenrijen met eik, es en populier, onder meer als dreefstructuren in en rond het boscomplex Meikensbos-Vijverbos en van hagen, hoogstamboomgaarden, houtkanten, knotbomenrijen en struwelen bij verspreide perceelsranden, taluds en bermen van (holle) wegen, niet zelden in de nabijheid van hoeves.

Cultuurhistorie

Vroege bewoning en eerste nederzettingen

Binnen het gebied zijn voorlopig geen sporen van pre-middeleeuwse nederzettingen bekend. In de beschikbare literatuur zijn ook geen aanwijzingen voor vroege bewoning ouder dan 14de-15de eeuw. De oudste sporen van vaste bewoning verwijzen voorlopig naar de laat-middeleeuwse hoeves Gruuthuse of Tielt-ten-Hove en Goed te Karels. Naar analogie met andere markante heuveltoppen moet aan de Poelberg echter wel een hoge vondstverwachting voor vroeghistorische sporen worden toegekend, temeer daar ook op de nabijgelegen kamlijn van het Plateau van Tielt, die zich uitstrekt van Hooglede tot Vinkt, achtereenvolgens via Gits en Lichtervelde over Koolskamp, Egem-kapelle, Egem, Pittem, Tielt, Kanegem en Aarsele, diverse sporen uit de steentijden (vanaf circa 2,5 miljoen jaar geleden) zijn gekend. Voorlopig zijn voor de Poelberg slechts losse en niet-geregistreerde vondsten van vuurstenen artefacten (fragmenten van gepolijste bijlen en pijlen, schrabbers,…) bekend en geen echte nederzettingssporen. Mogelijk houdt dit laatste ook verband met de moeilijke bewerkbaarheid van de kleiige bodem bovenop de restheuvel. Ook een sluitende naamsverklaring voor het toponiem Poelberg is er niet direct. Vermoed wordt dat een verbastering van het voormalige Goed Ten Poederberghe, tussen 1415 en 1636 vermeldt als een achterleen van de Heerlijkheid Gruuthuse of Tielt-ten-Hove, aan de oorsprong kan liggen.

Bodemgebruik en ontginning

In historisch-geografisch opzicht kan de ankerplaats beschouwd worden als een oud cultuurlandschap met verspreid ook enkele recentere occupatiepatronen. De oudere kenmerken met historisch open bouwland uit een middeleeuwse ontginningsfase situeren zich voornamelijk rond het historische leenhof Gruuthuse of Tielt-ten-Hove en nabij de hoeve Goed te Karels, respectievelijk ten noordwesten en ten oosten van de restheuvel. Het open bouwland ten noorden van het leenhof Gruuthuse of Tielt-ten-Hove wordt geassocieerd met de Gruuthusekouter en kan beschouwd worden als de oudste ontginningskern binnen het gebied. Daartegenover vertoont het areaal met verspreid akker- en weiland, oud bosfragmenten en recente bosaanplantingen rond het veld-/bosgebied Meikensbos-Vijverbos duidelijk jongere ontginningskenmerken. Het is als dusdanig te associëren met de oostelijke kern van het voormalige Hoenderveld dat zich uitstrekte van het grensgebied Oostrozebeke-Dentergem tot het grensgebied Tielt-Aarsele-Dentergem. Naar analogie met de ontginningsgeschiedenis van de meeste noordvlaamse wastines bleef dit gebied tot na het einde van de 18de eeuw buiten het eigenlijke landbouwareaal gelegen. Allicht gezien de problematische bodemgesteldheid werd dit wastine-areaal niet tot vruchtbaar akkerland omgezet. Enkele dreefrestanten rond het Meikensbos-Vijverbos, minstens teruggaand tot het einde van de 18de eeuw, verwijzen naar de eerste systematische ontginningsfase van dit eertijds uitgestrekte wastine-areaal . Vanaf het midden van de 19de eeuw, toen de plattelandsbevolking bleef stijgen en het kleinschalig landbouwbedrijf toonaangevend was, is de ontginning van het veld-/bosgebied meer systematisch aangepakt. Dit proces zet zich versterkt door toen op het einde van de 19de eeuw de kunstmest ter beschikking stond. De boskern rond het Meikensbos-Vijverbos beslaat omstreeks 1850 nog circa 45 ha en houdt stand tot aan het begin van de 20ste eeuw. Bosexploitatie tijdens en na de beide Wereldoorlogen herleiden deze oppervlakte tot minder dan 10 ha. Omstreeks 1975 blijft nog maar een kleine 5 ha bos over en in 2000 uiteindelijk nog maar 3 ha. Op enkele percelen blijven geknotte hoekbomen van het voormalige bosareaal gespaard. Net naast de langst resterende boskern is ook nog een klein boswachtershoevetje bewaard.

Bewoning en bedrijvigheid

De oudste vaste bewoningkernen corresponderen met het leenhof Gruuthuse en het Goed te Karels, respectievelijk aan de Wakkensesteenweg en de Dentergemstraat. Het leenhof Gruuthuse is het enige gedecentraliseerde grafelijke leenhof van de Heerlijkheid Gruuthuse of zogenaamd Tielt-ten-Hove. Dit leenhof is als hoeve opgericht in de 14de eeuw en via de ammanie van Tielt afhankelijk van het grafelijk kasteel van Kortrijk. Deze invloedrijke heerlijkheid was een van de talloze eigendommen van de graafgezinde Heren van Gruuthuse uit Brugge. Eventueel zou de site ook nog verder terug kunnen gaan op een oudere, meerledig omwalde constellatie met een vroeg verdwenen kasteel. Het huidige nabijgelegen landhuis met kasteelallures ten oosten dateert evenwel pas van 1957. Het Goed te Karels vormt een oorspronkelijk achterleen van de Heerlijkheid Gruuthuse of Tielt-ten-Hove en wordt voor het eerst vermeld halfweg de 15de eeuw, en is op een bijzondere manier ontsloten door twee lange dreven. Beide grote en eertijds omwalde hoeven hebben een duidelijke link naar vroege landbouwontginningen en getuigen met hun losse opstellingen van woonhuis, schuren en stallen van een typische bouwtrand in de zandleemstreek. Ook aan de Katteknok is nog een grotere hoeve met losse opstelling bewaard. Typerend is ook dat zowel op grote als kleine hoeves afzonderlijke aardappelkelders voorkomen. De meeste van deze koepelvormige bewaarruimten dateren uit het einde van de 19de eeuw. Bekend is dat de landbouwgronden met een diep zandleemprofiel zeer bodemgeschikt zijn voor aardappelteelt. Deze teelt is in de regio geïntroduceerd op het einde van de 17de eeuw en werd een echt succesverhaal, waarbij deze ideaal werd ingeschakeld in het teeltplan van een groeiend aantal landbouwbedrijven in de 18de en 19de eeuw. Dit illustreert tegelijk het hoge niveau van intensieve, grondgebonden landbouw in de Tieltse regio. De Poelbergmolen, die minstens teruggaat op een houten staakmolen uit 1668, is heropgebouwd in 1726 en vormt het meest kenmerkende symbool van bedrijvigheid binnen dit gebied. De windmolen was lange tijd eigendom van de bekende Tieltse burgemeestersfamilie Mulle de Terschueren. Tegenover de houten molen op bakstenen teerlingen is de voormalige, in oorsprong minstens 18de-eeuwse molenaarshoeve bewaard. Aansluitend bij deze nog steeds actieve bedrijfszetel, wordt eind de 19ee eeuw een stoomgraanmolen opgetrokken. In 1945 is deze industriële maalderij omgevormd met een dieselmotor. Bijgevolg zijn in dit windmolenbedrijf talrijke technologische evoluties herkenbaar. De combinatie van een sterke landbouwbedrijvigheid op betere gronden enerzijds, een trage industrialisatiegraad in de regio en een resterend veld-/bosgebied op minder vruchtbare gronden anderzijds, blijkt in dit gebied een betekenisvolle lokalisatiefactor te zijn geweest voor de huisvesting van dagloners. Dit uit zich in een grote concentratie aan inmiddels verdwenen landarbeiderswoningen of zogenaamde kortwoonsten. Van halfweg de 19de eeuw is op en rond de Poelberg een cluster van ongeveer een 45-tal bewoningslocaties bekend, die meestal uit twee, soms uit drie tot zelfs vier wooneenheden bestaan. Hiervan zijn minstens een 30-tal locaties bekend als verdwenen bebouwing. Binnen het gebied zijn slechts enkele landarbeiderswoningen in min of meer herkenbare vorm bewaard gebleven. De marginale activiteiten van de dagloners bestonden onder meer uit huisnijverheid (spinnerij op weefstoelen), loondienst in het oogstseizoen, houtkap en strooiselroof in het winterseizoen, vaak ook afglijdend in illegale praktijken als houtschenderij, landloperij en bedelarij. De rampzalige plattelandscrisis van 1845-1850 met hongersnood (misoogsten en strenge winters), ziekte (tyfus) en werkloosheid (verzadiging van de lijnwaadmarkt) sloeg niet toevallig vooral toe bij de arme daglonersgezinnen. Het landelijk gebied van de Poelberg geldt –precies omwille van de toenmalige bewoningscluster- als een toonbeeld van desastreus Vlaams pauperisme. De betrokken plattelandsgemeenten Aarsele en Dentergem kenden in 1847 bijvoorbeeld de hoogste sterftecijfers van West-Vlaanderen. Van hieruit, en onder impuls van de lokale Deken Marcellinus Darras (1799-1855) en de gevestigde Tieltse moederkloosters onder leiding van de gezusters Van Biervliet, werden landelijke bedeltochten en persacties tegen hongersnood en werkloosheid opgezet. Ook relevant dicht- en toneelwerk is hierover bewaard gebleven.

Onderwijs en devotie

Een uitzonderlijk kenmerk binnen dit gebied wordt gevormd door het aspect van het landelijk religieus erfgoed. In eerste instantie wordt dit ingevuld door de site van de Koortskapel aan de Tieltseweg te Dentergem. De oude Koortskapel of in de volksmond ‘Kutskapel’ gaat in oorsprong minstens terug tot het einde van de 17de eeuw, toen vermeld als ‘Chapelle de la Grande Cène’. Er wordt niet uitgesloten dat de kapelsite teruggaat op een bezielde en sacrale plek die later is gekerstend. De nabijheid van de Poelbergbeek en haar brongebied kan eveneens in verband gebracht worden met zuiverheid en bijgevolg koortswerende eigenschappen. De kapelsite, op de kaart van de Ferraris (1771-1778) aangeduid als ’Hoenderveldt Capelle’ kent een uitbreiding met een merkwaardige 18de-eeuwse kapelletjesommegang met een 14-tal staties en een herberg. Het befaamde bedevaartsoord maakt binnen de Dentergemse Sint-Stephanusparochie deel uit van een ommegangtraditie. In de nabije omgeving wordt een opvallende concentratie aan oude opgaande of geknotte bomen aangetroffen, die mogelijk ook in verband kunnen staan met de bezwering van koorts. Een andere exponent van het religieus erfgoed wordt gevormd door het Poelbergschooltje, ontstaan uit een in 1845 opgerichte kantklosschool. Deze privéschool is gesticht door de Familie Van Hullebusch en is steeds nauw verbonden geweest met de kloostergemeenschap van de Zusters van Geloof die verspreid over Tielt talrijke vestigingen hebben uitgebouwd. In 1881 is er als zogenaamd bijhuis de basisschool ‘De Hoop’ in ondergebracht. Beide onderwijsvormen passen in een caritatieve poging om het toen door hongersnood, ziekte en werkloosheid geteisterde platteland te doen heropleven en godsdienst en beschaving bij te brengen. De intenties om rond de Poelberg ooit een heuse parochie uit te bouwen bleven echter steken. Zelfs de bouw van de neogotische Sint-Annakapel, een devoot initiatief uit 1864 van de Familie Vandermeulen-Mulle de Terschueren, is onafgewerkt gebleven. De grote, hoge kapel, vreemd genoeg ingeplant net naast de oude Koortskapel (zie hoger), is immers nooit ingewijd en is tenslotte slechts als ruïne bewaard. Uiteindelijk is enkel rond de florerende Tieltse stationsbuurt een nieuwe parochie gesticht. Als late compensatie krijgt het stilaan ontvolkte gehucht in 1938, met de resterende bouwmaterialen uit de werf van de Tieltse Onze-Lieve-Vrouwkerk, een heuse Onze-Lieve-Vrouw van Lourdesgrot en groeit de Poelberg aan Tieltse zijde eveneens uit tot een gekend bedevaartsoord. De onderwijsactiviteiten op de Poelberg zijn afgebouwd in 1985 en sluiten daarmee een kleinschalig educatief project af dat 140 jaar lang heeft standgehouden. Verspreid over het gebied worden nog meerdere kapellen aangetroffen, waaronder de kleine 18de-eeuwse St.-Apolloniakapel in de Dentergemstraat, de kleine laat 19de-eeuwse Onze-Lieve-Vrouw Troost-in-Nood-kapel in de Putterijstraat, de grote laat 19de-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwkapel van Altijddurende Bijstand in de Ankelaarstraat en een zeer recente kapel gewijd aan de Heilig Familie in de Bergstraat.

Verbindingen en verkeer

Onder het oudste wegennet worden hier geen hoofdverbindingswegen onderscheiden, behalve aan de westzijde, waar de huidige Wakkensteenweg, langsheen het voormalige leenhof Gruuthuse of Tielt-ten-Hove zich heeft ontwikkeld tot steenweg tussen Tielt, Wakken en Anzegem. Het oorspronkelijke bochtige tracé van deze steenweg is plaatselijk gewijzigd. Ook enkele kleinere wegtracés kunnen tijdelijk geëvolueerd zijn tot handelsverbindingen, onder meer tussen de stad Tielt en Oeselgem waar zich een losplaats aan de Leie situeerde. Het bewaarde wegennet is grotendeels oorspronkelijk en volgens vrijwel ongewijzigde tracés. Nabij de restheuvel van de Poelberg vertoont de Dentergemstraat een afwijkende holle wegstructuur. Enkele andere wegen, waaronder de Mankemerriestraat zijn gesitueerd aan de onderkant van een steilere helling. Een aantal voetwegverbindingen zijn eerder recent verdwenen of gedeeltelijk in onbruik geraakt, onder meer de Poelbergmolenwegel en een gedeelte van de Sneppewegel alsook enkele lokale doorsteken. De Mankemerriewegel is bewaard gebleven, maar plaatselijk omgeleid. Oorlogen en vernielingen Het platteland ontsnapt niet aan de talloze vernielingen tijdens de 17de- en 18de-eeuwse bezettingsoorlogen, waarbij vee en oogsten worden opgeëist, hoeven worden geplunderd, bossen worden beschadigd en de streek gedeeltelijk ontvolkt. Ook de Poelbergmolen, met oudst gekende vermelding uit 1668, moet na achtereenvolgende vernielingen, meerdere malen heropgebouwd worden. Tijdens de beginfase van de Tweede Wereldoorlog heeft de Poelberg een rol van betekenis gespeeld voor zowel het Belgisch leger als voor de Duitse troepen in opmars. Voor het Belgisch leger heeft de zuidflank van de Poelberg als observatiepost gefungeerd ter verdediging van de Leie- en Mandelvlakte. Een Belgisch hoofdkwartier met telegrafie- en commandoposten ter hoogte van de Putterijstraat wordt door een strategische Duitse luchtaanval volledig uitgeschakeld, met als balans 15 militaire slachtoffers. Vervolgens fungeert de noordflank van de Poelberg tijdens de laatste fases van de 18-daagse veldtocht als vuurleidingstelling voor de artilleriebeschietingen van de Duitse stoottroepen op het Tieltse stadscentrum, waarbij ook talrijke burgerslachtoffers zijn gevallen.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.

  • BAUTERS L. 1989: Kracht van wind en water, molens in Vlaanderen, Davidsfonds Leuven, 287.
  • BEKAERT E. & VERCRUYSSE V. 1987: Kapellen aan de Poelberg, De Paelwulghe 5.2, 8-20.
  • BEKAERT E. 1990: Pieter-Jan Buyssens of de tribulaties van een Dentergemse veldwachter, 1815-1848, De Roede van Tielt 21.1, 2-24.
  • DAELS L., NIJS R. & VERHOEVE A. s.d.: De Leie en Mandel, excursiebundel Laboratorium voor Regionale Geografie en Landschapskunde, Universiteit Gent, 10 + figuren.
  • DE BO L. ca. 1855: ’t is koud op den Poelberg’, gedicht over de plattelandscrisis in Tielt.
  • DEMARRE M.-P. 2006: de vrome (ge)zusters Van Biervliet, De Roede van Tielt 37.2, 82-91.
  • DENOLF A.-G. 2003: ‘Arm Vlaanderen’ – demografische aspecten van de crisisjaren 1840 in Aarsele, De Roede van Tielt 34.3, 159-164.
  • DESMET B. 1983: Het Vijverbos Dentergem, biotoopstudie CVN, 24.
  • IMPE A. 1951: De koortskapel en Sint-Annakapel te Dentergem, Handelingen Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk 24, 1950-1951, 174-192.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, in KUNSTPATRIMONIUM VAN WEST-VLAANDEREN, deel 9, Lannoo Tielt, 360-364.
  • HOLLEVOET F. 2002: Tielt feodaal, De Roede van Tielt 33.3, 87-134.
  • LAMBRECHT T. & OSTYN R. 2009: Herstel, groei en transitie (18e eeuw), in BILLIET J. (red.) De Geschiedenis van Tielt, een nieuwe kijk op een rijk verleden, Lannoo Tielt, 140-177.
  • LOOTENS M. 1974: Morfologische kartering in het Mandel-Leiegebied, werkstukken Nationaal Centrum voor Geomorfologie 14, 56-63.
  • LOOTENS M. 1976: Bijdrage tot de kennis van de geomorfologie in het Mandel-Leiegebied, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Universiteit Gent.
  • LOOTENS M. 1978: L’évolution morphologique quaternaire de la vallée de la Lys en de la Mandel, Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies 47, 159-190.
  • MARTENS M. 2003: Mei 1940, de regio Tielt in de vuurlinie, Roede van Tielt, 392.
  • OSTYN R. 2002: De Familie Mulle de Terschueren en haar woning in Tielt, De Roede van Tielt 33.2, 39-81.
  • OSTYN R. 2009: Tielt tussen prehistorie en Vroegmoderne Tijd, in BILLIET J. (red.) De Geschiedenis van Tielt, een nieuwe kijk op een rijk verleden, Lannoo Tielt, 22-73.
  • VAN BIERVLIET 1847: Souvenir de l’hiver 1846-47 en Flandre, scène champêtre, toneelstuk over de hongersnood en armoede in de Tieltse regio.
  • VANLANDSCHOOT R. 2009: De lange Negentiende (1780-1900), in BILLIET J. (red.) De Geschiedenis van Tielt, een nieuwe kijk op een rijk verleden, Lannoo Tielt, 22-73.
  • VANSTEENBRUGGE H. 2010: In het spoor van de looverscharters, tekst bij de wandelbrochure Bewegen langs trage wegen – 11 wandelingen in eigen streek, De Torenvalk vzw.
  • VERHOEVE A. & DAELS L. 2009: Het Tieltse landschap, een opengeslagen boek, in BILLIET J. (red.) De Geschiedenis van Tielt, een nieuwe kijk op een rijk verleden, Lannoo Tielt, 10-21.

Bron: Aanduidingdossier Ankerplaats 'Poelberg' definitieve aanduiding 02/05/2012. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Himpe, Koen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Poelberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135402 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.