erfgoedobject

Polygoonbos en Reutelbeekvallei

landschappelijk geheel
ID
135406
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135406

Juridische gevolgen

Beschrijving

Dit gebied ligt op het IJzer-Leie interfluvium dat hier gevormd wordt door een heuvelrug die van Moorslede (in het noordoosten) loopt tot Heuvelland (in het zuidwesten). De kamlijn van deze heuvelrug bereikt in dit gebied hoogten tot +5 7m TAW (ten noordoosten van het Polygoonbos), terwijl de vallei van de Reutelbeek zich op een hoogte van ongeveer +40 m in het westen en +30 m TAW in het oosten bevindt. Gezien de strategische ligging van het gebied in de omgeving van Ieper, was dit gebied het toneel en de inzet van verschillende gevechten gedurende de Eerste Wereldoorlog.

Fysische geografie

Geologie

Op de geologische kaart valt duidelijk het interfluvium van Leie- en IJzervallei op. Deze hoger gelegen rug wordt gekenmerkt door een ondergrond van tertiaire afzettingen (onder eoceen) in casu uit de Formatie van Tielt, die hier overwegend bestaat uit een 20-30 m dik pakket kleihoudend zand, met kleilagen en soms zandsteenbanken. Aan de zuidrand van deze rug bevindt zich een smalle strook afzettingen uit het Lid van Aalbeke. Deze smalle strook kenmerkt een vrij steil verloop van de top van de tertiaire afzettingen aan de zuidzijde van deze rug. Aan de noordkant verloopt de rand van de rug veel geleidelijker, wat duidelijk merkbaar is aan de veel bredere dagzoom van het relatief dunne Lid van Aalbeke (homogene blauwe zware klei; 12-15 m dik). Op de hoogste delen van de rug komen ook afzettingen voor uit de Formatie van Gentbrugge (20 m dik pakket van overwegend grijsgroen, glauconiethoudend fijn zand, met kleilenzen). De consequente heuvelrug van Zonnebeke tot Moorslede, waarvan het gebied deel uitmaakt, vormt een overblijfsel van het midden-pleistoceen terrasniveau van Kruishoutem. Dit +60 m terrasniveau wordt ontsloten even ten westen van dit gebied namelijk in de Nonnebossen te Zonnebeke. Over het algemeen schommelt de dikte van het kwartair op het IJzer-Leie interfluvium rond de 5 m. In gebieden met steile hellingen kan de dikte echter beduidend variëren als gevolg van het afschuiven van aanzienlijke pakketten bodemmateriaal.

Hydrografie en geomorfologie

Als gevolg van een afwisseling van kleiige en zandige lagen in de Tertiaire afzettingen zijn sommige aardlagen watervoerend. Waar een zandlaag op een licht hellende kleiige/lemige laag rust en beide dagzomen vormt zich meestal een bronniveau. Waar op geringe diepte een weinig doorlatende laag aanwezig is, staat het landschap vaak onder invloed van tijdelijk stuwwater. In het gebied gebeurt de afwatering bijna uitsluitend via de Polygone-, de Reutelbeek en een onbenoemde zijbeek hiervan (nabij Zwaanhoek) en via de Hanebeek. Alle beken in het gebied behoren tot het hydrografisch bekken van de Leie, behalve de Hanebeek die tot het IJzerbekken behoort.

Door terugschrijdende bronerosie wordt de heuvelkam door smalle valleitjes versneden (brondalhoofden). Tussen het Polygoon- en het Reutelbos zijn er langs de hellingen verschillende kwelzones en heeft de diep ingesneden Polygonebeek er een enigszins kronkelend verloop. Nabij Zwaanhoek en Beselare Berg heeft de onbenoemde beekvallei een asymmetrische vorm met de steilste flanken langs de oostzijde, nabij de dorpsrand.

Cultuurhistorie

Bewoningsgeschiedenis en grondgebruik

De centrale heuvelrug was reeds in het neolithicum bewoond. In de Romeinse tijd lag de heirweg Brugge-Rijsel in de buurt. Nabij het dorp van Beselare was er een Gallo-Romeinse nederzetting. De bewoning lijkt van de 1ste tot de 3de eeuw na Christus te dateren met nadruk op de 2de eeuw. Mogelijk gaan de tracés van de Oude Kortrijkstraat en Oude Wervikstraat terug op Romeinse wegen. Het gebied ten noorden van 'Polygoonbos en Reutelbeekvallei', werd al tijdens de vroege middeleeuwen eerst clandestien en nadien (11de -12de eeuw) meer systematisch ontgonnen. Aldus behoort dit gebied (ondermeer met Ieper) tot de oudste ontginnings- en nederzettingskernen van West-Vlaanderen (vroegmiddeleeuws, Karolingisch). De heuvelrug bleef vermoedelijk grotendeels bebost en was een dunbevolkt gebied. Door de nood aan landbouwgrond voor voedselvoorziening werd de antropogene druk op het bosgebied tijdens bepaalde periodes waarschijnlijk sterk opgevoerd (Ieper had als nabijgelegen stad een hoog bevolkingscijfer). De Oude Kortrijkstraat -zoals de naam al aangeeft- is de oude verbinding tussen Ieper en Kortrijk langs Beselare over gehucht Ter Hand en Moorsele. Zij wordt voor het eerst vermeld in 1295 en bleef een belangrijke verkeersas tot de aanleg van de meer zuidelijk gelegen ‘Kalsijde’ via Menen in 1757. Het belang van de Oude Kortrijkstraat wordt benadrukt door de andere historische wegen die hierop aantakken (dreef naar de abdij van de Nonnenbossen en het kasteel van Beselare). Tevens was de Oude kortrijkstraat de parochiegrens tussen Geluveld en Zonnebeke. De Oude Wervikstraat dwarste de Oude Kortrijkstraat bij het huidige weggehucht Reutel, daarbij een noord-zuidgerichte interfluviale heuvelrug volgend. De bossen tussen de dorpskom van Zonnebeke en het huidige Polygoonbos waren eigendom van de Augustijnerabdij van Zonnebeke (1112-1796). Op de kabinetskaart van de Ferraris is het huidige Polygoonbos als kreupelhout weergegeven, en was er heide/wastine aanwezig. In 1797, tijdens het Frans bewind werden de voormalige abdijbossen (331 ha) ingelijfd bij het staatsdomein. Onder het Hollands bewind (1815-1830) werd een ‘Amortisatie-syndicaat’ opgericht met als taak deze staatsdomeinen te verkavelen en te verkopen. Het bos werd in vijf loten verdeeld en één lot van ongeveer 69 ha, waarschijnlijk het meest onvruchtbare, vond geen koper. Dit lot werd op de kadastrale legger van 1829 ‘Polygone’ genoemd vanwege zijn karakteristieke begrenzing. Tot op heden bleef dit gebied staatsdomein en bos. De rest (circa 261 ha) werd, met uitzondering van ongeveer 30 ha, in de tweede helft van de 19de, begin 20ste eeuw ontbost en in akker- en weiland omgezet. Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag het gebied in de frontlinie en werd het grondig verwoest: de gebouwen vernield, bossen zwaar beschadigd, boomgaarden, bomenrijen en hagen verdwenen voorgoed uit het landschap. Tastbare getuigen van het oorlogsgeweld zijn de oorlogsmonumenten, herdenkingstekens en militaire begraafplaatsen. Behalve de bewust opgerichte gedenktekens en de begraafplaatsen Buttes New British en Polygon Wood Cemetery zijn er in het gebied ook nog verschillende goed bewaarde Eerste Wereldoorlog-relicten aanwezig namelijk betonnen bunkers en schuilplaatsen. Vandaag is het grondgebruik behalve bos (Polygoonbos, Hazebos, Vijverbos en Reutelbos), vooral akkerland op de hoger gelegen delen en, in afnemende mate, weiland in de valleien van de Polygonebeek en Reutelbeek. De bewoningsdichtheid is laag en woningen zijn vooral gegroepeerd nabij het weggehucht ‘Reutel’. Verder zijn er enkele verspreid gelegen hoeven aanwezig.

Beschrijving van de onderscheiden landschapsentiteiten

Binnen het gebied zijn op basis van zowel verschillen in het abiotische en biotische milieu als op basis van de historische landschapsontwikkeling (antropogene invloeden), drie deelgebieden onderscheiden: het Polygoonbos, het valleigebied Reutelbeek en het weggehucht Reutel.

Polygoonbos

Het deelgebied omvat de hoogste en vandaag nog altijd beboste delen van de heuvelrug. De ondiep aanwezige Tertiaire klei- en zandlagen hebben een duidelijke invloed op de bodemgesteldheid. De lagen kunnen onderling zowel verticaal als horizontaal snel wisselen. Het Polygoonbos staat voor het overgrote deel op matig droge of natte lemig-zandgronden en licht-zandleemgronden zonder bepaalde profielontwikkeling. Silexkeien zijn wijd verspreid en duidelijk aanwezig nabij het bodemoppervlak (vergelijk Terras van Kruishoutem). In de tweede helft van de 18de eeuw kwamen in het bos twee heideachtige wastines voor: het ‘Luizenboomveld’ circa 20 ha groot in het zuidwesten en een kleiner gebied in de buurt van de huidige Veldhoek. Mogelijk was de toenmalige situatie het resultaat van een dynamisch spanningsveld en evenwicht tussen ‘duurzame’ bosexploitatie (bos als leverancier van brand-, gerief-, timmerhout) en bosdegradatie (door andere al dan niet gereguleerde bosgebruiken in casu beweiding) dat misschien al sinds de volle middeleeuwen (bloei van de Stad Ieper) bestond en naargelang de antropogene druk in de ene of andere richting evolueerde: in perioden van verminderde antropogene druk in het voordeel van bos en in het andere geval in het voordeel van wastine. In 1825 was het ‘Bosch van Zonnebeke’ 331 ha groot en bestond het hoofdzakelijk uit hakhout van eik, els, hazelaar, berk en wilgen. Hoogstammige loofbomen waren eik, beuk, abeel, els en es. De omlooptijd van het hakhout bedroeg 10 jaar. Na 1830 nam het belang van hakhout af ten voordele van hoogstammig hout (Beel, 1978). De in Ieper gekazerneerde Hollandse soldaten kwamen in het bos oefenen en na 1830 nam het Belgisch leger deze gewoonte over. De benaming ‘Polygone’ zou ook naar het gebruik als militair oefenterrein verwijzen. In het bos werd een hippodroom aangelegd voor de vermaarde Ieperse ruiterijschool. Door het Belgisch leger werd in de noordoostelijke hoek van het bos ook een schietstand opgericht die bestond uit een berm van 90 m lang en ca. 7 m hoog, zogenaamd ‘den Doel’ of door de Franstaligen ‘butte’ genoemd. De drie belangrijkste elementen van het ondertussen 8,32 ha groot oefenveld waren in 1874 een rechtlijnige brede dreef van 1 km lengte voor schietoefeningen (Doeldreef), de schietheuvel op het oostelijk uiteinde van de dreef en een ellipsvormige oefenrenbaan voor de ruiterij.

Eind 19de eeuw was het Polygoonbos door dreven in vier blokken opgedeeld. In 1845 en 1846 werden de gronden rond het oefenterrein (Luizeboomveld) door het ‘Bestuur van Waters en Bossen’ volledig bezaaid met grove den. Maar het inzaaien had maar gedeeltelijk succes en van 1891 tot 1904 werden de slechtste percelen kaal gekapt en herbeplant met in hoofdzaak grove den, en verder Europese lork en zomereik. In de best groeiende percelen werd beuk als onderetage bijgeplant. Tussen 1872 en 1882 werden aanvragen van grondeigenaars om het gebied te ontbossen en te verkavelen door de overheid geweigerd om zowel militaire als om landbouwkundige redenen (marginale gronden).

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog bestond een aanzienlijk deel van het bos uit naaldhout, in de vallei van de Polygonebeek domineerde het loofhout (topografische kaart 1925). Omwille van zijn strategische ligging op de heuvelrug werd het Polygoonbos tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijk steunpunt van de ‘Ypres Salient’. Het zou dan ook vaak van bezetter veranderen. Tijdens de Eerste Slag bij Ieper werd er zwaar gevochten. Duitse eenheden trokken er zich in november 1914 terug maar werden genadeloos afgemaakt door de Britse en Franse artillerie. Het Polygoonbos werd in de eerste oorlogswinter door geallieerde troepen bezet, de Duitse frontlijn liep net ten oosten en zuiden van het bos. Tijdens de Tweede Slag bij Ieper (1915) zagen de Britse troepen zich genoodzaakt zich terug te trekken en de Duitsers konden het bos 2 jaar lang bezetten en bouwden het uit tot een stevig bastion inclusief een Duitse militaire begraafplaats ‘Kriegerfriedhof Am Polygoonwald’. Van deze infrastructuur zijn verspreid over het deelgebied nog verschillende relicten aanwezig, vooral de betonnen constructies bleven bewaard. Tijdens de Derde Slag bij Ieper kon de 5deAustralische divisie het Polygoonbos veroveren op 26 september 1917. Toen werd gestart met de aanleg van de Britse militaire begraafplaats Polygon Wood Cemetery, aansluitend bij de bestaande Duitse militaire begraafplaats. Tijdens de laatste oorlogswinter zouden in en om het Polygoonbos nog vele slachtoffers vallen. In februari 1918 arriveerden de Nieuw-Zeelanders. In april leidde het Duitse Lente-Offensief opnieuw tot de geallieerde terugtrekking uit het bos. Toen het Geallieerde Bevrijdingsoffensief van start ging op 28 september 1918, viel het Polygoonbos dezelfde avond in handen van de ‘9th (Scottish) Division’. De Duitse krijgsgevangenen werden ingezet om de vele lijken te verzamelen en te begraven. Zo werd het Polygon Wood Cemetery en het Kriegerfriedhof Am Polygoonnwald uitgebreid en ontstond het Buttes New British Cemetery. De Doel-heuvel die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd ondermijnd en omgewoeld, werd na de oorlog hersteld en bekroond met de 5th Australian Division Memorial: een granieten obelisk. Aan de voet ervan ligt de Buttes begraafplaats met zuilengalerij als Missing Memorial voor 383 vermiste Nieuw-Zeelandse officieren en manschappen. Polygon Wood Cemetery werd na de wapenstilstand uitgebreid. De Duitse begraafplaats verdween in 1955. Alle graven werden overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaatsen van Menen of Langemark. Polygon Wood Cemetery vormt zowel inhoudelijk als op architecturaal vlak één geheel met het vlakbij aangelegde Buttes New British Cemetery. Beiden zijn aangelegd door Charles Holden (hoofdarchitect) en W.C. Von Berg (uitvoerend architect).

In de periode 1921-1923 werd het bos heraangeplant met grove den. Rond het bos werd een 4 m brede loofhoutsingel (o.a. met Amerikaanse eik, tamme kastanje, valse acacia) aangeplant die tot op vandaag als hakhout wordt beheerd. Rond 1941 werd langs beide zijden van de Doeldreef groene en rode beuk aangeplant. Het Polygoonbos bestaat nu hoofdzakelijk uit het zure eikenboshabitattype met vaak dominantie van naaldbomen. De kruidlaag wordt overheerst door adelaarsvaren en bramen. In het brongebied van de Polygonebeek zijn fragmenten van het zeldzame mesotroof elzenbroekbos aanwezig. In de voorbije decennia is er behalve voor houtproductie ook oog geweest voor het behoud van een vochtig heiderelict. Recent (2007-2010) zijn in het bos een aantal naaldhoutbestanden gekapt en geplagd met de bedoeling om zowel de specifieke biodiversiteit van de heideachtige wastine als een herinnering aan het historisch landschap te herstellen. Als recurrente beheermaatregel is behalve kleinschalig plaggen gekozen voor schapenbegrazing, hierbij eveneens refererend aan een mogelijk oud landbouwgebruik.

Valleigebied Reutelbeek

Dit deelgebied sluit in zuidoostelijke richting aan op het Polygoonbos. De bodem bestaat hier vooral uit lemig-zandgronden met niet zelden een ondiep aanwezig tertiair klei-zand substraat. Ook hier zijn veel keien aanwezig (Terras van Kruishoutem). Het op de helling gelegen Reutelbos staat grotendeels op deze gronden. Nabij Beselare zijn lokaal kleigronden aanwezig (Zwaanhoek) die er al eeuwenlang mee het grondgebruik bepalen (grasland). Ten zuiden hiervan is een vlek lemige zandbodem aanwezig met, minstens in de tweede helft van de 18de eeuw hieraan gerelateerd een heide/wastineveld (circa 8 ha) dat vanaf de 19de eeuw tot vandaag grotendeels als grasland in gebruik is. De vallei van de Polygone- en Reutelbeek wordt gekenmerkt door zeer sterk gleyige zandleemgronden met fragmenten van beekbegeleidend grasland.

In de tweede helft van de 18de eeuw was het grootste deel van het gebied nog bebost (Kabinetskaart van de Ferraris, 1771-1779). In het uiterste westen, grotendeels buiten de afbakening, lag een groot heideveld (circa 60-70 ha) waarin zich ook de bron(-nen) van de Reutelbeek bevonden. Hier en daar langs de Oude Kortrijk- en Oude Wervikstraat was enige bewoning aanwezig van waaruit de bosontginning gebeurde. Op de vroeg 19de eeuwse kaarten zijn deze nederzettingen te herkennen als bewoningsentiteiten (hoevetjes?) annex geïsoleerde en door perceelsrandbegroeiing begrensde akkers. Tegen het midden van de 19de eeuw waren in dit deel van het gebied al aanzienlijke stukken bos verdwenen, vooral in het zuidwesten en nabij het huidige gehucht Reutel dat al enigszins in de richting van een weggehucht /rijnederzetting was geëvolueerd. Tegen het einde van de 19de eeuw restten in dit deelgebied nog enkele fragmenten bos, er rond domineerden akkers. Ook de heide even ten westen van het gebied was naar akkerland omgezet. De overgebleven bosfragmenten in het zuidwestelijk deel werden opgenomen in het Polderhoek kasteeldomein (30 ha) dat op beide flanken van de Reutelbeekvallei werd uitgebouwd, met het kasteel zelf in het zuiden ervan. Het domein strekte zich uit tot tegen de zuidrand van het Polygoonbos. Van de Reutelbeek werd gebruik gemaakt om een kunstmatige vijver aan te leggen. De beboste noordzijde stond bekend als het Hellebos dat de Britten tijdens de Eerste Wereldoorlog ‘Cameron covert’ zouden noemen. De zuidkant, rond het landhuis, stond vol bloemen waardoor het landhuis in de buurt ook als ‘Bloemenkasteel’ bekend was. Het kasteel speelde een belangrijke rol in de door de Duitsers opgetrokken verdedigingslinie. Het domein werd tijdens de oorlog volledig verwoest en niet meer heropgebouwd, dit in tegenstelling tot andere locaties waar het vooroorlogse landschap meestal vrij minutieus werd ‘gereconstrueerd’. Samen met het kasteel en de tuinen verdwenen ook de bosjes uit het landschapsbeeld. Een hoeve kwam in de plaats. In de bovenstroomse weilanden langs de Reutelbeek zijn nog de relicten van Duitse betonconstructies te zien die op circa 300 m ten oosten van de 'Wilhelm-Stellung' waren gebouwd.

Tot de tweede helft van de 19de eeuw maakten het Reutel- en Vijverbos nog deel uit van een groter bosgebied waartoe ook het huidige Polygoonbos behoorde. In het noordoosten van het deelgebied gebeurde de bosontginning vermoedelijk vanuit enkele hoevetjes die langs de Oude Wervik/Kruisbierboomstraat en een aftakking hiervan, werden gebouwd. Naar het einde van de 19de eeuw was in het noordoosten van het deelgebied het bos dan ook quasi volledig verdwenen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden alle nog resterende bossen verwoest. Slechts een deel ervan werd heraangeplant namelijk de huidige Reutelbosjes en het Vijverbos. Op de heuvelrug namen akkers de plaats van het bos in, op steile hellingen of in beekvalleien werd het bos vervangen door grasland, waarvan nu nog fragmentair enkele stroken zijn bewaard. Alleen het geometrisch wegenpatroon op het meest noordoostelijk deel van de heuvelrug herinnert vandaag nog aan de voormalige (bos)drevenstructuur rond het kasteel van Beselare.

De resterende bossen bezitten over het algemeen een hoge biodiversiteitswaarde. Er zijn fragmenten van eiken-haagbeukenbos (met een kleine populatie wilde hyacint), van mesotroof elzenbroekbos en van zuur eikenbos aanwezig. De Reutelbossen zijn ook de groeiplaatsen van de zeldzame bospaardenstaart. De allernatste plekken in de beekdalgraslanden worden verraden door relictpopulaties van plantensoorten die typerend zijn voor vochtige, licht bemeste graslanden. Sommige graslanden waren omgeven door houtige perceelsrandbegroeiing met knotbomen en hagen. Hier en daar zijn hiervan relicten bewaard gebleven onder meer nabij Beselare (Zwaanhoek).

In het huidige landschap domineert het agrarisch grondgebruik: op de hoogst gelegen en niet te steile hellingen akkers, elders, in het bijzonder langs de bovenloop van de Reutelbeek weiland. Waar kwel- of stuwwater aanwezig is, zijn fragmenten van gedegradeerd Dotterbloemgrasland aanwezig.

Door het reliëfrijk karakter is het landschap ruimtelijk en visueel gecompartimenteerd (afwisseling ruggen en dalhoofden op de heuvelrug). Hier en daar zorgt de aanwezigheid van bos voor extra visuele compartimentering. Vanaf de Oude Kortrijkstraat en de parallel hieraan en hoger gelegen heuvelrug, zijn er panoramische doorkijken tot weidse vergezichten mogelijk op de Reutelbeekvallei en de heuvel van Geluveld. De door grasland gedomineerde steile flanken van Beselare-berg en van de bovenstrooms diep ingesneden Polygonebeekvallei zorgt mede door contrast met nabijgelegen akkers voor markante terreinovergangen.

Bewoning zit hoofdzakelijk geconcentreerd in het weggehucht Reutel (zie hierna) en is elders schaars en verspreid aanwezig langs enkele wegen. Deze verspreide bewoning is vaak gerelateerd aan plekken die in de loop van de 19de eeuw in het toenmalige bos werden ontgonnen. Het Vijverbos werd ten behoeve van verblijfstoerisme in de loop van de voorbije decennia verkaveld. Ondertussen is de verkaveling in de feiten uitgegroeid tot een heus woonpark.

Weggehucht Reutel

De huidige bewoning zit in hoofdzaak geconcentreerd in het historische weggehucht Reutel, langs de Oude Kortrijkstraat en in mindere mate langs de Oude Wervikstraat. De huidige bewoning is gerelateerd aan een kleine nederzetting die al minstens sinds de tweede helft van de 18de eeuw nabij het kruispunt van beide wegen bestond. De historische aanwezigheid van een herberg/‘cabaret Reutel’ is kenmerkend voor dergelijk weggehucht. Vandaag herinnert het café Reutel nog aan de historische aanwezigheid van een herberg en samen met een nieuwe uitbating aan de aantrekkingskracht van kruispunten voor commerciële ontwikkelingen. Vanuit een aantal in de loop van de 19de eeuw nieuw bijgebouwde woningen werd vooral ten zuiden van de Oude Kortrijkstraat, verder bos ontgonnen en omgezet naar akkerland. Hiermee werden aan het oorspronkelijk weggehucht ook kenmerken van een rijnederzetting toegevoegd namelijk toegenomen rijbebouwing langs de weg en onregelmatige begrenzing van de bosontginning, die tot op vandaag nog gedeeltelijk in de kadastrale begrenzing is af te lezen. De woningen van het gehucht werden na de Eerste Wereldoorlog heropgebouwd in een regionale stijl waarvan de meeste wederopbouwkenmerken door verbouwingswerken of nieuwbouw grotendeels of helemaal zijn verdwenen.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • BEEL C. 1978: Het Polygoonbos in de Eerste Wereldoorlog, West-Vlaamse Gidsenkring Ieper-Poperinge en Westland 16-3, 6.
  • BEEL C.1978: Het Staatsbos van Zonnebeke, West-Vlaamse Gidsenkring Ieper-Poperinge en Westland, 16-4, 6.
  • BOSTYN F., DE SMET M. & TRIO P. 2009. ‘Geëxamineert de tijtels ende pampieren’. Het verhaal van de Zonnebeekse Augustijnerabdij, 1072-1796. Een bijdrage tot de Vlaamse kloostergeschiedenis, Roularta Books, Roeselare. 287.
  • CHIELENS P., DENDOOVEN D. & DECOODT H. 2006: De laatste getuige. Het oorlogslandschap van de Westhoek, Lannoo, Tielt, 256.
  • COSYNS E., DE MOOR J. & SAELENS S. 2012: Geclusterde ankerplaatsen Ieperse regio met aanvullende inventarisatieronde wederopbouwarchitectuur, Westvlaamse intercommunale i.o.v. van agentschap Onroerend Erfgoed.
  • DESEYNE A. 1981: Den Doel (5), Zonneheem 10-4, 18-30.
  • DESEYNE A. 1982: Den Doel (Bijvoegsel), Zonneheem, 11-1, 9-22.
  • DESEYNE A. 1982: Den Doel (Bijvoegsel 2 – slot), Zonneheem, 11-2, 2-15.
  • DESEYNE A. 1993: Den Doel Zonnebeke, De Zonnebeekse Heemvrienden, 95p.
  • GEURST J. & BALJON L. i.s.m. VAN DIJK T., DE GRAAF J., MEIRE J. & UYTTENHOVE P. 2012: ‘Herinneringspark 2014-18’, masterplan opgesteld i.o.v. agentschap Onroerend Erfgoed, Projectsecretariaat 100 jaar Groote Oorlog (2014-18), 232.
  • JACOBS P., DE CEUKELAIRE M. & SEVENS E. 2001: Toelichting bij de geologische kaart van België Vlaams Gewest. Kaartblad 27-28-36. Proven-Ieper-Ploegsteert 1:50.000, Belgische Geologische Dienst en Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, Brussel, 68.
  • MADDELEIN D. 2005: Uitgebreid beheerplan van het domeinbos Polygoonbos te Zonnebeke-Geluveld, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Houtvesterij Brugge, 65.
  • RÖVEKAMP C. & MAES B. 2000: Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in het Regionaal Landschap Westvlaamse Heuvels. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen, Rapport i.o.v. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen.
  • SCOTT M. 1992: The Ypres Salient. A guide to the cemeteries and memorials of the Salient, Norwich-Norfolk, Gliddon Books.
  • TACK G., VAN DEN BREMT P. & HERMY M. 1993: Bossen van Vlaanderen. Een historische ecologie, Davidsfonds Leuven, 320.
  • VERBOVEN H. 2011: Zonnebeke. Een voorlopig voorstel van WO I-’lieux de mémoires’. Onroerend Erfgoed, Intern rapport, werkversie inclusief aanpassingen.
  • VERBOVEN H. e.a. 2012: Syntheserapport over de aanpak, methodiek, resultaten en aanbevelingen van het WO I erfgoed onderzoek, intern rapport Onroerend Erfgoed, 129.
  • ZWAENEPOEL A., COSYNS E., MAES B. & OPSTAELE B. 2005: Opmaak van een inventaris van autochtone Bomen en Struiken van West-Vlaanderen, Aminal afdeling Bos en Groen.

Bron: Aanduidingdossier Ankerplaats 'Polygoonbos en Reutelbeekvallei', definitieve aanduiding 04/07/2013. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Himpe, Koen; Deventer, Wouter; Cosyns, Eric; Saelens, Stijn; De Moor, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Polygoonbos en Reutelbeekvallei [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135406 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.