De vroegste geschreven bronnen over het domein van Westmalle dateren uit de 15de eeuw, toen Willem ven Berchem tussen 1431 en 1464 een kasteel te Oostmalle liet bouwen. Zijn dochter, Elisabeth van Berchem, was in 1459 gehuwd met Wouter van Hamal, de heer van Elderen. Hun dochter Anna van Hamal huwde in 1501 met Frederik de Renesse, toenmalig raadsheer van Karel V. Oostmalle zou tot op het einde van het Ancien Régime in handen blijven van de familie de Renesse. In 1542 werd het kasteel verwoest. Drie jaar later werd begonnen met de bouw van een nieuw kasteel in het domein onder leiding van Jan van Renesse, zoon van Anna en Frederik, die sinds 1538 heer van Oostmalle was geworden.
Het nieuwe kasteel kwam meer zuidwaarts te staan ten opzichte van het oude en bestond uit een massief rechthoekig gebouw met vier hoektorentjes in leisteen en een zadeldak met pannen en trapgevels. Het was volledig omgracht en via een ophaalbrug verbonden met het neerhof. Het neerhof bestond uit een volledig in baksteen opgetrokken gebouw, met als centraal element de overblijvende donjon van de oorspronkelijke kasteel, waaraan de bijgebouwen hoefijzervormig waren aangebouwd. Via een ophaalbrug van het neerhof werd een verbinding gemaakt met het neerhof dat de eigenlijke kasteelhoeve was.
Frederik de Renesse, zoon van Jan van Renesse, breidde in 1602 het domein uit door de aankoop van de halve heerlijkheid van het klooster van Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie. Deze gronden, op de kaart van Ferraris aangeduid als Nonnenbosch, omvatten het huidige ’s Herenbos.
In 1635 verhuisden de heren van Oostmalle, naar ’s Herenelderen. Hun hoge en lage rechten in Oostmalle lieten zij hierbij uitoefenen door de baljuw, die ze op het kasteel lieten wonen. Hun vertrek betekende het begin van het verval voor het kasteel omdat er geen geld meer werd vrijgemaakt voor het onderhoud. In 1793 werden het opperhof en de kasteelhoeve afgebroken. De gracht tussen het opperhof en neerhof werd met de afbraakmaterialen gedempt.
Het in verval geraakte kasteeldomein met de omliggende bossen en weilanden werd op 6 oktober 1830 verkocht aan burggraaf Leonard Du Bus de Gisignies. De nieuwe eigenaar liet de overgebleven dienstgebouwen herstellen om er zijn buitenverblijf in een neoklassieke stijl op te richten. Bij deze werken werd de binnenhuisindeling aangepast en werd de westelijke ophaalbrug afgebroken en de poort dichtgemaakt. Aan de buitenzijde van het kasteel werd een nieuwe gevelsteen geplaatst. Ook het park breidde aanzienlijk uit en werd aangelegd in landschappelijke stijl.
Na de dood van burggraaf Bernard Aimé Du Bus (zoon van burggraaf Leonard Du Bus de Gisignies) volgde zijn zoon Bernard Daniël hem op. Hij was burgemeester van Oostmalle van 1870 tot 1879 en van 1885 tot 1891 en gebruikte deze positie om het familiepatrimonium te consolideren door gronden te ruilen of te kopen. Zo kwam onder andere het huidige parkbos Wolfschot bij het domein.
De dochter van de burggraaf huwde in 1896 met graaf Maximiliaan de Renesse-Breidbach waardoor het domein dat de familie de Renesse 100 jaar eerder verkocht had, terug in familiebezit kwam. Maximiliaan de Renesse verbouwde het kasteel in 1920 in neo-Vlaamserenaissance-stijl. Daarbij bleef het grondplan grotendeels bewaard, de verbouwing beperkte zich tot de herinrichting van het kasteel uit de 16de eeuw en de uitbreiding met een nieuwe rechtervleugel. Nieuw hierbij waren de ridderzaal, de gang en de Sint-Jozeftoren. Hoewel de plannen voorzagen in een volledige aanpak van het kasteel werden de werken vroegtijdig stopgezet. Hierdoor bleef de linker kasteelvleugel in zijn oorspronkelijke vorm bewaard.
Thierry de Renesse, één van de zonen van Maximiliaan, is de eigenlijke bouwmeester van de huidige toestand van het domein. Hij liet het ’s Herenbos aanleggen als lusttuin. Daarvoor liet hij de ‘Broeckstraet’, die van oudsher door het bos liep als publieke verbindingsweg tussen Oostmalle en Zalfen, afschaffen. Deze afschaffing van de weg betekende het begin van de aanleg van de tot op vandaag nog herkenbare parkstructuren in het ’s Herenbos. De aanleg van het park werd in 1940 afgerond en omvatte het bouwen van een Franse landschapstuin centraal in het bos op de aslijn (vroegere Broeckstraet) tussen het kasteel en de Sint Antoniuskapel te Zalfen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het kasteeldomein slachtoffer van een Engels bombardement. Een deel van de linkervleugel van het kasteel werd vernield en een aantal bommen sloegen ook in het park in. Een tornado in 1967 richtte nog meer schade aan. Verschillende bomen werden ontworteld en de centrale dreef die de verbinding vormde met het ’s Herenbos werd volledig vernield.
Het kasteel werd in 1982 beschermd als monument en kort daarop aangekocht door de gemeente Malle samen met 27 ha park. Kort nadien werd de restauratie van het kasteel in verschillende fasen opgestart.
Omwald U-vormig kasteel onder leien zadeldaken. Bakstenen lijstgevels gemarkeerd door verspringende gevellijnen en hoektorens. Gebruik van zandsteen voor de sokkel, hoek- en negblokken, steigergaten en daklijsten. Rechthoekige vensters kruis- en kloosterkozijnen. Aan de zuidgevel bevindt zich een aangebouwde portiek met korfbogen op zuilen met krulbladkapiteel. In de westvleugel is vermoedelijk nog een oudere kern bewaard. Het interieur is uitgevoerd in diverse neostijlen: onder meer neorenaissance, neorococo, neo-Lodewijk XVI-stijl en neoclassicisme. Van het 16de-eeuwse kasteel met opperhof en neerhof werden bij archeologisch onderzoek in 1986 nog sporen gevonden. Daarnaast werd ook nog 14de-eeuws aardewerk aangetroffen, wat kan wijzen op oudere bewoningssporen. In 1998 voerde het Instituut voor Archeologisch Patrimonium (IAP) een noodonderzoek uit naar aanleiding van restauratiewerken aan het kasteel. Dit onderzoek bracht nieuwe gegevens aan het licht over de oorspronkelijke en latere 19de-eeuwse toegang tot het kasteel.
Het koetshuis werd opgetrokken op een plaats waar tot 1830 drie gebouwen stonden. Het oorspronkelijke ontwerp werd slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Het pand onderging verschillende verbouwingen en uitbreidingen met een laatste grote aanpassing in 1932. De ontwerper van deze verbouwing is dezelfde als degene die in 1931 een niet uitgevoerd ontwerp voor de scharnierzone van het kasteel maakte. Het huidige uitzicht van het koetshuis kadert dus volledig in de heraanleg en verbouwing van het kasteel en is in dezelfde geest opgevat. Het huidige gebouw bestaat uit een langgerekt noordelijk volume en een nagenoeg vierkant zuidelijk volume. Beide volumes zijn verbonden door een ondiep gebouw met centrale torenvormig uitgewerkte doorrit met trapgevel. In dit lage gebouw bevonden zich de koetspoorten. Het noordelijk volume is afgewerkt met een gevel gemarkeerd door een middenrisaliet met trapgevel. Aan het zuidelijk volume was een gelijkaardige gevel voorzien die niet uitgevoerd werd. In het noordelijke deel bleef de binnenindeling met paardenboxen, drink- en eetbakken en de bakstenen vloer met ruitvormige motieven bewaard. Het zuidelijk deel werd tot taverne verbouwd met behoud van de structurele elementen.
In opdracht van Bernard Daniël burggraaf du Bus de Gisignies werd een rentmeesterwoning opgetrokken, kadastraal geregistreerd in 1882. Het L-vormig gebouw in neo-renaissancestijl is uitgevoerd in traditionele bak- en zandsteenstijl. Het woongedeelte onder zadeldak heeft in de voorgevel een centraal geplaatste korfboogvormige inkomdeur met omlopende waterlijst en ovaal bovenlicht, geflankeerd door twee ramen met natuurstenen kruisen onder gebogen waterlijst met ingeschreven ontlastingsbogen. De zijgevels zijn uitgevoerd als trapgevels. De noordgevel heeft een symmetrische opbouw met twee ramen met natuurstenen kruisen op het gelijkvloers, twee kleinere ramen op het verdiep en centraal in de zolder een ronde opening. De zuidgevel vertoont een gelijkaardige opbouw maar hier verraadt een van de gelijkvloerse ramen de aanwezigheid van een opkamer. De bij het woonhuis aansluitende schuur is een langgerekt volume onder zadeldak met een gesloten zuidgevel en een symmetrisch opgebouwde noordgevel.
De boswachterwoning werd volgens de gevelankers op de noordgevel van het gebouw opgetrokken in 1908. Maar het ontwerp van de voorgevel vertoont sterke architecturale gelijkenissen met verbouwing van het kasteel onder leiding van architect Vander Elst die in 1920 werd uitgevoerd. Mogelijk stamt de woning dus uit deze periode, of werd enkel de voorgevel rond 1920 aangepast. De woning is een langshuis van vier traveeën onder zadeldak tussen getrapte zijgevels. De voorgevel wordt bekroond door een uitkragend gedeelte op korfbogen rustend op korbelen. De ramen zijn uitgevoerd met natuurstenen kruiskozijnen en de inkom met een natuurstenen omlijsting. Haaks achter het woonhuis staat een schuurtje met bewaarde bakoven.
Het hoekhuis ten noorden van het kasteeldomein op de hoek van de Antwerpsesteenweg en Kapelakkers was volgens De Lattin de voormalige portierswoning.
Op historische kaarten is de evolutie van het gebied goed te volgen. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat het kasteel de Renesse uit een opperhof, een neerhof en een kasteelhoeve. Het opperhof en neerhof zijn door de omgrachting als het ware op eilandjes gelegen, waarbij een ophaalbrug tussen het kasteel en het neerhof en de kasteelhoeve als verbinding tussen de gebouwen fungeren. De aanleg van de omgeving rond het kasteel is op dat moment vrij beperkt. Ten zuiden van het kasteel is er een omvangrijke moestuin, ten westen en ten oosten herkennen we boomgaarden, alsook enkele kleine dreefjes langsheen de toegangswegen naar het kasteel. De verdere omgeving bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden, enkele woonlinten en verspreide bebouwing.
Op de kaart van de Atlas der Buurtwegen (circa 1841) is de familie du Bus, met uitzondering van enkele weiden, eigenaar van het grootste deel van het domein. De markantste verandering is de omvorming en vergroting van de strak geometrische walgracht tot een waterpartij met golvende oevers. Hierbij werd het opperhof verwijderd en werd op een zuidelijk gelegen insnoering van de vijver een brug voorzien aansluitend op het padennetwerk binnen het park. Op de Primitieve Kadasterkaart (1830-1835) staat deze verlandschappelijking van de walgracht nog niet genoteerd. De omvorming tot een park in landschappelijke stijl kan dan ook met zekerheid aan de familie du Bus toegeschreven worden. Rond dezelfde periode werd de Antwerpsesteenweg aangelegd als verbindingsweg tussen Westmalle en Oostmalle, waarbij de weg noordelijk rond het kasteel werd gelegd. De nieuwe toegang tot het domein gebeurt via deze weg. Op dat moment staan langs de oostzijde (Rooistraat) nog verschillende woningen (hoeven) binnen de latere parkgrenzen. De omgeving rond het kasteel is aangeduid als heide en enkel de dreef Hooiberghoeve is al herkenbaar.
De topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1872 en 1925) geven het domein weer zoals het was ten tijde van burggraaf Bernard Daniël Du Bus, voor het opnieuw in handen zou komen van de familie de Renesse. De kaart van 1872 biedt een eerste meer gedetailleerde blik op het park aangelegd in landschappelijke stijl. De zuidgrens van het park ligt op dat moment ongeveer ter hoogte van de Beekstraat, de bebouwing ten zuiden van het kasteelpark is op dat moment nog aanwezig. De westgrens die vandaag op de Hooibergdreef ligt, lag toen verder westwaarts. Het kasteel beschikt over twee toegangen, één ten westen van het kasteel richting Antwerpsesteenweg en een nieuwe ten oosten van het kasteel richting Lierselei. De woningen die ten westen langs de Rooistraat stonden zijn vervangen door bijgebouwen en een moestuin. De schematisch weergegeven parkaanleg met een grote vijver rondom het kasteeleiland, toont een dicht netwerk van bochtende paden. In de zichtas van het kasteel staat ten zuiden van de vijver een rode bol ingetekend, verwijzend naar de ijskelder bekroond met een paviljoen.
Op de topokaart van 1925 zijn enkele wijzigingen op te merken: de woningen langs de zuidelijke parkgrens zijn verdwenen en de vrijgekomen gronden deels opgenomen in het park en deels omgezet tot weilanden en een boomgaard nabij de Lierselei. Wellicht stemt ook het beeld van de parkaanleg dat op de vorige kaart een volledige bebossing suggereerde hier meer overeen met de werkelijkheid. Het padenpatroon is quasi gelijkaardig, maar hier worden nog een vijver ten westen en ten zuiden mee afgebeeld. De aanleg toont hier een meer open beeld van hooiland afgewisseld met groenstroken langs de paden en bomenclumps in het open grasland. Zuidwaarts kan men het huidig domeinbos Wolfschot herkennen. Op de eerste kaart ontbreken evenwel nog enkele dreven die op de tweede kaart wel terug te vinden zijn.
De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1970 en het orthofotoplan uit 1971 geven een beeld weer van het domein ten tijde van Thierry de Renesse. De structuur van het domein onderging sinds 1925 geen grote veranderingen meer. De luchtfoto laat zien dat de boombestanden in grote delen van het domein nog vrij jong lijken, wat vermoedelijk in verband kan worden gebracht met de tornado die in 1967 door het domein raasde. Ook het orthofotoplan uit 1990 laat geen fundamentele veranderingen meer zien, met uitzondering van de aanleg van sportinfrastructuur op de weilanden ten zuiden van het park en het omzetten van de boomgaard tot akker in het westen.
De structuur van het in landschappelijke stijl aangelegde park is vandaag de basisstructuur van het huidige openbare park. De architecturale opbouw wordt bepaald door het kasteel en de centrale zichtas vanaf de binnenkoer over de kasteelvijver naar het centrale grasveld. In de zichten zijn kasteelvijver en ijskelder (met belvedère) ontwikkeld. Het koetshuis licht buiten de zichtas van het kasteel. Het park wordt begrensd door een ommuring langs de Lierselei en Rooistraat en een toegangspoort die na de aanleg van het landschapspark zijn toegevoegd.
Het eigenlijke kasteelpark bestaat hoofdzakelijk uit een gesloten eiken-beukenbos ten westen en oosten van het kasteel, waardoor het kasteeldomein een gesloten indruk geeft. De open ruimte in het kasteelpark bestaat uit de grote kasteelvijver en aansluitend gazon ten zuiden van het kasteel, een spiegelvijver die vermoedelijk in 1930 werd aangelegd ten westen van het kasteel, een vijver ter hoogte van de ijskelder, een kleine vijver ter hoogte van de rentmeesterwoning en de paardenweide in het zuidwesten. De kasteelvijver en de ijskeldervijver worden deels door kwelwater en deels door de Lopende Beek, die het domein van noord naar zuid doorkruist, gevoed. De opvallende bocht in de beekloop wijst vermoedelijk op een historische verlegging. Ten zuiden van de grote vijver bevindt zich de ijskelder voorzien van een gemetselde toegang en een tuinpaviljoen op de top. Verspreid in het park komen parkornamenten als vazen en sokkels voor. Dikwijls zijn het restanten waarvan de oorspronkelijke beelden verdwenen zijn.
Het park bevat een kleine collectie naaldbomen. Tot de voornaamste soorten behoren twee reusachtige mammoetbomen (Sequoiadendron giganteum), Ginkgo (Ginkgo biloba), venijnboom (Taxus baccata), moerascypres (Taxodium distichum), Fijnspar (Picea abies) en Japanse cypres (Cryptomeria Japonica). Verspreid in het park en het parkbos staan zowel als solitaire als in groep aangeplante bomen waaronder een treurbeuk aan de kasteelvijver (Fagus sylvatica 'Pendula'), paardekastanjes (Aesculus hippocastanum) aan de parking en aan de poort aan de Lierselei, bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) aan de ijskeldervijver en de kasteelvijver en een tulpenboom (Liriodendron tulipifera) aan de centrale toegangsweg. Verder nog gewone beuk (Fagus sylvatica), tamme kastanje (Castanea sativa), mispel (Mespilus germanica), zomereik (Quercus robur) en winterlinde (Tilia cordata). De dreven in het domein zijn beplant met eik, beuk of linde en een bomenrij van lindes en platanen aan de parking.
Het huidige parkbos Wolfschot kwam pas in de 19de eeuw bij het kasteeldomein. In 1988 werd het parkbos aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap. Het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid is hier thans de beheerder.
Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat het huidige parkbos nog uit enkele akkers en heide. Ook een aantal woningen komen in het noordelijk gedeelte van het parkbos voor. Het zuidelijk en middengedeelte van het parkbos staat op de kaart van Vandermaelen (1854) aangeduid als naaldbos en landbouwgrond. Het noordelijk gedeelte van het huidige bos is heide. Op de kaart van het Militair Geografisch Instituut van 1878 (toestand 1872) is het volledige parkbos min of meer aangelegd. Centraal blijven nog enkele percelen onbebost. De kaart uit 1925 laat zien dat het parkbos volledig is voltooid. Sinds deze tijd is het beeld van het parkbos niet meer drastisch gewijzigd.
Ten westen en ten zuiden van de voetbalvelden bestaat het bos voornamelijk uit beuken en eikenbestanden. In het zuiden en zuidwesten werden de percelen hoofdzakelijk beplant met grove den. De zuidelijke punt van het parkbos is een zuur eikenbos. De centrale dreef is opnieuw aangeplant met beuk. De grondwatertafel ligt in het domein over het algemeen niet diep. Het gebied is dan ook vrij nat. Dit verklaart de vele drainagegreppels in het parkbos.
Auteurs: Mortier, Sophie; Timmers, Eddy; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Mortier S. & Timmers E. & Michiels M. 2024: Kasteeldomein de Renesse [online], https://id.erfgoed.net/teksten/436305 (geraadpleegd op ).
Het zogenaamde Kasteel van Oostmalle, reeds in de 15de eeuw in handen van de familie de Renesse, is gelegen in een mooi park met bijgebouwen; het oude kasteel werd in 1542 verwoest en heropgebouwd door bouwmeester Hendrik Lambrechts; in 1793 door brand geteisterd en nagenoeg volledig verwoest. In 1830 gekocht en volledig verbouwd door burggraaf du Bus de Gisignies. In 1920, hersteld door Graaf Maximilien de Renesse in neo-Vlaamserenaissance-stijl met romantisch geaccentueerd 'middeleeuws karakter'. Beschadigd tijdens Tweede Wereldoorlog en bij de storm in 1967.
(Lierselei 30)
Omwald kasteel in U-vorm onder leien zadeldaken. Bakstenen lijstgevels gemarkeerd door verspringende gevellijnen en hoektorens. Gebruik van zandsteen voor de sokkel, hoek- en negblokken, steigergaten en daklijsten. Rechthoekige vensters kruis- en kloosterkozijnen. Aangebouwde portiek (zuidgevel) geopend met korfbogen op zuilen met krulbladkapiteel. Westvleugel met oudere kern (?).
Merkwaardige interieurs in diverse neostijlen; onder meer neorenaissance, neorococo, neo-Lodewijk XVI-stijl en neoclassicisme.
Het kasteeldomein van Oostmalle bevat ook een aantal waardevolle bijgebouwen.
(Lierselei 28)
Het koetshuis werd opgetrokken op een plaats waar tot 1830 drie gebouwen stonden. Doorheen verschillende verbouwingen en uitbreidingen ontstond uiteindelijk het huidige koetshuis dat in 1932 volledig aangepast werd. Het ontwerp dat bewaard bleef werd slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Het huidige gebouw bestaat uit een langgerekt noordelijk volume en een nagenoeg vierkant zuidelijk volume. Beide volumes worden door een ondiep gebouw met centrale torenvormig uitgewerkte doorrit gemarkeerd door een trapgevel met elkaar verbonden. In dit lage gebouw bevonden zich de koetspoorten. Het noordelijk volume werd afgewerkt met een gevel gemarkeerd door een middenrisaliet met trapgevel. Aan het zuidelijk volume was een gelijkaardige gevel voorzien die niet uitgevoerd werd. In het noordelijke deel bleef de binnenindeling met paardenboxen, drink- en eetbakken en de bakstenen vloer met ruitvormige motieven in de oorspronkelijke toestand. Het zuidelijk deel werd tot taverne verbouwd met behoud van de structurele elementen. De ontwerper van dit koetshuis is dezelfde als degene die in 1931 een ontwerp maakte voor de scharnierzone van het kasteel zelf. Dit ontwerp werd echter nooit uitgevoerd. Dit koetshuis kadert dus volledig in de heraanleg en verbouwing van het kasteel en is in dezelfde geest opgevat.
De ijskelder werd gebouwd in 1835. Hij werd later voorzien van een gemetselde toegang en een prieeltje op de top. Bouwdata van deze elementen zijn voorlopig niet gekend.
(Lierselei 32)
In het domein werd, volgens de mutatieschetsen van het kadaster, in 1882 een rentmeesterwoning gebouwd in opdracht van Bernard Daniël burggraaf du Bus de Gisignies. Ze is uitgevoerd in een traditionele bak- en zandsteenstijl als een L-vormig gebouw. Het woongedeelte onder zadeldak heeft in de voorgevel een centraal geplaatste korfboogvormige inkomdeur met omlopende waterlijst en ovaal bovenlicht, geflankeerd door 2 ramen met natuurstenen kruisen onder gebogen waterlijst met ingeschreven ontlastingsbogen. De zijgevels zijn uitgevoerd als trapgevels. De noordgevel heeft een symmetrische opbouw met twee ramen met natuurstenen kruisen op het gelijkvloers, twee kleinere ramen daarboven en centraal in de zolder een ronde opening. De zuidgevel heeft een gelijkaardige opbouw maar hier verraadt een van de ramen gelijkvloers de aanwezigheid van een opkamer. De bij het woonhuis aansluitende schuur is een langgerekt volume onder zadeldak met een gesloten zuidgevel en een symmetrisch opgebouwde noordgevel. Het geheel heeft een sterk neorenaissancistisch karakter.
(Lierselei 84)
De boswachterwoning werd opgetrokken in 1908 volgens de gevelankers op de noordgevel van het gebouw. Het ontwerp van de voorgevel vertoont sterke gelijkenissen met de architecturale opvatting van de verbouwing van het kasteel die in 1920 werd uitgevoerd. Daardoor bestaat het vermoeden dat ook dit een ontwerp is van de architect Vander Elst die instond voor de renovatie van het kasteel. Langshuis van vier traveeën onder zadeldak tussen getrapte zijgevels. Ramen met natuurstenen kruiskozijnen; inkom met natuurstenen omlijsting. De gevel wordt bekroond door een uitkragend gedeelte op korfbogen rustend op korbelen. Haaks achter het woonhuis staat een schuurtje waarin een nog intacte bakoven verwerkt is.
Bron: Beschermingsdossier DA002354
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2019: Kasteeldomein de Renesse [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312918 (geraadpleegd op ).
Het kasteeldomein van Oostmalle bevat een aantal waardevolle bijgebouwen, die werden beschermd als monument.
(Lierselei nummer 28)
Het koetshuis werd opgetrokken op een plaats waar tot 1830 drie gebouwen stonden. Doorheen verschillende verbouwingen en uitbreidingen ontstond uiteindelijk het huidige koetshuis dat in 1932 volledig aangepast werd. Het ontwerp dat bewaard bleef werd slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Het huidige gebouw bestaat uit een langgerekt noordelijk volume en een nagenoeg vierkant zuidelijk volume. Beide volumes worden door een ondiep gebouw met centrale torenvormig uitgewerkte doorrit gemarkeerd door een trapgevel met elkaar verbonden. In dit lage gebouw bevonden zich de koetspoorten. Het noordelijk volume werd afgewerkt met een gevel gemarkeerd door een middenrisaliet met trapgevel. Aan het zuidelijk volume was een gelijkaardige gevel voorzien die niet uitgevoerd werd. In het noordelijke deel bleef de binnenindeling met paardenboxen, drink- en eetbakken en de bakstenen vloer met ruitvormige motieven in de oorspronkelijke toestand. Het zuidelijk deel werd tot taverne verbouwd met behoud van de structurele elementen. De ontwerper van dit koetshuis is dezelfde als degene die in 1931 een ontwerp maakte voor de scharnierzone van het kasteel zelf. Dit ontwerp werd echter nooit uitgevoerd. Dit koetshuis kadert dus volledig in de heraanleg en verbouwing van het kasteel en is in dezelfde geest opgevat.
De ijskelder werd gebouwd in 1835. Hij werd later voorzien van een gemetselde toegang en een prieeltje op de top. Bouwdata van deze elementen zijn voorlopig niet gekend.
(Lierselei nummer 32) In het domein werd, volgens de mutatieschetsen van het kadaster, in 1882 een rentmeesterwoning gebouwd in opdracht van Bernard Daniël burggraaf du Bus de Gisignies. Ze is uitgevoerd in een traditionele bak- en zandsteenstijl als een L-vormig gebouw. Het woongedeelte onder zadeldak heeft in de voorgevel een centraal geplaatste korfboogvormige inkomdeur met omlopende waterlijst en ovaal bovenlicht, geflankeerd door 2 ramen met natuurstenen kruisen onder gebogen waterlijst met ingeschreven ontlastingsbogen. De zijgevels zijn uitgevoerd als trapgevels. De noordgevel heeft een symmetrische opbouw met twee ramen met natuurstenen kruisen op het gelijkvloers, twee kleinere ramen daarboven en centraal in de zolder een ronde opening. De zuidgevel heeft een gelijkaardige opbouw maar hier verraadt een van de ramen gelijkvloers de aanwezigheid van een opkamer. De bij het woonhuis aansluitende schuur is een langgerekt volume onder zadeldak met een gesloten zuidgevel en een symmetrisch opgebouwde noordgevel. Het geheel heeft een sterk neorenaissancistisch karakter.
(Lierselei nummer 84) De boswachterwoning werd opgetrokken in 1908 volgens de gevelankers op de noordgevel van het gebouw. Het ontwerp van de voorgevel vertoont sterke gelijkenissen met de architecturale opvatting van de verbouwing van het kasteel die in 1920 werd uitgevoerd. Daardoor bestaat het vermoeden dat ook dit een ontwerp is van de architect Vander Elst die instond voor de renovatie van het kasteel. Langshuis van vier traveeën onder zadeldak tussen getrapte zijgevels. Ramen met natuurstenen kruiskozijnen; inkom met natuurstenen omlijsting. De gevel wordt bekroond door een uitkragend gedeelte op korfbogen rustend op korbelen. Haaks achter het woonhuis staat een schuurtje waarin een nog intacte bakoven verwerkt is.
Bron: Beschermingsdossier DA002354
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2016: Kasteeldomein de Renesse [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128931 (geraadpleegd op ).
Zogenaamd Kasteel van Oostmalle, reeds in de 15de eeuw in handen van de familie de Renesse, gelegen in mooi park; het oude kasteel werd in 1542 verwoest en heropgebouwd door bouwmeester Hendrik Lambrechts; in 1793 door brand geteisterd en nagenoeg volledig verwoest. In 1830 gekocht en volledig verbouwd door burggraaf du Bus de Gisignies. In 1920, hersteld door Graaf Maximilien de Renesse in neo-Vlaamserenaissance-stijl met romantisch geaccentueerd 'middeleeuws karakter'. Beschadigd tijdens Tweede Wereldoorlog en bij de storm in 1967.
Omwald kasteel in U-vorm onder leien zadeldaken. Bakstenen lijstgevels gemarkeerd door verspringende gevellijnen en hoektorens. Gebruik van zandsteen voor de sokkel, hoek- en negblokken, steigergaten en daklijsten. Rechthoekige vensters kruis- en kloosterkozijnen. Aangebouwde portiek (zuidgevel) geopend met korfbogen op zuilen met krulbladkapiteel. Westvleugel met oudere kern (?).
Merkwaardige interieurs in diverse neostijlen; onder meer neorenaissance, neorococo, neo-Lodewijk XVI-stijl en neoclassicisme.
Nummer 28, Wagenhuis en conciërgewoning uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, volledig begroeid met klimop.
Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n2 (Ho-Ra), Brussel - Gent.
Auteurs: Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. 1985: Kasteeldomein de Renesse [online], https://id.erfgoed.net/teksten/13562 (geraadpleegd op ).