Diephuis van drie traveeën, twee bouwlagen en hoge trapgevel (10 trappen + topstuk), opklimmend tot de 17de eeuw. Traditionele bak- en zandsteenstijl in rijke uitvoering met verwerking van een paar barokornamenten. Op de verbouwde begane grond, resterende delen van de afgeschuinde sokkel, hoekafwerking met geprofileerde kraagstenen die overstek van de zijgevel opvangen en kwartronde puilijst overspannen door ontlastingsbogen die de vroegere indeling van de pui aangeven. Beter bewaarde bovenverdieping: bepleisterde hoekstenen, lelieankers en speklagen en cordons die horizontaliserende opbouw accentueren en vensterregisters aflijnen. Op de tweede bouwlaag, drie gekoppelde zandstenen kruiskozijnen met sporen van vroegere luiken. Bekronend register met twee barokke cartouches aan weerszij van vroegere gevelsteen. Uitgewerkte geveltop, eveneens afwisselend belijnd door muurbanden en omlopende cordons in het verlengde der dekstenen. Op de zolderverdieping, centraal rondboogvenster geflankeerd door twee rechthoekige luiken. Hogerop een oculus en steigergat in de top. Verbouwde begane grond.

Zijgevel met overstekende bovenverdieping; zware, naar achteren toe verspringende puibalk opgevangen door uitstekende houten korbelen. Rechter travee in bepleisterde baksteenbouw met resterend zandstenen kloosterkozijn met doorlopende tussendorpel. Zichtbare ankerbalken in laatste twee linker traveeën wijzen op oudere vakwerkbouw (lemen vullingen), deels opgenomen in de latere, vernieuwde "stenen" constructie. Zichtbaar flistwerk; een bewaard houten kozijnraam. Achtergevel: bakstenen puntgevel afgewerkt met (latere) windborden.