is aangeduid als vastgestelde archeologische zone Historische stadskern van Damme
Deze vaststelling is geldig sinds
Geografisch maakt de historische kern van Damme deel uit van de Noordzeepolders en bevindt zich deels op een opgevulde kreek, uitgeschuurd door het Zwin tot tegen de oudere kreekrug van de Gapaard (ongeveer 1200 m ten zuidwesten van het huidige Damme) en deels op bedijkte en opgeslibde slikken- en schorrengronden. Op het gewestplan staat de historische kern voor minder dan de helft ingekleurd als woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. Het overige deel is natuurgebied. In het zuiden is er een klein deel ingekleurd als woongebied met landelijk karakter. Nagenoeg de volledige archeologische zone is al gevat in de bescherming van de stadsgezichten Damme-Noord en Damme-Zuid (30 maart 1987). Daarnaast is in Damme-Noord rond de Christoffelhoeve een beschermd landschap (29 mei 1964) afgebakend en zijn de Schellemolen (20 juli 1946), de Christoffelhoeve (21 september 1962) en de hoeve Damse Vaart 5 (30 maart 1987) als monument beschermd. In Damme-Zuid zijn onder andere het stadhuis, de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk, de Grote Sterre, de sluizen van het Zwin en de Lieve, de kazemat van de Lieve en het Sint-Janshospitaal beschermd.
De kleine historische stadskern van Damme is gelegen binnen de restanten van de plaatselijk goed bewaarde 17de-eeuwse stadsomwalling en wordt in twee gedeeld door de Damse Vaart of het kanaal Brugge-Sluis (1810-1824). Het verloop van bastions, ravelijnen en grachten steekt schril af ten opzichte van het omliggende landschap, tekent zich sterk af in het bodemreliëf en percelering en is sterk bepalend voor de ruimtelijke structuur van het huidige stadje. Binnen de wallen zijn schaarse restanten bewaard van waterlopen uit de 13de eeuw als de Lieve en de Maleleie (Pijpeweg) en van de laatmiddeleeuwse stadsgrachten (Callaert e.a. 2006).
Pre-middeleeuwse gegevens over Damme zijn niet bekend, wat niet betekent dat er in de vroegere tijden geen menselijke activiteit mogelijk was. Uit de ruimere omgeving zijn er immers vondsten uit het epi-paleolithicum, het mesolithicum, het neolithicum en de Romeinse periode (Seys 1982).
De stad Damme dankt zijn ontstaan aan een gelukkige samenloop van een reeks historische en geologische feiten. Na een dynamische fase van toenemende kusterosie vanaf de laat-Romeinse tijd, wordt in de periode 550–750 na Chr. opnieuw een evenwicht bereikt. Het landschap kan evolueren naar een gebied van slikken en schorren en raakt opnieuw in exploitatie. Tegen 1000 na Christus is de oostelijke kustvlakte grotendeels verland. De totale verlanding van het gebied wordt in de hand gewerkt door indijking. Nog voor 1134 worden preventieve dijken aangelegd, zoals de Romboutswervedijk en de Branddijk. In 1134 slaat de zee opnieuw met volle kracht het schorrengebied tussen de preventieve dijken binnen en schuurt een kreek uit tot tegen de kreekrug van de Gapaard. Hierdoor ontstaat het Zwin, dat het landschap en het economisch leven van de streek voor de komende eeuwen diepgaand zal bepalen (Termote 1985).
De eerste bewoning was vermoedelijk een vissersnederzetting die waarschijnlijk kort na het afsluiten van het Zwin met een dam tot stand kwam. In 1180 – meteen ook de eerste officiële vermelding - kreeg Damme stadsrechten. Na het graven van de Reie als verbinding met de stad Brugge evolueerde Damme vrij vlug tot een bloeiende handelsnederzetting (Termote 1985).
In de groei van de middeleeuwse stad Damme kunnen we twee fasen onderscheiden. Tot het midden van de 13de eeuw greep de uitbreiding achter de dam (huidige Kerkstraat) en de Oude Sluissedijk plaats. In dit stadgedeelte vinden we de oudste monumenten van Damme, namelijk het Sint-Janshospitaal en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Deze eerste nederzettingskern is te situeren in de oksel van de Kerkstraat en de Kattestraat. Ook de Katarinakerk werd in deze periode aan de landzijde van de Oude Sluissedijk opgericht. De afgelegen ligging laat vermoeden dat hier de verdere stadsuitbreiding gepland was (Termote 1985; Devliegher 1983).
In de tweede helft van de 13de eeuw werden gelijklopend met de opslibbing en de verdere indijking van het Zwin gronden achter de dam ingenomen. Geologisch en archeologisch onderzoek kan de oorspronkelijke dijkfunctie van de Hoogstraat (huidige Jacob Van Maerlantstraat) bevestigen. De tegenhanger is de Noorddijk, die bij de aanleg van de latere kanalen zal verdwijnen. Bij de bedijking kwamen nieuwe bouwarealen vrij die verkaveld werden. In deze periode werd ook de Lieve gegraven, een rechtstreekse verbinding met de stad Gent. Op het einde van de 13de eeuw bereikte Damme zijn grootste uitbreiding, die samenvalt met het hoogtepunt van de economische activiteit –stapel en overslag - in de stad. Een eerste stadsomwalling werd aangelegd in 1297-1298. Deze dubbele omwalling is alleen gekend door kaartenmateriaal en lijkt een eerste haastig opgeworpen verdedigingsgordel te zijn, ten gevolge van een aanval door de Franse koning Filips de Schone (Termote 1985).
Eind 14de-begin 15de eeuw werd een tweede stadsomwalling gerealiseerd, die het bewoningsareaal omsloot zoals het dan tot stand gekomen was. Ze had enkele belangrijke wijzigingen aan de uitgangswegen en de haven tot gevolg. In deze periode grepen ook havenwerkzaamheden plaats die een poging waren om de Damse haven operationeel te houden. Zo werd het ‘Nieuw Gedelf’ aangelegd in het midden van de 14de eeuw. Deze aanpassingswerken brachten echter niet het verhoopte resultaat op en de vaargeul slibde verder dicht (Termote 1985).
Damme was enerzijds een stad met een havenfunctie, waaraan specifieke accommodatie beantwoorde en anderzijds een handelscentrum, dat de commerciële elite aantrok. Het religieus patrimonium is beperkt. Eigenlijk hoort enkel het Sint-Janshospitaal, dat al vóór 1249 vermeld wordt, in die categorie thuis.
Op het einde van de middeleeuwen had Damme zijn economische betekenis voorgoed verloren, maar won in de daaropvolgende eeuwen aan militaire betekenis. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Damme als vestingstad door Spaanse ingenieur ontworpen. De aanleg vond plaats in 1616-1617 en bestond uit een regelmatige zevenhoek met bastions, verbonden door courtines en voorzien van een voorwal. Daarna volgde de aanleg van een contrescarpe. In 1703 werd er ook nog een hoornwerk in de richting van Sluis aan toegevoegd. Bij archeologische waarnemingen kon het 17de-eeuwse kunstwerk herhaaldelijk in detail gedocumenteerd worden. De bouw van het post-middeleeuwse Damse verdedigingssysteem heeft nagenoeg alle sporen van de laatmiddeleeuwse versterkingen uitgewist. Tenslotte verdwenen bij het graven van het kanaal Brugge-Sluis in 1810 nog een aantal andere laatmiddeleeuwse resten (Seys 1982; Dewilde 2002). Het stadje Damme heeft een indrukwekkend historisch verleden, maar heeft na de 17de-18de eeuw geen enkele industriële of economische ontwikkeling meer gekend. Hierdoor is het archeologische erfgoed in Damme nog relatief goed bewaard gebleven, wat de onderzoeken van de laatste jaren bewezen hebben.
De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.
Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.
Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.
Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.
Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).
Bron: AZ-dossier
Auteurs: Hillewaert, Bieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Damme
Omvat
Damse Vaart West
Omvat
Damse Vaart West 6
Omvat
Slekstraat 20
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Damme [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140002 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.