erfgoedobject

Historische stadskern van Kortrijk

archeologisch geheel
ID
140006
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140006

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Kortrijk komt tot stand op beide Leieoevers. Een bocht in de Leie met oversteekmogelijkheden en de monding van een zijbeek werkten het ontstaan van een nederzetting op de zuidelijke oever in de hand. De Mosscherbeek/Klakkaartsbeek waaiert daarbij uit in de breder wordende Hoge en Nedervijver, ook gevoed door de Grote of Sint-Jansbeek/Lange Mere. Aan de noordkant is de bewoning aanvankelijk verspreid. Daarnaast is het kruispunt (op de Grote Markt) van drie in oorsprong vermoedelijk, Romeinse wegen bepalend: Bavay-Doornik-Torhout-Oudenburg, Rijsel-Cassel-Velzeke-Elewijt-Tongeren en langs de Leie: Estaires-Wervik-Harelbeke-Gent. De brede Leievallei - het plaatselijk toponiem Broel verwijst naar de moerassige aard - doorsnijdt een vochtig zandleemcomplex, waarin slierten droge en natte zandleem voorkomen. Zowel noordelijk als zuidelijk gaat de vallei over in een zachtjes oplopend terrein. Op het gewestplan is overwegend woongebied aangegeven, waarvan een gedeelte woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. Er zijn ook een viertal parkgebieden en een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (de Sint-Maartenskliniek). Binnen de afbakening komen enkele tientallen beschermde panden voor.

Archeologische nota

Kortrijk heeft niet te ontkennen Romeinse roots. De stad gaat terug op een Romeinse vicus, die ook beide oevers van de Leie innam. Van de 1ste tot de 3de eeuw n. Chr. kwamen er vier kernen tot ontwikkeling. In de late Keizertijd is er vermoedelijk een garnizoen gevestigd, maar de aanwezigheid van een castellum kan niet worden aangetoond. In de 4de-5de eeuw valt de naam Cortoriacum. De etymologische oorsprong is niet bekend. Ook in de laat-Romeinse periode is de bewoning nog aanzienlijk te noemen. Concreet vallen de Romeinse West- en Zuidwijk, het grafveld en de laat-Romeinse kern binnen de aangeduide historische stadskern (Despriet 1990).

In de vroege middeleeuwen bleef Kortrijk bewoond, zowel in de Merovingische als de Karolingische periode. Zeker in de 9de eeuw komt Kortrijk prominent naar voor. Dat blijkt o.a. uit volgende feiten: In 847 deed Karel de Kale een grote schenking (een domein met twee erven in Overleie) aan de abdij van Elnone (Saint-Amand-les-Eaux). Ook was er een muntatelier actief en de Noormannen sloegen er in 880 een winterkamp op (Despriet 1990).

In de perceelsindeling van de oude stad menen sommige vorsers een halfcirkelvormige (D-shaped) omwalling te ontwaren, die nu eens met de Noormannen, dan weer met de pre-stedelijke situatie in verband wordt gebracht. Stevig archeologisch bewijs ontbreekt tot dusver (De Meulemeester 1988).

In de loop van de 10de eeuw neemt de graaf van Vlaanderen de scepter over en bouwt er een castrum uit. Prominent element daarin is een motte (in de Nedervijver) met neerhof, waarop de kapel en ook de grafelijke administratie ondergebracht zijn. Kortrijk wordt immers de hoofdplaats van één van de kasselrijen (militaire, gerechtelijke en bestuurlijke opdeling o.l.v. een burggraaf) van het graafschap Vlaanderen. Vanaf het midden van de 11de eeuw worden burggraven vermeld. Naast de capella (de Onze-Lieve-Vrouwekerk is er de opvolger van) worden gedurende de volledige 13de eeuw ook een aula en een camera vermeld. Vermoedelijk vormde dit één complex (Warlop 1968, 330-341). Een andere motte met neerhof lag ten zuidwesten van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal, in de buurt van het latere Bourgondisch kasteel (Hospitaalmote). In 1995 werd hiervan de zuidelijke gracht aangesneden. Het verband met de grafelijke stichting is onduidelijk. Ook de aanleg - westelijk van het castrum - van een marktplaats en de uitbouw van een burgerlijke nederzetting zullen niet lang meer op zich laten wachten. De bouw van de Sint-Martinuskerk moet in dat kader gezien worden. De eerste vermelding van deze kerk in 1027 is in die optiek wel laat. Dit patrocinium is in de Leievallei synoniem voor een vroegmiddeleeuwse stichting. De schenking van Karel de Kale - aan de andere kant van de Leie - groeide tezelfdertijd uit tot de Sint-Amandsproosdij (Despriet 1990). De installatie van een Franse koninklijke (dwang)burcht (1300-1415) met voorburcht binnen het grafelijk domein veranderde die situatie volledig. Hiervan is, in tegenstelling met de grafelijke realisaties meteen wel archeologisch bewijs voorhanden (Despriet 2003).

De Bourgondische stadsversteking is de volgende duidelijke archeologische etappe. Tussen 1354 en 1454 wordt een bakstenen ringmuur gebouwd, voorzien van torens en poorten. In de oosthoek met de Leie wordt het Bourgondisch stadskasteel (met neerhof, 1396/1404-1684) geïncorporeerd. Uiteindelijk is de ommuring 2,3 km lang en zijn er 5 poorten en 26 torens. Om de gracht watervoerend te houden waren daarnaast allerlei waterbouwkundige ingrepen nodig (Despriet 1990).

Het is erg waarschijnlijk dat er al vroeger een stadsversterking was uitgebouwd. De ligging van Kortrijk in het licht van de conflicten met Frankrijk, die vanaf het 2de kwart van de 13de eeuw heftiger worden, en de parallellen met andere steden als Rijsel, Ieper, Oudenaarde maken dit aannemelijk (Verhulst 1999). Tot op heden is hiervoor geen overtuigend archeologisch bewijs gevonden. Dit betekent dat zoeken naar restanten van de aarden wal en de omgrachting een prioritaire archeologische actie is. De vorm van de plattegrond wordt vermoedelijk bepaald door het verloop van natuurlijke beekvalleien, die op de Leie aansluiten zoals oostelijk de Mosscherbeek/Klakkaartsbeek en westelijk de Beverlaaibeek. Dit hydrografisch patroon is voor een stuk nog duidelijk te zien op de kaart van J. van Deventer (1560). Het feit dat er op het eind van de 14de eeuw sprake is van een ‘uterste veste’ en van de aanleg van nieuwe stadspoorten wijst eveneens in die richting.

Vanaf de tweede helft van de 14de eeuw neemt een complexe fortificatiegeschiedenis een aanvang, waarbij op verschillende tijdstippen op verschillende plaatsen gebouwd of hersteld wordt. De Bourgondische versterking omsluit in eerste instantie het oude stadsgedeelte op de zuidelijke oever en Buda op de andere oever. De bouw van de stadsmuur loopt van 1354 over 1387 tot 1454. Buda - voorheen Pamele - komt op de noordelijke Leie-oever tot stand door het graven van de Nieuwe Leie (1340-1399-1454), de aanleg van een aarden wal en de bouw van de nieuwe Leiepoort (1400-1402). De Bourgondische stadsmuur komt tot stand in 1411-54. De twee-eenheid van de Broeltorens kwam tot stand, toen bij de zuidelijke Broeltoren (laatste kwart 14de eeuw) op de andere Leieoever de noordelijke Broeltoren (1411-1413) en bijhorende brug tot stand kwam (Despriet 2013). Hierop aansluitend wordt ook Overleie bij de stad gevoegd. Deze beweging werd al in 1386 ingezet (aanleg van de omgrachting, de ‘uterste veste’) en werd in 1413 afgerond. Er werden daarbij ook nieuwe stadspoorten gebouwd, namelijk de Brugsepoort en de Oude Bissegemsepoort (Despriet 2013).

In de tweede helft van de 15de eeuw werd de toenmalige versterking voorzien van 6 bolwerken vóór de stadspoorten. Overleie werd uitgebouwd tot een moderne, gebastioneerde vesting tussen 1577-8 en 1644 en omvatte een nog groter areaal, want nu werd ook de Sint-Amandsproosdij en de Grote Broel opgenomen. Op de noordwestelijke hoek kwamen een zesde bastion en de (Nieuwe) Bissegemsepoort tot stand. De wijk Overbeke – ten zuidoosten - werd in 1453 omgracht, opgenomen in de versterking en eveneens tussen 1578 en 1684 voorzien van een gebastioneerde ommuring. De volledige bastionering werd in 1646-48 door de Fransen verwezenlijkt, waarbij ook de west- en de zuidzijde van de stad werden aangepakt (Despriet 2013).

Een Franse citadel haakte tijdelijk (1647-1684) in op de oostflank van Overbeke. Deze citadel is vijfzijdig (pentagonaal) en is voorzien van een driedubbele versterking. De citadel zelf is gebouwd in 1646-1648. Ze werd door de Fransen zelf vernield bij hun aftocht in 1684, net als de stadspoorten en -torens en het kasteel (Despriet 2008).

De versterkingen worden bij hun terugkeer door de Fransen (Vauban) gedeeltelijk wederopgebouwd tussen 1692 en 1697. Men spitst zich nu toe op het Buda-eiland. Daarnaast wordt onder andere een réduit uitgebouwd in de oostelijke courtine tegenaan de Leie. In de loop van de 18de eeuw ging de wederopbouw verder en werden ook allerlei buitenwerken aangelegd. In 1782 werden de versterkingen afgeschaft en verkocht. Omdat Kortrijk niet in de Wellingtonlinie was opgenomen, wordt de vesting in de Hollandse periode trouwens ook niet gemoderniseerd (Despriet 2008).

Kortrijk bevat nog heel wat andere interessante archeologische locaties, waarvan al hun archeologische relevantie bewezen hebben.

Zeker de religieuze topografie van Kortrijk verdient gepaste aandacht. Naast de Sint-Maartens- en de O.L.V. kapittelkerk is er ook nog de Sint-Michielskerk, die dateert uit 1607 en kadert in de uitbreiding van het Jezuïetenklooster. De opeenvolgende versies van de Groeningeabdij en ook andere religieuze instellingen, zoals de Sint-Amandsproosdij, het minder- of grauwe broedersklooster, het klooster van de grauwe zusters, het jezuïetenklooster, de opeenvolgende kloosters van kapucijnen en kapucinessen, het karmelietessenklooster en het Sionklooster hebben al enige informatie prijsgegeven, maar hebben nog veel potentie (Despriet 1993; Despriet 1996; Acke e.a. 2007). Daarnaast zijn er nog tal van kapellen, gasthuizen (Sint-Elooi, Sint-Joris, Sint-Niklaas, ...), hospitalen (O.L.V., ...) en refuges, die zeker iets te bieden hebben (Despriet 1993; Despriet 1996). Het begijnhof is via de recente restauraties misschien wel het best gekende site (Despriet 2001).

De burgerlijke architectuur is evenzeer het onderzoeken waard. In enkele gevallen is dit trouwens al gebeurd. Op de Grote Markt stond een imposante hal met belfort. De eerste vermelding zou uit de 1ste helft van de 13de eeuw dateren. Belangrijke verbouwingen of de aanbouw van enkele huizen zijn na 1393, in 1427, in 1717, ... gekend. Ook het stadhuis (scepenhuus) kende een bewogen bouwgeschiedenis. Over het ontstaan is er geen eensgezindheid. Het was misschien ondergebracht in een 13de-eeuws ‘steen’ op de noordzijde van de Grote Markt. Ombouw, nieuwbouw na de verwoesting in 1382 en de stadsbrand van 1393, uitbreiding, verbouwingen, ... hebben tal van sporen nagelaten. Uit de historische bronnen blijkt dat in de Leiestraat de grafelijke, later stedelijke gevangenis stond. Min of meer geconcentreerd rond de Grote Markt zijn een 12-tal stenen patriciërswoningen uit de (12de-13de-14de eeuw gekend. Ook de huizen van de schuttersgilden, stapelhuizen, brouwerijen, (water)molens, ... verbergen ongetwijfeld archeologische opportuniteiten. Ook havenfaciliteiten met onder meer een kraan, openbare waterputten en openbare diensten hebben uiteraard archeologische sporen nagelaten (Debonne 2005; Despriet 1990; Despriet 1994; Despriet 1996). Er is al heel wat artisanale activiteit geattesteerd. Een concentratie van pottenbakkerijen rond de Rijselstraat aan de westelijke rand van de stad was tussen 1956 en 1997 herhaaldelijk in beeld. Langs de Kleine Leiestraat was een van de steenovens gelegen. In de Meensestraat kwamen aanwijzingen voor een pijpenbakkerij tevoorschijn. Leerlooierijen raakten bekend in de Overleiestraat, Recollettenstraat en Doorniksestraat. Langs de Reepkaai kwam de lakennijverheid in beeld. Ter hoogte van de Koeiekop doken o.a. kuipen op, wat sporen zijn van leerlooiersactiviteiten (Acke e.a. 2007).

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.

Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).

Bibliografie

  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • ACKE B., DECORTE J., MAESEN K., STURTEWAGEN K. & TROMMELMANS R. 2007: Archeologische opgraving Sint-Janspoort Kortrijk Basisrapport - mei 2007, Ingelmunster.
  • DE BETHUNE E., OOGHE R., DESPRIET PH., DE PAEPE R., SEYS A. & CALMEYN R. 1985: De Kortrijkse leprozerij (1233-1944), Archeologische en Historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 11, Kortrijk.
  • DEBONNE V. 2005: Middeleeuwse huiskelders in de Kortrijkse stadskern Ca. 1200-1350, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 58, Kortrijk.
  • DE MEULEMEESTER J. 1988 : Karolingische castra en stadsontwikkeling: enkele arche-topografische suggesties, in: La genèse et les premiers siècles des villes médiévales dans les Pays-Bas méridionaux Ontstaan en vroegste geschiedenis van de middeleeuwse steden in de zuidelijke Nederlanden Actes Handelingen, 117-149.
  • DE POTTER F. 1975 (1873-76): Geschiedenis der stad Kortrijk, Brussel.
  • DESPRIET P. 1987: Kortrijks aardewerk 1300-1800, Archeologische en Historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 14, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 1990: 2000 jaar Kortrijk Topografische atlas van ambachtelijke Romeinse nederzetting tot moderne stad, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 1992: De Kortrijkse Sint-Maartenskerk Bouwgeschiedenis en archeologisch onderzoek, Archeolgische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 27, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 1994: Noodopgravingen aan het Kortrijkse Schouwburgplein, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 30, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 1996: 25 Kortrijkse opgravingen 1970-1995, Archeologische en Historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 34, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 1998: Kortrijks aardewerk 1250-1325, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 39, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 2003: Achthonderd jaar Kortrijkse O.L.Vrouwekerk 1203-2003, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 53, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 2005: Nieuw licht op de moderne vesting Kortrijk, Archeologische en Historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 60, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 2006: Kortrijk in 1302 Topografie van een slagveld, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 63, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 2008: Kortrijk en Vauban (1633-1307). Het ontstaan en de topografie van een vesting 4e tot 19e eeuw, Archeologische en Historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 68, Kortrijk.
  • DESPRIET P. 2013: Archeologische atlas van Kortrijk Deel I Buda en Overleie, Archeologische en Historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 84, Kortrijk.
  • MADDENS N. 1990: De geschiedenis van Kortrijk, Tielt.
  • TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.
  • VERHULST A. 1999: The rise of cities in North-West Europe, Cambridge.
  • WARLOP E. 1968: De Vlaamse adel vóór 1300, (Handzame).

Bron: AZ-dossier
Auteurs: Dewilde, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Kortrijk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140006 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.