erfgoedobject

Historische stadskern van Torhout

archeologisch geheel
ID
140014
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140014

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

De nederzetting Torhout ontwikkelde zich in de kleine vallei op de grens tussen de kustvlakte en zandig binnen-Vlaanderen. De nederzetting wordt van deze kustvlakte afgeschermd door het Plateau van Wijnendale, te situeren vanaf de noordelijke en westelijke hoek van Koekelare en Ichtegem tot De Bergen op het grondgebied van Ruddervoorde. Dit plateau heeft als hoogste punt de bekende Ruidenberg (51 meter) en kent een gemiddelde hoogte tussen de 25 en 50-51 meter. Aan de oostzijde van het grondgebied ontwikkelde zich zandig binnen-Vlaanderen. De Torhoutse stadskern ligt op een hoogte van 18 meter boven de zeespiegel.

Op het gewestplan staat de historische kern bijna volledig ingekleurd als woongebied, waarvan alleen het gebied rond de Sint-Pietersbandenkerk met culturele, historische en/of esthetische waarde. Enkele gebieden zijn aangeduid als gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.

Archeologische nota

De laatmiddeleeuwse stadsomwalling (de ‘stedeveste’) is tot op heden nauwelijks bewaard in de ruimtelijke structuur van de huidige stad. Alleen de Vestingstraat verwijst nog naar de vroegere stadsomwalling. Hierdoor is het niet zo eenvoudig om de historische stadskern af te lijnen. Een bijkomende moeilijkheid is het feit dat de aanwezigheid van ‘paelstenen’ lijkt te suggereren dat het stedelijke territorium ruimer viel dan de ‘stedeveste’. Ook het hospitaal van Torhout dat uit de 13de eeuw dateert, bevond zich buiten de stadsomwalling (Mestdagh 2000).

Over het pre-middeleeuwse Torhout zijn weinig gegevens gekend. Uit de prehistorie zijn binnen de historische kern helemaal geen vondsten beschikbaar. Het onderzoek, dat baron Maurice de Maere in de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog uitvoerde rond het kasteel van Wijnendaele, op enkele vindplaatsen binnen het ruimere Torhoutse grondgebied en aan de Moubeek, op de grens Torhout-Aartrijke, bracht vondsten uit het finale paleolithicum, het mesolithicum en het neolithicum aan het licht (Hillewaert e.a. 2011).

Wat de Romeinse periode betreft, bevindt de historische kern van Torhout zich op of nabij het traject van de Romeinse weg (Zeeweg) die van Oudenburg over Aartrijke in de richting van Kortrijk zou gelopen hebben (Pyck 1984). In 1941 start een eerste onderzoek naar aanleiding van het uitbranden van de Torhoutse Sint-Pietersbandenkerk. De vrij gelegde funderingen worden oorspronkelijk als een Karolingische kerk geïnterpreteerd. Het Sint-Pieterspatrocinium verwijst trouwens naar de vroegmiddeleeuwse christianisatie (Meersseman & De Smidt 1942). Bij een opgraving in 1990 aan de voorzijde van de kerk wordt vastgesteld dat de ‘Karolingische centraalbouw’ vooral Romeins (afbraak?)materiaal bevat zoals mortel, beton en fragmenten van fresco’s (Cools 1992). In 2010 worden ten zuiden van de Sint-Pietersbandenkerk bewoningssporen uit de 2de-3de eeuw aangetroffen (Hillewaert & Huyghe 2010). De gegevens zijn voorlopig te beperkt om vergaande conclusies te trekken in verband met het Romeinse Torhout. Het is in elk geval duidelijk dat er onder de Sint-Pietersbandenkerk een gebouw met een zekere status te situeren is, maar of er een burgerlijke, dan wel een militaire (wachttoren) of een rituele (tempel) betekenis aan toe te kennen is, blijft voorlopig nog een vraag.

Torhout wordt voor het eerst vermeld in de 9de-eeuwse Vita Bavonis. Turholt zou dennenbos betekenen. Uit deze tekst mogen we afleiden dat Torhout al een klooster bezat vóór 654. Het is onbekend waar dit klooster en een eventuele andere vroegmiddeleeuwse aanwezigheid moet gesitueerd worden. De betekenis van een klooster in deze vroege periode mag echter niet onderschat worden. Kort na 860 schenkt de Franse koning het klooster aan Boudewijn die later ook het graafschap Vlaanderen geschonken krijgt. Hiervan wordt Brugge het politieke centrum. De plechtige overbrenging van de relieken van Sint-Donaas naar Brugge kort daarna zijn de voorbode voor het definitieve verval van Torhout (Hillewaert e.a. 2011).

Sommige auteurs gewagen van een burcht in de 9de eeuw, ten noorden van de kerk. Hiervoor zijn echter geen historische of archeologische bewijzen. Bij archeologisch onderzoek ten noorden van de kerk werden geen vroege sporen aangetroffen (Hillewaert e.a. 2011).

Pas vanaf de 11de eeuw zijn opnieuw gegevens beschikbaar. Zowel de romaanse Sint-Pieters-bandenkerk als het Sint-Pieterskapittel dateren uit deze periode. Sporen uit de 11de eeuw werden bij archeologisch onderzoek rond de kerk al aangetroffen. Eveneens in de 11de eeuw wordt voor het eerst een jaarmarkt vermeld in Torhout, die één van de belangrijke Vlaamse jaarmarkten zou worden. De bloei was echter van korte duur, aangezien de betekenis van de landmarkten erg snel afneemt door de toenemende maritieme handel. Torhout verloor dan ook vanaf het derde kwart van de 13de eeuw alle nationaal en internationaal economisch belang (Cools 1988; Cools 1992; Hillewaert e.a. 2011; Mestdagh 2000).

Torhout kreeg in het derde kwart van de 12de eeuw stadsrechten. Het was de bevestiging van een bestaande toestand. Tegelijkertijd werd ook het eerste ‘stedehuys’ opgericht op de markt. Er is erg weinig geweten over het uitzicht van de stad Torhout tot de 16de eeuw. Er waren geen poorten of muren, alleen een walgracht. De markt vormde een grote rechthoek tussen de huidige Zuidstraat, de Bassinstraat, de Boeiaardstraat en de Hofstraat. Op dit grote plein, ten zuidoosten van het ‘stedehuys’ waren in de 16de eeuw gebouwen aanwezig als een lakenhalle, een belfort, een muntslagerij en een weegplaats. Het hospitaal, dat zich net ten noorden van de ‘stedeveste’ bevindt, werd vermoedelijk in het tweede kwart van de 13de eeuw gesticht (Mestdagh 2000).

Na 1600 werd een deel van het grote marktplein verkaveld. Hier werd onder meer een brouwerij opgericht. Belangrijk voor Torhout is het pottenbakkersambacht dat vanaf de 17de en 18de eeuw gedocumenteerd is. In een eerste periode situeerde die zich op de hoek van de Hofstraat en de markt, later zijn de pottenbakkers op de hoek van de Zuidstraat en de Wollestraat gevestigd. In 1661 wordt het klooster heropgericht, hersteld en verder uitgebouwd in de 17de-18de eeuw (Mestdagh 2000).

In de 18de eeuw onderging Torhout belangrijke en bepalende wijzigingen. Vooral de groei van een aantal kleinere ambachtelijk-industriële vestigingen (o.a. Huidevetterstraat, Nieuwstraat), de aanleg van de steenwegen en de bevolkingsaangroei waren belangrijk. Het centraal op het marktplein gelegen stadhuis is omgeven door gebouwen. Dit oorspronkelijk vrij gesloten beeld van de binnenstad werd tenslotte in de tweede helft van de 20ste eeuw open gemaakt. Het stadhuis en de Sint-Pietersbandenkerk kwamen hierbij vrij te staan (Mestdagh 2000).

Het archeologisch onderzoek in de historische kern van Torhout is tot nu toe beperkt gebleven. Ingrijpende ruimtelijke wijzigingen en nieuwbouw in de 19de en vooral 20ste eeuw hebben een gedeelte van het bodemarchief mogelijk aangetast. Recent onderzoek toont echter aan dat er in de niet-vernielde zones een potentieel aanwezig is, dat bijgevolg met de nodige waakzaamheid dient benaderd te worden (Hillewaert & Huyghe 2010).

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.

Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).

Bibliografie

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

COOLS E. 1984: De Romeinse elementen in de resten van de Karolingische kerk te Torhout, Jaarboek van de Heemkundige Kring Houtland, 1-6.

COOLS E. 1986: De "Karolingische kerk" van Torhout ... een Romeinse wachttoren?, Westvlaamse Archaeologica 2.3, 81-90.

COOLS E. 1988: 'Te Thorout maecti, ende de sine, eenen torre int Vlaemsche hout', Westvlaamse Archaeologica 4.1, 9-10.

COOLS E. 1988: Torhout: stand van het vooronderzoek naar de 'Karolingische kerk', Westvlaamse Archaeologica 4.3, 84-88.

COOLS E. 1989: De middeleeuwse vloeren van de kerk van St-Pieters-Banden te Torhout, Westvlaamse Archaeologica 5.2, 59-63.

COOLS E. 1992: Torhout, kerk Sint-Pieters Banden. Her-opgraving, Westvlaamse Archaeologica 8.3, 73-74.

COOLS E. 1992: Het vooronderzoek naar de 'Karolingische kerk' te Torhout afgerond, Westvlaamse Archaeologica 8.3, 90.

DEWILDE M. & WYFFELSS F. 2002: Het Ravenhof te Torhout (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 25, 55.

HILLEWAERT B. & HUYGHE J. 2010: Middeleeuwse sporen in het centrum van Torhout (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 33, 96-97.

HILLEWAERT B., HOLLEVOET Y. & RYCKAERT M. (red.) 2011: Op het raakvlak van twee landschappen. De vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge.

MEERSSEMAN G. & DE SMID F. 1942: De kerk van Torhout in het licht der jongste opgravingen, Antwerpen.

MESTDAGH M. 2000: Torhout, de geschiedenis van een stad, Torhout.

PYCK M. 1984: De Zeeweg. Een Gallo-Romeinse weg doorheen Torhout?, Jaarboek van de Heemkundige Kring Houtland, 1-13.

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Hillewaert, Bieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Torhout [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140014 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.