is aangeduid als vastgestelde archeologische zone Historische stadskern van Oudenaarde
Deze vaststelling is geldig sinds
De oudste historische kern van Oudenaarde is gelegen op de linkeroever van de Schelde, op een lichte verhevenheid in de alluviale vlakte van de rivier waar deze van oorsprong een zeer kronkelend verloop kende. De Schelde is nu gekanaliseerd en rechtgetrokken, maar de oude rivierarmen zijn nog goed herkenbaar in het stratenpatroon. Aan de overzijde op rechteroever ontwikkelde Pamele zich als tweede middeleeuwse bewoningskern, die geleidelijk haar eigen identiteit verloor vanaf het moment dat ze binnen de 13de-eeuwse stadsomwalling van Oudenaarde kwam te liggen. Op het gewestplan staat de historische kern, die overeenstemt met de zone van de verdwenen laatmiddeleeuwse stadsomwalling, bijna volledig ingekleurd als woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. Enkel twee kleine zones op de rand zijn ingekleurd als gebieden voor stedelijke ontwikkeling.
Het grootste deel van de ruimtelijke structuur van het huidige Oudenaarde weerspiegelt nog haar vorm uit de late middeleeuwen en de moderne tijden, zoals onder meer goed gekend van het 16de-eeuwse stadsplan door Jacob Van Deventer en de 18de-eeuwse maquette van Oudenaarde door de Franse ingenieur Nézot (Vannieuwenhuyze 2012). Vooral aan de westzijde is het tracé van de omwalling grotendeels verdwenen, door de aanleg van de spoorlijn. In samenhang met bovengenoemde historische afbeeldingen van de stad laat de morfologie van de huidige structuur ook toe de evolutie te schetsen van de woonkernen van Oudenaarde en Pamele en hun samenhang met de natuurlijke en gegraven armen van de Schelde (Berings 1989).
Centraal tussen beide kernen, binnen een afgesneden Scheldemeander, bevond zich de burcht van de heren van Oudenaarde, waarvan de oorsprong waarschijnlijk teruggaat op een versterking met toren die in 1064 vermeld wordt als de turris aldenardensis (Callebaut e.a. 2012). In de 13de eeuw werd de grote stenen burcht gebouwd, die in deze vorm bleef bestaan tot in 1786, toen het hele burchtareaal verkaveld werd (Callebaut e.a. 1986). De heren van Oudenaarde hadden op rechteroever, recht tegenover hun burcht, met Pamele een novus burgus gesticht, bewoond door handelaars en ambachtslui, die al in de 12de eeuw stadsrechten ontving (Berings 1989; De Vreese 1985; Hoebeke 1985). Op het plan van Van Deventer zijn nog de restanten van zijn 12de-eeuwse rechthoekige stadsomwalling zichtbaar. In 1234 werd de vroeg-gotische Onze-Lieve-Vrouwekerk van Pamele gebouwd. Het stadje heeft zich echter nooit ten volle kunnen ontwikkelen. In 1593 verloor Pamele juridisch gezien definitief zijn eigen identiteit, nadat het al in de 13de eeuw binnen de Oudenaardse stadsomwalling kwam te liggen en in 1384 zijn rechtspraak aan het gezag van Oudenaarde verloor.
De oudste stedelijke kern van Oudenaarde zelf ontwikkelde zich ten noordwesten van de in de 11de eeuw gestichte burcht (Callebaut e.a. 2012; Koch 1958). De Sint-Walburgakerk maakte mogelijk oorspronkelijk deel uit van het burchtcomplex. De patroonheilige Sint-Walburga, die ook gebruikt is in de grafelijke residenties van Brugge en Veurne, vormt hiervoor een sterke aanwijzing. De oudste vermelding van de kerk dateert uit 1127. Tussen burcht en kerk bevond zich ook de eerste markt, die later, na de aanleg van de grote markt, ook bekend stond als ‘Vismarkt’ of ‘Garenmarkt’. Later werd het grootste deel van deze markt volgebouwd.
Graaf Filips van de Elzas verleende Oudenaarde in 1150 een stadskeure. De vermelding van de term oppidum in teksten uit 1127 en 1155 wijst erop dat de handelsnederzetting dan al versterkt was. Het tracé van de oudste stadsomwalling kan gesitueerd worden in de Einestraat, dwars over de Markt lopend via de Walburgastraat, om dan rondom de Walburgakerk zo weer aan te sluiten bij de Schelde. In 2014 werd in de Broodstraat restanten van de stenen brug over de natuurlijke Schelde aangetroffen, met aan stadszijde de fundering van een toren die wellicht deel uitmaakte van de eerste stadsversterking (De Maeyer e.a. 2015). De weinige vondsten uit de vroegstedelijke periode maken wel duidelijk dat hoe fragmentarisch ook, elke registratie van deze oudste getuigen heel belangrijk is voor de reconstructie van de oorsprong en de vroegste ontwikkelingen van de stadswording van Oudenaarde (Ameels e.a. 2009; De Groote 2008; Lemay & Langen 2002). In de eeuwenlang dichtbebouwde oudste stadskern, is het niet evident om sporen van dit verre verleden terug te vinden.
Bij de uitbreiding van de Oudenaardse stadsversterkingen werd de grote markt aangelegd, nu Markt geheten (Callebaut e.a. 2012). Uit de historische bronnen blijkt dat de aanleg van deze tweede stadsomwalling vóór 1279 gesitueerd moet worden, evenals die van de verbindingswegen van de Markt met de Beverepoort, de Hoog- en de Neerstraat. Er werden goed bewaarde restanten onderzocht van de Baarpoort in het zuiden en in mindere mate van de Einepoort in het oosten (De Maeyer e.a. 2013). Archeologische waarnemingen bij rioleringswerken op de Markt en in de Hoogstraat leverden een weliswaar fragmentarisch, maar toch heel waardevol beeld op van de terreinopbouw over een afstand van meer dan 250 meter in deze historisch belangrijke zone (De Groote 2008; Callebaut e.a. 2012). De graafwerken doorsneden omvangrijke ophogingslagen die duidelijk verband hielden met de aanleg van de grote markt, na de uitbreiding van de stadsomwalling. Aan het meest westelijke deel van de Markt, aan de hoek met de Sint-Walburgastraat, is een lagergelegen zone waargenomen, waar de moederbodem op meer dan 2,30 meter onder het straatniveau gelegen was. Het kan van oorsprong een natuurlijke depressie geweest zijn, gelegen tussen de ‘hoge weide’ (een van de toponymische verklaringen van het woord ‘Oudenaarde’) van de castrale site met de prestedelijke kern er rond en de lichte verhevenheid op de plaats waar zich nu het stadhuis bevindt. De terreinen in de zone van de Markt en de Hoogstraat werden genivelleerd en gebruiksklaar gemaakt in de periode eind 12de-begin 13de eeuw. Het is dan ook in deze periode dat de aanleg van de grote stadsomwalling gesitueerd moet worden. Binnen dit vergrote stadsareaal werd de grote markt aangelegd, waarlangs de bewoning uitwaaierde tot in de Neerstraat en de Hoogstraat. Dertiende-eeuwse resten van een leerbewerker in deze laatste straat wijzen op de aanwezigheid van ambachtelijke activiteiten vanaf de vroegste occupatieperiode en de oudste stenen huizen gaan er zeker terug tot de tweede helft van de 13de eeuw (Callebaut e.a. 2012). Na de bouw rond 1338 van de lakenhalle werden tegen zijn westzijde verscheidene kleine huisjes aangebouwd, die in 1368 voltooid waren (Debonne & Lachaert 2007). Ook op andere plaatsen rond de Markt werden woonsporen aangetroffen die tot de 13de of vroege 14de eeuw teruggaan, onder meer restanten van patriciërswoningen in Doornikse kalksteen (Callebaut & De Groote 1991). De stenen woningen die zich rondom de zogenaamde ‘kleine markt’ bevonden – onder andere op de plaats van het latere Vleeshuis, de Boudewijnstoren, het Huis van Margaretha van Parma en een vijftal woningen die bij het Droesbeke-project opgegraven zijn ter hoogte van het Centrum Ronde van Vlaanderen – zijn meestal iets ouder, waarschijnlijk eerder nog 12de- of vroeg-13de-eeuws (Lemay & Langen 2002). Sporen onder de vermelde vijf opgegraven erven wijzen op de voorafgaande aanwezigheid van ijzer- en bronsbewerkers in de 11de of 12de eeuw. Ook op Pamele is er heel wat ambachtelijke activiteit. Onder meer in de nabijheid van het latere Huis de Lalaing zijn in de 13de eeuw pannenbakkers en metaalbewerkers aan de slag, en in de 14de eeuw is er een pottenbakkersatelier gevestigd (De Groote 1994; De Groote 2008). Vanaf de 13de eeuw gaat echter vooral de textielindustrie zich ontwikkelen in Oudenaarde en Pamele, waarbij de productie van laken tegen het midden van de 14de eeuw meer dan de helft van de bevolking te werkstelde. Vanaf de 15de eeuw werd omgeschakeld naar de productie en verhandeling van tapijten, dat zijn hoogtepunt kende midden 16de eeuw (Trio e.a. 2012).
De sterke ontwikkeling van de laatmiddeleeuwse stad en de stedelijke identiteit wordt verder onderstreept door de oprichting van schuttersgilden, die van groot belang waren voor de stedelijke militie, en door de vroege aanwezigheid van meerdere religieuze instellingen, zoals drie begijnhoven, het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal, een franciscanenklooster en het cisterciënzerinnenklooster van Maagdendale te Pamele, alle opgericht in de 13de eeuw (Trio e.a. 2012; Augustijn 1994; De Meyer 1956; Milis & Hoebeke 1980). In de 15de eeuw komen daar nog de vrouwenkloosters bij van Sion en van de grijze zusters.
Oudenaarde is steeds van strategisch groot belang geweest, eerst als grafelijke stichting aan de oude Scheldegrens, later als steunpunt van de Vlaamse graven en de Bourgondische hertogen tegen de rebelse Vlaamse steden Brugge en Gent, getuige de bouw in 1385 van een Bourgondisch kasteel op rechteroever langsheen de Schelde, ten noorden van Pamele (Berings 1989). Het beheerste de aanvoerroute naar Gent, waartegen deze stad zich hevig verzette, wat onder meer leidde tot belegeringen van Oudenaarde in 1382, 1452 en 1485. Ook later bleef Oudenaarde deze strategische positie behouden, vooral onder de oorlogen met Frankrijk (Dhondt 2012; Lachaert 2008; Vannieuwenhuyze 2012). Tussen 1667 en 1678 werd de stadsomwalling door Vauban omgebouwd tot een militair bolwerk, met nieuwe belegeringen tot gevolgen in 1674, 1683 en 1708. Ook in de 19de eeuw bleef de stad zijn strategisch belang behouden.
De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.
Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.
Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.
Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.
Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).
Atlas des villes de la Belgique au XVIe siècle, Jacob Van Deventer, Nationaal Geografisch Instituut, facsimile uitgegeven in 1884-1924.
Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
AMEELS V. 2006: Onderzoek naar het middeleeuws kasteel van Pamele/Oudenaarde, Archaeologia Mediaevalis 29, 1-2.
AMEELS V., MOENS J. & DE GROOTE K. 2009: Verkennend onderzoek in de Sint-Walburgastraat te Oudenaarde (O.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 32, 80-81.
AUGUSTIJN B. 1994: Abdij van Maagdendale te Pamele-Oudenaarde, Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde XXXI, 73-106.
BERINGS G. 1989: Landschap, geschiedenis en archeologie in het Oudenaardse, Oudenaarde.
CALLEBAUT D. (red.) 1988: Ename - Oudenaarde - Mullem. Archeologisch-historische route, Archaeologicum Belgii Speculum XVI, Brussel.
CALLEBAUT D. & DE GROOTE K. 1991: Oudenaarde. Archeologische vondsten en bevindingen, in: P. DEVOS Monumenten en Landschappen in Oudenaarde (3), 6-13 (Uitgeg. n.a.v. Open Monumentendag 15/09/91).
CALLEBAUT D., DE GROOTE K. & AMEELS V. 2012: Het ontstaan van de stad: een moeizaam verhaal. In: TRIO P., CASTELAIN R., VAN KERKHOVEN G. & DE SMET M. (red.), Tijd voor Oudenaarde, Museum Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen, Oudenaarde, 17-32.
CALLEBAUT D., VAN DER PLAETSEN P. & DECOCK W. 1986: De Borch van Oudenaarde, Archaeologia Belgica, nieuwe reeks 1-2, 103-108.
COENAERTS J. 2013: Het poortgebouw van de abdij van Maagdendale te Oudenaarde. Van toegangsweg tot soldatenwoning, Archeo Rapport aDeDe 39, Gent.
DEBONNE V. & LACHAERT P.-J. 2007: Een middeleeuws huis in Oudenaarde (prov. Oost-Vlaanderen): historisch en bouwhistorisch onderzoek in Hoogstraat 7, Relicta 3, 237-288.
DE GROOTE K. 1994: De middeleeuwse ambachtelijke wijk van Pamele (stad Oudenaarde, O.-Vl.). Het onderzoek in het Huis de Lalaing. 1. De pottenbakkersovens, Archeologie in Vlaanderen III-1993, 359-399.
DE GROOTE K. 2008: Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10de-16de eeuw), Relicta Monografieën 1, twee delen, Brussel.
DE MAEYER W., VAN CAUWENBERGHE S. & CHERRETTÉ B. 2013: Het archeologisch onderzoek op het J.J. Raepsaetplein te Oudenaarde (O.Vl.), Archaeologia Mediaevalis 36, 60-62.
DE MAEYER W., VAN CAUWENBERGHE S., TAELMAN E. & CHERRETTÉ B. 2015: Het archeologisch onderzoek in de Broodstraat te Oudenaarde (O.Vl.), Archaeologia Mediaevalis 38, 102-104.
DE MEYER P. B. 1956: De minderbroeders te Oudenaarde (1230-1797), Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, feestnr., 161-187.
DE VREESE K. 1985: Le Veil Rentier (1275), weerspiegeling van het sociale, economische en culturele verleden in de streek van Zuid-Oost-Vlaanderen, in: Gedenkboek 750 jaar Pamelekerk Oudenaarde 1235-1985, Oudenaarde, 87-102.
DHONDT F. 2012: Op één nacht van Parijs: Oudenaarde als vestingstad op het slagveld van Europa, 1600-1859. In: TRIO P., CASTELAIN R., VAN KERKHOVEN G. & DE SMET M. (red.), Tijd voor Oudenaarde, Museum Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen, Oudenaarde, 64-77.
HANECA K. 2008: Funderingspalen Kasteel van Oudenaarde. Verslag dendrochronologisch onderzoek, Rapporten Natuurwetenschappelijk Onderzoek VIOE 11, Onuitgegeven rapport, Brussel.
HOEBEKE M. 1985: De stichting van de parochie Pamele, in: Gedenkboek 750 jaar Pamelekerk Oudenaarde 1235-1985, Oudenaarde, 25-40.
KOCH A.C.F. 1958: Het land tussen Schelde en Dender voor de inlijving bij Vlaanderen (met een opmerking over het ontstaan van Oudenaarde), Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde XI, 57-73.
LACHAERT P.-J.(ed.) 2008: Oudenaarde 1708. Een stad een koning een veldheer, Oudenaarde. LEMAY, N., CALLEBAUT D. & BAUTERS L. 1995: Noodopgraving aan de muziekschool te Oudenaarde (O.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 18, vol. II, 12-13.
LEMAY N. & LANGEN I. 2002: Noodonderzoek aan de Meerspoort in Oudenaarde (O.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 25, 69-70.
MILIS L. & HOEBEKE M. 1980: Abbaye de Notre-Dame rattacheé à l' hôpital à Audenarde, Monasticon Belge. Tome VII, vol. 3, 375-377.
PEDE R. & AMEELS V. 2007: Laatmiddeleeuwse bewoning langs de Hoogstraat te Oudenaarde (O.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 30, 75-77.
PEDE R. & AMEELS V. 2007: Enkele archeologische waarnemingen in de Kattestraat te Oudenaarde, Archaeologia Mediaevalis 30, 77-78.
PEDE R. & KLINKENBORG S. 2010: Archeologisch onderzoek in een uithoek van de stad: Oudenaarde - De Ham. Resultaten van het archeologisch onderzoek gedurende maart-augustus 2008, Stad Oudenaarde, Oudenaarde.
THOEN E. 1985: Het dagelijks leven van adel en ridderstand tijdens de veertiende eeuw. Leefwijze en levensstandaard van Jan, heer van Oudenaarde (1373-1378). In: Gedenkboek 750 jaar Pamelekerk Oudenaarde 1235-1985, Oudenaarde, 103-130.
TRIO P., CASTELAIN R., VAN KERKHOVEN G. & DE SMET M. (red.) 2012: Tijd voor Oudenaarde, Museum Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen, Oudenaarde.
TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.
VANNIEUWENHUYZE 2012: De structuur van de stad volgens de zestiende-eeuwse cartograaf Jacob van Deventer. In: TRIO P., CASTELAIN R., VAN KERKHOVEN G. & DE SMET M. (red.), Tijd voor Oudenaarde, Museum Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen, Oudenaarde, 166-173.
VERRIEST L. 1950: Le polyptique illustré dit ‘veil Rentier’ de messire Jehan de Pamele-Audenarde (vers 1275). Texte intégral et illustration de ce manuscrit, Brussel.
VAN UYTVEN R. 1982: Stadsgeschiedenis in het Noorden en het Zuiden. In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 2, 187-253.
VERHAEGHE F. 1990: Twee zijden van één verleden. Geschiedenis en archeologie: beschouwingen omtrent theorie, methode en praktijk. In: Ontstaan en vroegste geschiedenis van de middeleeuwse steden in de zuidelijke Nederlanden. Een archeologisch en historisch probleem. Handelingen van het 14de Internationaal Colloquium, Spa 6-8 sept. 1988, Historische uitgaven reeks in-8, 83, Brussel, 501-559.
VERHULST A. 1999: The rise of cities in North-Western Europe, Cambridge.
Bron: AZ-dossier
Auteurs: De Groote, Koen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Oudenaarde
Omvat
Bergen-Op-Zoomplein
Omvat
Beverestraat 27
Omvat
Broodstraat
Omvat
Einestraat 10
Omvat
Gevaertsdreef
Omvat
Hoogstraat 6-8
Omvat
Markt 24
Is gerelateerd aan
Oudenaarde Markt
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Oudenaarde [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140026 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.