erfgoedobject

Historische stadskern van Landen

archeologisch geheel
ID
140039
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140039

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Landen, dat zichzelf promoot als de 4-provinciënstad, ligt aan de taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië, in de provincie Vlaams-Brabant, grenzend aan de provincies Limburg, Luik en Waals-Brabant. Het behoort geografisch tot westelijk Brabants Haspengouw. Landen ligt in de vork die ontstaat door de monding van de Zeype in de Molenbeek, in een licht golvend landschap. De gronden rond de stad worden vooral gekenmerkt door droge leemgronden. Op het gewestplan staat de hele kern aangeduid als ‘woongebied’.

Archeologische nota

Het ontstaan van de latere stad Landen is verbonden met de archeologische site van Sinte Gitter (of Oud-Landen) in het zuidwestelijke uiteinde van het Sint-Gitterdal. Deze site wordt gelieerd aan Pepijn I (° ca. 580 - † 629/640), hofmeier van het Frankische koninkrijk Austrasië. Recent archeologisch onderzoek in het kader van de bescherming van de site toonde aan dat de zone een belangrijke cultuurhistorische en wetenschappelijke waarde bevat met onder meer de relicten van een vroegmiddeleeuws elitair grafveld met bijhorende kapel die later evolueerde van eigenkerk tot parochiekerk met kerkhof, de bijhorende nederzettingssporen van vroege tot late middeleeuwen, de dubbele mottes Tombe van Pepijn en Hunsberg met hun omgrachting, voorhof en neerhof (Keijers 2010). In de historische stadskern van Landen ontbreekt tot op vandaag elk systematisch archeologisch onderzoek.

Etymologisch is Landen verwant met Londen. De oudste vormen van Landen zijn: circa 1050 Landane (genitief), 1080 Landen, 1116 Landenes, 1132 Landinis, enz. (Gysseling, 1960). Landen is te reconstrueren als Londhiniom, wat zoveel betekent als ’de nederzetting van Londhinios’. De grondvorm in Landen, net als in Londen, is het adjectief londo ’wild’. Bij de eerste germanisering (2de eeuw v. Chr.) wordt de o een a: Landhiniom. Bij de tweede germanisering door de Franken (5de eeuw na Chr.) verandert de uitgang in een datief meervoud -um, Nederlands -en. Door afslijting van de uitgang wordt Landenen verkort tot Landen. Samengevat: Landen(en) ontwikkelde zich uit Londhiniom, een afleiding van de persoonsnaam Londhinios, met als grondvorm londo ‘wild’. Landen betekent dus: nederzetting van de wilde (Kempeneers 2000).

Landen behoorde tot de reeks van steden die door de hertogen van Brabant in de 12de en 13de eeuw gesticht zijn. Dergelijke stichtingen konden verschillende vormen aannemen, gaande van de verlening van stedelijke voorrechten aan al bestaande nederzettingen tot de bouw van volledig nieuwe nederzettingen “uit het niets” (ex nihilo). De hertogen hadden hierbij zowel economische als politiek-institutionele bedoelingen. In het begin van de 13de eeuw, op nog geen 2 km ten noordoosten van Sinte Gitter, stichtte hertog Hendrik I het (Nieuw-)Landen op de kruising van de Molenbeek met de handelsroute van Leuven over Tienen naar Luik. De locatie werd vooral bepaald door politiek-strategische motieven, aangezien Landen gelegen was in het meest oostelijke deel van het hertogdom Brabant, op de grens met het prinsbisdom Luik. Hendrik I streefde ernaar om de handelseconomie naar het Rijngebied te bevorderen. Landen ontving omstreeks 1210 stedelijke voorrechten (privileges) en de economische vrijheid voor de inwoners. Volgens Kempeneers wijzen de toponiemen Oude Vesten en Oude Grachten op een eerste poging tot de stichting van een stad door de hertog van Brabant. Deze eerste stichting lag echter buiten de wallen van het latere Landen, meer bepaald tussen de huidige Grumstraat en Groenendaal enerzijds en de Bovenpoortstraat en de Colverstraat anderzijds. Na de Slag van Steps te Montenaken (1213) was er een verplaatsing die kan dateren van na 1213 of rond 1230 naar de plaats waar nu de stad ligt. In elk geval is het duidelijk dat Landen in 1289 een volwaardige stad was, weliswaar een kleine. Pas in het midden van de 14de eeuw kreeg Landen meer stedelijke allures (Kempeneers 2000; Cornelis e.a. 2012).

Oud-Landen bleef bestaan naast Nieuw-Landen, maar kende een gestage leegloop. Omdat de bisschop de Sint-Gertrudiskerk weigerde te verplaatsen van Oud-Landen naar het nieuwe Landen, besliste de hertog om een kapel gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw te bouwen, meer bepaald ter hoogte van het Bronplein. Het bijhorende kerkhof lag aan de noordzijde van deze kapel. Op historische kaarten wordt de locatie ‘Markt’ vernoemd, hier bevond zich de Halle voor de verhandeling van vlees. Ook het stadhuis bevond zich er. Landen had 2 schuttersgilden: de voetboog- of kruisbooggilde had Sint-Joris als patroon en de handbooggilde koos Sint-Sebastiaan als patroon. De bedelorde “Zusters van Jeruzalem” vestigde zich in de tweede helft van de 15de eeuw in het noordoosten van de stad, tussen de vesten en de Tutsestraat. Het Gasthuis bestond al in de 14de eeuw en bevond zich de Hoogstraat. In 1759 werd de huidige Sint-Gertrudiskerk met kerkhof in het centrum ingewijd. De Onze-Lieve-Vrouwkapel verloor haar functie en brandde in 1796 af. In de stad waren de klassieke ambachten gevestigd. In het agrarische Landen ontstond pas met de aanleg van de spoorweg in 1838-1839 enige industriële bedrijvigheid, zoals een huidvetterij, een zagerij, een siroop- en een suikerfabriek (Kempeneers 2000).

De oudst teruggevonden vermeldingen voor een vest in Landen klimmen op tot ca. 1375. De aanleg van de vesten zou echter begonnen kunnen zijn vóór 1262. In de 14de eeuw bleek de omwalling nog niet voltooid. De oppervlakte van de omwalde historische stadskern bedroeg ca. 10,5 ha. De stad was toegankelijk langs drie poorten. In het noordwesten lag de Tiensepoort, in het noordoosten de Sint-Truidensepoort en in het zuidoosten de Bovenpoort. Hertog Jan III bezorgde Landen in 1347 de zware stadspoorten van Waremme als oorlogsbuit. In 1356 werden ze door de troepen van de prinsbisschop van Luik heroverd. De oudst gekende vermelding van de Sint-Truidensepoort dateert uit ca. 1375. Tijdens de burgeroorlogen van 1482 en 1485 werd de Sint-Truidensepoort vernield. In 1486 werd de poort heropgebouwd, en werd vanaf dan ook Nieuwepoort genoemd. Een cijnsboek vermeldde de Tiensepoort ca. 1400. Tot het einde van de 18de eeuw werd deze poort ook Daalpoort genoemd, als tegenhanger van de Bovenpoort. De vroegst gekende vermelding van de Bovenpoort dateert uit ca. 1485. Deze poort werd ook wel de poort van Roeferdingen of de poort naar Luik genoemd. Uit de historische bronnen is niet met zekerheid op te maken uit welke materialen de stadspoorten waren opgetrokken. Naar analogie met andere Brabantse middeleeuwse stadsomwallingen waren deze poorten waarschijnlijk in metselwerk van natuur- en baksteen opgetrokken (Cornelis e.a. 2012).

Op het stadsplan van Landen opgemaakt door Jacob van Deventer (ca. 1560), is de planmatige aanleg nog duidelijk merkbaar. Het grondplan is vierkant met afgeronde hoeken en een marktplein op het kruispunt van de hoofdstraten (de huidige Kerkstraat, Hoogstraat en Attenhovenstraat). Er worden 5 wachttorens en 3 stadspoorten afgebeeld. Op dat stadsplan wordt de stad omgeven door een brede gracht die in het zuiden droog staat, maar in het westelijk, noordelijk en oostelijk deel water bevat. In het noordelijk deel bevond zich een dubbele gracht. Het zuidelijk deel wordt beschermd door een aarden wal. Kempeneers geeft op zijn kaart ‘Landen in de 16de eeuw’ weer dat de volledige stad omgeven zou zijn door een stadsmuur. Op het plan van Deventer staat echter alleen een stenen muur afgebeeld op de aarden wal, van de westelijke wachttoren tot aan de meest oostelijke wachttoren (even voorbij de Bovenpoort). Langs de binnenzijde van het verdedigingssysteem liep een weg.

Er zijn heel weinig aanwijzingen wanneer en hoe de poorten en omwalling afgebroken werden. Wauters vermeldt wel dat de Sint-Truidensepoort al in september 1674 zou zijn afgebroken (Wauters 1913). Op de kabinetskaart van graaf de Ferraris (ca. 1771-1777) staan de wachttorens, de muur op de vesten en de poorten niet meer afgebeeld. Wel zichtbaar is een aarden wal die het westelijke en zuidelijke deel van Landen omringd. In het zuiden is de wal zelfs dubbelledig. In het oosten en noorden zijn geen sporen van een omwalling. Recent geofysisch onderzoek naar de locatie van de stadspoorten leverde niet het verhoopte resultaat op. Maar hieruit mag niet geconcludeerd worden dat er geen archeologische resten in de bodem aanwezig zijn, die al dan niet aan de stadspoorten kunnen toebehoren. De open ruimte aan het Slachthuisplein verwijst nog naar de dubbele stadsgracht die hier een smal langgerekt eiland omsloot (Cornelis e.a. 2012).

Landen werd op het einde van de 15de eeuw, in de loop van de 16de eeuw en 17de eeuw verschillende keren grondig geplunderd en verwoest doordat de grootmachten (het Bourgondische rijk en Frankrijk) de regio gebruikten als strijdgebied. De Eerste Slag bij Neerwinden (1693) wordt bestempeld als de bloedigste veldslag uit de 17de eeuw. Het geallieerde leger, o.l.v. Willem van Oranje-Nassau leed een nederlaag tegen de Fransen, o.l.v. maarschalk De Luxembourg. Honderd jaar na deze overwinning won de Europese coalitie, o.l.v. hertog Frederik Jozias van Saksen-Coburg, de Tweede Slag bij Neerwinden (1793). Een jaar later verjoeg de Franse generaal Kléber de Oostenrijkers uit het Landense. Dit betekende het einde van het ancien régime. Landen verloor haar stadstitel. Pas per 1 januari 1977 bestaat het Landen in zijn huidige vorm. Een wetsvoorstel van 1981 voorzag de teruggave van de stadstitel aan Landen. Een wet van 5 juni 1985 bekrachtigde dit. Landen is sindsdien een stad met veertien deelgemeenten.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.

Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).

Bibliografie

Atlas des villes de la Belgique au XVIe siècle, Jacob Van Deventer, Nationaal Geografisch Instituut, facsimile uitgegeven in 1884-1924.

Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/24059/102.1, Landen: de site van Sinte Gitter (R. Annaert, 2014).

CORNELIS L., SEVENANTS W. & SIMPSON D. 2012: Archeologisch onderzoek naar de ligging van de oude Landense stadspoorten, 2012-7, Kortenberg.

GYSSELING M. 1960: Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) I, 590.

KEIJERS D. 2010: Studieopdracht naar een archeologische evaluatie van het Sint-Gitterdal (Landen, prov. Vlaams-Brabant), RAAP-rapport 2173, Weesp.

KEMPENEERS P. 2000: Leven in Landen. Een toponymisch-geschiedkundige studie, Tienen.

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.

WEMANS G. 2012: Het 13de-eeuwse Landen. Lezing door em. Prof. Dr. R. van Uytven, Ons Landens Erfdeel 35(81), 31-40.

WAUTERS A. 1913: Landen. Description, histoire, institutions, Tienen.

http://www.landen.be/fb111txob529ehq1wlo180.aspx (geraadpleegd op 16 september 2014).

http://nl.wikipedia.org/wiki/Landen_%28Belgi%C3%AB%29 (geraadpleegd op 16 september 2014).

http://www.ghklanden.be/LandenHistorisch.htm (geraadpleegd op 16 september 2014).


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Jansen, Isabelle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Landen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140039 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.