erfgoedobject

Historische stadskern van Tongeren

archeologisch geheel
ID
140056
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140056

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Tongeren is gelegen op een smalle waterscheidingskam die het Scheldebekken en het Maasbekken scheidt en die in het zuiden van de stad afhelt naar de vallei van de Jeker en in noordoosten een steil hoogteverschil overbrugt naar de vallei van de Fonteinbeek en de Molenbeek. De uitstekende ligging in vruchtbaar gebied maakt van Tongeren sinds oudsher een belangrijke aantrekkingspool.

De weg Bavai-Keulen, die de oudste hoofdas van de Romeinse stad is en waarvan het tracé mogelijk al in de voor-Romeinse periode bestond, volgt de enge heuvelrug in oost-west richting en de noordelijke rand van het Jekerdal. Ten noorden van deze weg, ontwikkelde zich op het breedste deel van het plateau het centrum van de stad.

Bodemkundig gezien ligt de stad te midden van complexen van zeer vruchtbare leemgronden met goede drainering naar een aantal beken dat op de waterscheidingskam ontspringt. Doorheen de geschiedenis hebben er verschillende leem- en zandontginningen op het territorium van de stad plaats gegrepen. In het zuiden van de stad is door de Jeker een dik pakket alluviaal materiaal afgezet (Vanderhoeven 2001, 161).

Op het gewestplan is de historische stadskern van Tongeren hoofdzakelijk aangeduid als woongebied en woongebied met cultureel-historische en/of esthetische waarde, maar ook gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut en parkgebied zijn aanwezig.

Archeologische nota

Tongeren is van oorsprong een Romeinse stad waarvan de naam afkomstig is van Atuatuca Tungrorum. Het was de hoofdstad van de civitas van de Tungri, die deel uitmaakte van de Romeinse provincie Germania Inferior.

Algemeen wordt aanvaard dat er geen inheemse nederzetting aan de basis van de oorsprong van Tongeren ligt. W. Vanvinckenroye situeert de aanleg van de stad ca. 15 v. Chr. en meent dat het om een militaire stichting gaat. De militairen zouden na verloop van tijd hun standplaats Tongeren hebben opgegeven en de burgerlijke bewoning zou zich verder ontwikkeld hebben (Vanvinckenroye 1985, 21-31).

A. Vanderhoeven echter, meent dat de stad aangelegd is omstreeks 10 v. Chr. door militairen op initiatief van de burgerlijke overheid. Zij zouden verantwoordelijk zijn voor de aanleg van het regelmatige stratenpatroon (dambord) dat later onder Claudius (41-54 na Chr.) van een bekiezeling werd voorzien. De aanwezigheid van militairen zou in dit geval maar enkele jaren geduurd hebben. De eerste permanente bewoners behoorden in deze visie tot de inheemse bevolking en minstens een deel van hen waren leden van de hogere klasse (Vanderhoeven 2001, 174; Vanderhoeven 1996, 220-222).

In 69-70 na Chr. werden verschillende nederzettingen in Gallië geplunderd en platgebrand tijdens de revolte van de Bataven tegen het Romeinse gezag. Ook Tongeren bleef niet gespaard: enorme brand- en puinlagen tonen aan dat de nederzetting verwoest werd.

In de daarna volgende periode (69 na Chr. tot einde 3de eeuw) volgde een spoedige heropbloei, die vooral tot uiting kwam door de uitbreiding van de oude stadskern, de aanleg van nieuwe toegangswegen en de bouw van een waterleiding en een monumentaal tempelcomplex. Tegen het einde van de 1ste eeuw moet er al een betrekkelijk dichte agglomeratie bestaan hebben. In de loop van de 2de helft van de 2de eeuw krijgt Tongeren een stadsomwalling (ca. 4500 meter lang) en daarmee het uitzicht van een echte stedelijke agglomeratie. De dan ommuurde stad had een oppervlakte van ca. 139 ha. Mogelijk was de brand die rond 175 na Chr. woedde, en gerelateerd wordt aan de invallen van de Chauci, een bijkomende stimulans voor de bouw van de stadsmuur. De verstening van de stadswoningen zet zich in deze periode volop in. In deze eeuw krijgt Tongeren bovendien het statuut van municipium (Van de Staey 2014, 4).

Eind 2de eeuw waren er opnieuw moeilijkheden in onze gewesten, dit zonder echt diepe sporen na te laten. Pas in het midden van de 3de eeuw werd de toestand ernstiger: druk op de rijksgrenzen en onenigheid tussen de militaire gezagsdragers luidden een periode van economisch en bestuurlijk verval in. Tongeren werd bovendien voor een derde maal door brand verwoest. Begin 4de eeuw werd er orde op zaken gesteld. Tongeren werd voorzien van een nieuwe, stevige, maar kleinere omwalling en vormde op die manier een belangrijke schakel in de verdedigingsgordel die vanaf de Maasstreek tot aan de Noordzee werd opgetrokken. Deze nieuwe opbloei werd omstreeks het midden van de 4de eeuw sterk afgeremd door nieuwe invasies en op het einde van de 4de eeuw en aan het begin 5de eeuw was de bewoning in de stad sterk teruggelopen (Vanvinckenroye 1985, 21-71). Archeologische vondsten wijzen er op dat er in de Merovingische en Karolingische periode menselijke aanwezigheid geweest is (Hensen e.a. 2003, 32; Heymans 1978, 118-120). Het archeologisch onderzoek in de basiliek leverde belangrijke informatie over vroegmiddeleeuws Tongeren. De ontdekking van o.a. een Merovingische kerk, een Karolingische kerk en een vroegmiddeleeuws grafveld op deze site doet de discussie over bewoningscontinuïteit herleven. Op deze locatie waren ook al grote Romeinse stadswoningen en een driebeukige basilica aan het licht gekomen (Vanderhoeven 2012, 140-141). Zoals zo vaak het geval is bij christelijke gebouwen, kwamen uit de ondergrond van de basiliek 380 graven tevoorschijn. Deze konden opgedeeld worden in 3 groepen: een vroegmiddeleeuwse (6de-9de eeuw), een volmiddeleeuwse (10de-12de eeuw) en een laat- en postmiddeleeuwse groep (13de-18de eeuw). De laat-Romeinse omwalling moet in de vroegmiddeleeuwse periode nog dienst gedaan hebben (Ervynck e.a. 2014, 78 en 96).

In 881 werd Tongeren, samen met andere nederzettingen in onze gewesten, geplunderd en verwoest door Noormannen. Slechts enkele jaren later (884) zou de nederzetting al redelijk heropgebouwd zijn (Baillien 1979, 7-17).

Het Tongerse monasterium, waaruit het Onze-Lieve-Vrouwkapittel ontstond, wordt voor het eerst vermeld omstreeks 946. Wanneer het kapittel van Tongeren is opgericht is niet geweten, maar een historische bron vermeldt het al in 967 (Ervynck e.a. 2014, 59). Recent onderzoek in de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek en radiokoolstofdateringen dateerden het schip van de Ottoonse kerk in de periode 935-975. De westelijke toren is heel wat jonger: de bouw wordt volgens ditzelfde onderzoek gesitueerd tussen 1180-1220 (Ervynck e.a. 2014, 56-57).

Het feit dat er een Ottoonse kerk werd gebouwd en een kapittel werd gesticht wijst er op dat Tongeren het goed deed in deze periode rond de millenniumwisseling. Over de bewoning en de vroege stadsontwikkeling weten we echter bijzonder weinig. Zowel de geschreven als de archeologische bronnen zijn hierover karig met informatie (Ervynck e.a. 2014, 59).

In de 10de eeuw wordt de monasteriummuur opgetrokken die ook de Maternuskapel insloot (Geukens 1990, 15; Van den Hove e.a. 2002, 20-23). De oudste vermelding van deze kapel dateert van ca. 1200, maar de kapel gaat mogelijk al terug tot de Merovingische periode. De marktplaats was vlakbij het monasterium gelegen (Ervynck e.a. 2014, 72).

Aan het begin van de 11de eeuw beïnvloedden 2 instanties de economische heropleving van Tongeren: de bisschop van Luik en het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw. De exploitatie van de goederen die zij hier bezaten moet geleid hebben tot een zekere economische bedrijvigheid. De Romeinse baan die via Tongeren tussen Maastricht en Tienen liep, nam Tongeren opnieuw op in het verkeersnet van de streek.

Omstreeks het midden van de 12de eeuw begon er zich een echt stedelijk leven te ontwikkelen (Baillien 1979, 23-25). Deze evolutie zette zich verder in de 13de eeuw, toen de bouw van de gotische Onze-Lieve-Vrouwekerk, na zware schade aan de voorganger, startte op dezelfde plaats als haar voorgangers (Ervynck e.a., 2014, 37-39). In de loop van diezelfde eeuw werd de stad ook opnieuw omwald (Van den Hove, 2006 50-57; Paquay 1934, 17-20). Van deze omwalling, inclusief de Moerenpoort (dibe/relict/37296), zijn nog restanten aanwezig in het huidige straatbeeld.

Vooral in de 12de-13de eeuw kende Tongeren enige bloei als regionaal marktcentrum. De aanwezigheid van een parochiekerk bij het marktplein voor 1205, gewijd aan de patroonheilige van de kremers, Sint-Nicolaas, doet vermoeden dat het koopmanschap al floreerde in de 12de eeuw. Ook de leerlooiers hadden voor 1205 al een kerk die aan hun patroonheilige, Sint-Jan, was gewijd. Er waren dus drie parochiekerken in Tongeren: de Onze-Lieve-Vrouwekerk, de Sint-Niklaaskerk en de Sint-Janskerk. De ondergrond van deze drie kerken werd in de 20ste eeuw archeologisch onderzocht en bracht zowel Romeinse en middeleeuwse sporen als sporen uit de nieuwe tijd aan het licht. De lakenhal, vermeld in 1250, wijst op de bloei van de lakennijverheid. De pottenbakkers waren eveneens actief in Tongeren. Archeologisch bewijs hiervoor wordt geleverd door de pottenbakkersoven die in 1980 werd opgegraven door de N.D.O. (Gerits 1989, 252; De Boe 1981, 76-80). In de 13de eeuw zouden ook wevers, brouwers, bakkers en wijnbouwers werkzaam geweest zijn in de stad. In de 14de eeuw bestonden in Tongeren 11 ambachten, tegen het eind van de 14de eeuwen waren dat er 14, maar in 1467 was hun aantal gedaald tot 12 en dat bleef behouden tot in de 18de eeuw (Gerits 1989, 252-253).

Intussen kwamen verschillende religieuze instellingen in Tongeren tot stand. Zij vestigden zich vooral in het oosten van de stad, een nog weinig bevolkt deel. Het Sint-Catharinabegijnhof, dat sinds 1243 buiten de Kruispoort gelegen was, werd in 1257 overgebracht naar een terrein binnen de middeleeuwse stadsmuren, waar eind 13de eeuw een vroeggothische kerk werd gebouwd. Het Sint-Jacobsgasthuis, oorspronkelijk ook buiten de wallen, werd in 1276 naar de Maastrichterstraat overgebracht. Het hospitaal “Ter Noot Gods”, ontstaan in 1380, werd in 1424 omgevormd tot klooster van reguliere kanunniken. In de 15de eeuw ontstonden het Agnetenklooster en het Clarissenklooster (Gerits 1989, 250). In beide kloosters werd archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Die 15de eeuw werd ook gekenmerkt door een aantal rampzalige conflicten. De stadsomwalling werd afgebroken en alle stadsvrijheden werden afgeschaft. In de 16de eeuw kreeg Tongeren af te rekenen met verschillende pestepidemies en werd gestart met het herstellen van de stadsomwalling.

De oorlog van Lodewijk XIV tegen Holland in de tweede helft van de 17de eeuw was rampzalig voor de stad: zijn troepen leggen in 1677 de stad zo goed als volledig in de as. De stad herstelde maar moeizaam (Schlusmans 1990, 108). In deze eeuw hadden nog zeven kloostergemeenschappen zich gevestigd in het oostelijk stadsdeel van Tongeren: o.a. de minderbroeders, jezuïeten en de predikheren (Gerits 1989, 250).

In de 18de eeuw werd Tongeren zowel tijdens de Spaanse Successieoorlog als tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog verschillende jaren bezet (Van de Staey 2014, 6-7).

Het is dan ook pas vanaf 1830 dat er sprake is van een echte heropleving (www.tongeren.be).

Wanneer we Tongeren doorheen de geschiedenis bekijken, stellen we vast dat de stad van in het begin van haar bestaan een groot areaal omsluit. Dat areaal krimpt vanaf de 4de eeuw sterk, tot in de 13de eeuw wanneer opnieuw een relatief groot oppervlak door de stadsomwalling wordt omsloten. Dit nieuwe areaal is volledig binnen de grootste Romeinse stadsmuur gelegen. Het centrum van de stad evolueert van een betrekkelijk groot centrum, dat het hoogste deel van het plateau omvat (Romeinse periode), naar een klein centrum aan de zuidoostelijke rand van het oude centrum (vroege en volle middeleeuwen). Rond dit kleinere centrum ontwikkelt zich de middeleeuwse stad, die ook opnieuw de lager gelegen zone langs de Jeker inpalmt.

Sinds lang is Tongeren het onderwerp van archeologisch onderzoek. Vele instanties verrichtten archeologisch onderzoek in Tongeren en dit over een grote tijdsspanne.

Zo voerden J. Breuer en H. Van de Weerd archeologisch onderzoek uit in de jaren ’30 van de 20ste eeuw voor de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis met fondsen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.

De rioleringswerken, uitgevoerd in 1934-1935, en door G. Sengers opgevolgd, leverden o.a. belangrijke informatie op over het Romeinse wegennet binnen de stad.

De stad Tongeren zelf, de provincie Limburg, de Nationale Dienst voor Opgravingen en opvolgers IAP en VIOE onderzochten in de loop van de 20ste eeuw archeologische sporen in de Tongerse ondergrond. Recenter werden opgravingen voornamelijk door archeologische bedrijven uitgevoerd.

Hoewel de focus lange tijd lag op het Romeinse verleden, trof men bij onderzoek ook getuigen van vroegere en latere periodes aan. Als voorbeeld verwijzen we naar het uitgebreide onderzoek dat plaatsvond in de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek en het onderzoek uit 1994-1995 aan de Elfde Novemberwal dat een palimpsest van meerdere prehistorische - mesolithisch en neolithisch - occupaties opleverde (Vynckier 1994; Vynckier 1995).

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naar gelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een oude burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn (Tys e.a. 2010).

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval.

Omwille van het feit dat Tongeren reeds in de Romeinse periode een stad was, met de specifieke kernmerken zoals een stadsomwalling, tempelcomplex, ... werd de 2de-eeuwse stadsomwalling genomen als grens voor de historische stadskern.

Bibliografie

Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

BAILLIEN H. 1979: Tongeren. Van Romeinse civitas tot middeleeuwse stad, Assen.

DE BOE G. 1981: Een laat-middeleeuwse pottenbakkersoven te Tongeren, in: ROOSENS H. (ed.), Conspectus MCMLXXX, Archaeologia Belgica 238, Brussel, 76-80.

GERITS J. 1989: Historische steden in Limburg, Brussel.

GEUKENS B. 1990: Tongeren, 16 eeuwen kerkbouw, Tongeren.

ERVYNCK A., VANDEVORST K. & OOMEN E. 2014: De onze Lieve Vrouw basiliek van Tongeren. Een ontzettend lang verleden, Leuven.

HENSEN G., SCHURMANS M. & VANDERHOEVEN A. 2003: Een noodopgraving van 5000m2 Romeinse stad aan de Clarissenstraat te Tongeren. In: M. Lodewijckx (ed.) Romeinendag 2003, 31-32.

HEYMANS H. 1978: De topografie van de Merovingische grafvelden in Belgisch Limburg en Maastricht, Acta Archaeologica Lovaniensia 17, 66-134.

PAQUAY J. 1934: Tongeren voorheen. Geschiedkundige schets, Tongeren.

SCHLUSMANS F. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 14n1. Provincie Limburg Arrondissement Tongeren Kantons Riemst-Tongeren, Bouwen door de eeuwen heen 14n1, Brussel-Turnhout.

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-rapport 5, Brussel.

VAN DEN HOVE P., VANDERHOEVEN A. & VYNCKIER G. 2002: Het archeologisch onderzoek in de O.L.V-basiliek van Tongeren. Fase 1: 1999-2001, Monumenten en Landschappen 21/4, 12-37.

VAN DEN HOVE P. 2006: Tongeren: O.LV.-basiliek, in: CREEMERS G. & Vanderhoeven A. (eds) Archeologische kroniek van Limburg 2001, Limburg. Het Oude Land van Loon 85. 1, 50-57.

VANDERHOEVEN A. 1996: The earliest urbanisation in Northern Gaul. Some implications of recent research in Tongres. In: ROYMANS N. (ed.), From the Sword to the Plough. Three studies on the earliest romanisation of northern Gaul, Amsterdam Archaeological Studies 1, Amsterdam, 189-260.

VANDERHOEVEN A. 2001: Das Vorflavische Tongeren: Die früheste Entwicklung der Stadt anhand von Funden und Befunden. In: PRECHT G. & ZIELING N.(eds.), Genese, Struktur und Entwicklung Römischer Städte im 1.jahrhundert n. Chr. in Nieder- und Obergermanien, Xantener Berichte 9, 157-176.

VANDERHOEVEN A. 2012: The Late Roman and early medieval urban topography of Tongeren,. In: ANNAERT R., DE GROOTE K., HOLLEVOET Y., THEUWS F., TYS D. & VERSLYPE L. (eds), The very beginning of Europe? Cultural and social dimensions of early-medieval migration and colonisation (5th-8th century). Archaeology in Contemporary Europe conference, Brussels may 17-19 2011, Relicta monografieën 7, Brussel, 135-146.

VANVINCKENROYE W. 1985: Tongeren. Romeinse stad, Tielt.

VAN DE STAEY I. 2014: Tongeren, Hazelarijke Straat (Heurkensberg), Aron rapport 210, Sint-Truiden.

VYNCKIER G., DE BIE M. & VANDERHOEVEN A. 1994: Een neolithisch (?) site te Tongeren, Notae Praehistoricae 14, 201-209.

VYNCKIER G., DE BIE M. & VANDERHOEVEN A. 1995: Tweede opgravingscampagne bij de elfde novemberwal te Tongeren, Notae Praehistoricae 15, 137-139.

SCHLUSMANS F. 1990: Moerenpoort en muurstuk F [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/37296 (geraadpleegd op 30 juni 2014).

http://www.tongeren.be/Toerisme/Toerisme_Tongeren/Geschiedenis (geraadpleegd op 30 juni 2014).


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Cousserier, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Tongeren [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140056 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.