Teksten van Finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex De Liereman

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140136

Finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex tekst d.d. 31/07/2014 ()

Historisch overzicht

Op verschillende locaties in het Landschap De Liereman, zijn er vondsten gedaan die wijzen op de intensieve aanwezigheid van de prehistorische mens in het gebied.

Allereerst is er de site Bergstraat waar sinds een aantal jaren vondsten op een akker aan het licht komen die in de Federmessertraditie thuishoren. Tijdens herhaaldelijke oppervlakteprospecties door C. Verbeek met instemming van de eigenaar, zijn er een aanzienlijk aantal artefacten gevonden. De menselijke aanwezigheid lijkt op de zuidelijke depressie gericht waardoor de beek stroomt. Aangezien het perceel genivelleerd werd, was het zonder verder onderzoek echter moeilijk uit te maken of de site zich op een uitloper van de rug De Korhaan bevindt en of de occupatie bij deze site aansluit.

In 2003 werd de site Arendonk-Korhaan archeologisch gewaardeerd. Uit dit onderzoek bleek het om een zeer rijke vindplaats te gaan met naast (vroeg)mesolithische mogelijk ook finaalpaleolithische occupaties. Door haar ligging in bos- en heidegebied, voormalige woeste gronden die nooit in cultuur werden genomen, bleef het site-complex tevens goed bewaard (Van Gils et alii 2009).

Aan de overkant van de depressie, op nauwelijks 400 meter ten zuidoosten van de rug, werden in 2001 artefacten uit een goed bewaarde podzol opgeboord (Van Gils & De Bie 2002). Dit werd tijdens de campagne in 2003 bevestigd door prospectie van de aanpalende akker. Hoewel de duinengordel een meer geaccidenteerde topografie vertoonde dan de rug op De Korhaan en er verschillende lokale verstoringen werden vastgesteld, lijkt de bewaringstoestand hier eveneens zeer goed. De site is gericht op de depressie van het Luifgoor en de Rooise Loop in het noorden, wat eerder uitzonderlijk is in de Kempen, aangezien de meest gelijkaardige vindplaatsen zich eerder ten westen, noordwesten tot noorden van de geassocieerde depressie bevinden.

In 2006 werden twee kleine afslagen aangetroffen in een boring op de hoger gelegen rand van een tweede duinengordel, ten noorden van deze langs de Bergstraat. Deze rand vormt eveneens een langgerekte rug met goed bewaarde podzolbodems, maar de landschappelijke positie van de bewoning, haar intensiteit en haar relatie tot De Korhaan is onduidelijk en vereist verder onderzoek.

Ten slotte werden door amateurarcheologen oppervlaktevondsten ingezameld op de akkers aan de noordelijke rand van de grote beboste duinengordel van De Liereman. Deze vondsten wezen op zowel Federmesser als mesolithische aanwezigheid. Ook deze vondstlocatie werd in 2003 bevestigd door aanvullende veldkartering op de akkers en één positieve boring in het bos. Deze vindplaats is niet gericht op het Luifgoor, maar eerder op de natte depressie in de Reenheide in het noorden. Bovendien zijn er in het verleden ook verder naar het noorden op verschillende locaties in de Reenheide vondsten aangetroffen (Van Gils & De Bie in druk; Heirbaut 1999).

In het voorjaar van 2008 trof de heer Jan Bastiaens (Onroerend Erfgoed) nog een middenpaleolithische vondst met micoquiaan-affiliatie aan net ten noorden van de Lieremandepressie.

Beschrijving

Landschappelijk kader

Het gebied maakt deel uit van de Kempense laagvlakte en is gelegen op de rand van het Scheldebekken, net ten zuiden van de waterscheidingslijn tussen het Schelde- en het Maasbekken. De kleirijke ondergrond is gevormd in het Oud-Pleistoceen tussen 2,4 en 1,8 miljoen jaar geleden als kustvlakteafzettingen in een getijdenzone (estuariene afzettingen). Deze formatie omvat de kleien van de Kempen, nl. de Klei van Sint-Lenaerts/Rijkevorsel en de jongere Klei van Turnhout. Deze kleilagen worden onderling gescheiden door het Zand van Beerse (Geologische kaart van België, kaartblad 9-3. Arendonk-Maarle).

Tijdens het laatpleistoceen, meer bepaald vanaf het einde van het middenweichseliaan (circa 70.000-14.600 jaar geleden) werd deze ondergrond afgedekt met zand dat door polaire wind werd aangevoerd vanuit de drooggevallen Noordzeebedding, behorend tot de formatie van Gent. Deze zandafzettingen werden tijdens de laatste koude fase, het laatglaciaal (circa 14.600-11.500 jaar geleden) door verstuivingen omgewerkt tot lange oost-west georiënteerde zandruggen.

Bij het begin van het Holoceen (11.500 jaar geleden) kwam een eind aan dit eolische sedimentatiepatroon. Het belangrijkste landschapsvormende proces werd erosie door de werking van water, nl. door rivieren, landafspoeling en bronwerking. Ten gevolge van ontbossingen vanaf de vroege middeleeuwen en later door de intensifiëring van de landbouw werden lokaal verstuivingen gecreëerd en ontstonden lokaal opnieuw zandduinen.

Op de bodemkaart is het gebied deels aangegeven als matig natte zandbodem met duidelijk ijzer en/of humus B horizont (Zdg) (afd. 1, sectie E, perceel 196 M en zuidelijk deel van het gebied langs de Bergstraat), zeer droge tot matig natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont (Zag) (het noordelijke deel van het gebied langs de Bergstraat) en matig natte tot natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont en zeer natte licht zandleembodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont met zandig substraat op geringe diepte (Zdg/Zeg en sPfg) (depressie ten zuiden van de Bergstraat en depressie ten noorden van de rug ter hoogte van Arendonk-Korhaan). Ter hoogte van het vliegveld van Oud-Turnhout, net ten zuiden van de Bergstraat in het westelijk deel van het gebied is bovendien een deel als veenbodem gekarteerd (Meirsman et al. 2008: 3).

Historisch kader

De evolutie van het gebied in historische tijden is het beste te volgen via de verschillende historische kaarten die gemaakt zijn van het gebied.

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (de zogenaamde Ferrariskaart) uit circa 1775 is het gebied nog nagenoeg onontgonnen. De vegetatie op de laatglaciale duinrug wordt gekenmerkt door een heide met stuifduinen, vennen en moerassen. Ten noorden is de Lieremandepressie duidelijk zichtbaar als een natte laagte. Op de hoger gelegen gronden langs de Aa zijn duidelijke landbouwpercelen afgebakend met houtkanten, terwijl de valleien in gebruik zijn als weiland of bos.

Op de kaart van Vandermaelen uit 1848 is het sitecomplex aangegeven als de Hoge Mierdse heide. Centraal is een rechthoekig perceel afgebakend, waarop bos is aangeplant op de heide. De Korhaan maakt deel uit van de Reenheide. Rondom zijn de Lieremandepressie, het Luifgoor, het Rode Goor en het Moddergoor aangegeven als open water of moerassig gebied.

In de eerste helft van de 19de eeuw wordt de heide geleidelijk opgesplitst in blokken, die omgezet worden in bos of in cultuur worden gebracht. De ontginning van de heide gaat verder in de eerste helft van de 20ste eeuw. Op de topografische kaart van 1930 is duidelijk te zien dat het open water ter hoogte van de natte laagtes geleidelijk aan kleiner wordt. Deze tendens zet zich verder, zodat rond 1985 de natte plekken in de Lieremandepressie en de omliggende vennen nagenoeg zijn verdwenen. Een deel van het sitecomplex is verkaveld voor vakantiewoningen, terwijl op het Moddergoor een vliegveld is ingericht. Na de bescherming als landschap in 1940, geeft de gemeente Oud-Turnhout in 1959 geeft De Liereman in beheer aan de natuurvereniging De Wielewaal, nu Natuurpunt. Vanaf 1987 worden grootschalige aankopen en natuurbeheerwerken uitgevoerd door Natuurpunt. De natuurreservaten De Liereman en De Korhaan en de omliggende gronden versmelten tot één groot aaneengesloten natuurgebied: Landschap De Liereman.

Archeologisch kader

(naar Meirsman et al. 2008:8-11 & Vanmontfort et al. 2010)

De Noordwest-Europese zandgronden, zijnde de westelijke uitloper van de Noordeuropese vlakte, is gekenmerkt door een rijk bestand aan finaalpaleolithische en mesolithische sites. Door de minimale erosie en sedimentatie sinds de laatste ijstijd in deze relatief vlakke regio zijn de sites meestal dicht onder het huidige oppervlak bewaard, waardoor ze ook relatief gemakkelijk geïdentificeerd worden. Hierdoor zijn deze sites echter zeer gevoelig aan verstoring door menselijke activiteiten.

Een bijzondere concentratie van dergelijke sites is gekend in de Antwerpse Noorderkempen, onder meer in de regio van Arendonk, Oud-Turnhout en Ravels. Het grootste deel van de gekende sites bevindt zich op landbouwgrond, waarbij de artefactconcentraties reeds grotendeels of volledig in de bouwvoor zijn opgenomen. Deze sites zijn voornamelijk gekend via oppervlaktevondsten, en er is dan ook vaak weinig gekend over hun precieze omvang, precieze bewaringstoestand, rijkdom of chronoculturele context. Verschillende van deze sites kunnen als sitecomplex worden aangeduid. Het zijn accumulaties van de herhaaldelijke occupaties gedurende het laatglaciaal en vroegholoceen. In Vlaanderen werd recent onderzoek op dergelijke sitecomplexen uitgevoerd te Merksplas Hoekeinde waar het sitecomplex het onderwerp was van een waarderingsonderzoek (Depraetere et al. 2006), en te Weelde Eindegoorheide en Weelde Brouwersgoor (Verbeek 1999), waar grootschalige opgravingen werden uitgevoerd in het kader van ruilverkavelingswerken. Het verdere archeologische onderzoek op ‘bouwvoorsites’ bleef beperkt tot veldkartering en kleine opgravingen.

De nog niet in landbouw gebrachte delen van de voormalige ‘woeste gronden’, de vroegere heidegebieden die in het verleden nooit als akker of weiland gefungeerd hebben, bieden een betere bewaringstoestand. Hier is de menselijke impact vaak beperkt tot bosbeheer zoals eenmalig ploegen voor de aanleg van dennenbos en de aanleg van grachten en zandwegen waardoor de holocene podzolbodem beter bewaard bleef, alsook de finaalpaleolithische en mesolithische sites die zich hierin bevinden.

Doordat er tussen de finaalpaleolithische en mesolithische occupaties, voornamelijk tijdens de Jonge Dryas, slechts zeer plaatselijk sedimentatie voorkwam, zijn de silexconcentraties van beide periodes echter meestal in dezelfde stratigrafische context opgenomen: de holocene podzolbodem. De hoge densiteit aan vondstconcentraties zorgt voor een grote kans op het voorkomen van beide periodes op dezelfde plek en dus palimpsesten, waardoor het moeilijk is om homogene ensembles te vinden in deze context (Vermeersch 2006). Naast uitgebreide analyse na opgraving, kan enkel het voorkomen van Federmesserensembles in een begraven paleobodem (Usselo bodem), stratigrafisch gescheiden is van het mesolithicum dat zich erboven in de podzolbodem bevindt, zekerheid bieden over de chronoculturele homogeniteit van deze ensembles. Dergelijke sites zijn eerder uitzonderlijk en worden sporadisch teruggevonden in het gebied van de Kempen, Zandig Vlaanderen en de Nederlandse Kempen en Peel regio’s (Milheeze Hutseberg (Arts 1988), Westelbeers Zuidwest (Snijders 2000), Geldrop III 4 (Deeben 1988), Verrebroek Dok 2 (Crombé 2005), Opgrimbie (Vermeersch 1971; Paulissen & Vermeersch 1978) en Lommel Maatheide (De Bie et al. 2009)). Meestal gaat het echter om kleinschalige en lokale zones waarin enkele artefacten tot een cluster lithisch materiaal werd aangetroffen of over betrekkelijk kleinschalig onderzoek waarbij de daadwerkelijke omvang en waarde van de sites onbekend is. Hetzelfde geldt voor de finaalpaleolithische sites in Noord-Duitsland (Street et al. 2001). Grote site complexen waar over betrekkelijk grote oppervlaktes materiaal is aangetroffen in een dergelijke stratigrafisch onderscheiden positie, zijn erg uitzonderlijk. Naast Oud-Turnhout/Arendonk Korhaan zijn enkel Lommel Molse Nete (Van Neste et al. 2009) en Weitsche, ten noordoosten van Hannover (Veil & Breest 1997) van een vergelijkbaar kaliber.

Veen, rechtstreeks associeerbaar met de steentijdoccupaties, werd ook enkel te Lommel Maatheide aangetroffen (De Bie et al. 2009). In de beekvallei van de Molse Nete te Lommel werd tot dusver enkel veen van recentere oorsprong aangetroffen (Gelorini et al. 2007; 2008).

Er kan worden gesteld dat de vindplaatsen uit de steentijd verspreid zitten over de gehele duinrug, waarbij de site Korhaan in Arendonk als toonbeeld kan worden gesteld van een site met stratigrafische scheiding van finaalpaleolithicum en mesolithicum in een unieke landschappelijke situatie. Dit kan ook doorgetrokken naar de site Bergstraat in Oud-Turnhout. De bewaring van het archeologisch materiaal is zeer goed in de Usselo bodem voor wat betreft het finaalpaleolithicum en in de licht geroerde podzolbodem aan de oppervlakte voor het mesolithicum. Ruimtelijk verspreiden de sites zich tot aan de depressie ten zuiden van de rug aan de Bergstraat. Over de verspreiding naar het noorden, oosten en westen zijn vooralsnog geen duidelijke gegevens voor handen, maar op basis van de huidige resultaten lijkt het aannemelijk deze het verloop van de rug volgen. De sites kennen ook een unieke landschappelijke conservering, ook geomorfologisch en bodemkundig. De (paleo)bodems op de rug zijn goed geconserveerd. In enkele van de omliggende depressies is bovendien veen terug te vinden. Voor de Korhaan kon al vastgesteld worden dat dit veen synchroon is met vastgestelde archeologische sites (Allerød-periode). Het potentieel voor verder paleo-ecologisch onderzoek is groot.

Bibliografie

DEPRAETERE D., DE BIE M. & VAN GILS M. 2006: Archeologisch detailonderzoek naar steentijdsites in ruilverkaveling Merksplas, uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij, Intern Rapport VIOE, Brussel.

DEPRAETERE D., VAN GILS M. & DE BIE M. 2008: Aanvullend archeologisch waarderingsonderzoek op het steentijdmonument Meer-Meirberg (Hoogstraten) en opgraving van de vroegmesolithische locus 7, Intern Rapport VIOE, Brussel.

DE BIE, M. 2000: Het Steentijdmonument te Meer-Meirberg (Hoogstraten). Archeologisch waarderingsonderzoek, campagne 1999, onuitgegeven rapport.

DE BIE M. & VAN GILS M. 2009: Mesolithic settlement and land use in the Campine region (Belgium). In: S. MCCARTAN, M. SCHULTING, G. WARREN & P. WOODMAN (ed.): From Mesolithic Horizons. Papers presented at the Seventh International Conference on the Mesolithic in Europe (Belfast 2005), Oxford, 282 – 287.

DE BIE M., VAN GILS M. & DEFORCE K. 2009: Human occupation in a Late Glacial Landscape: the Federmesser site complex at Lommel (Belgium), In: STREET M, BARTON N. & TERBERGER T. (ed.) Humans, environment and chronology of the Late Glacial of the North European Plain. Proceedings of Workshop 14 (Commission XXXII) of the 15th U.I.S.P.P. Congress, Lisbon 2006., Mainz, 77 – 87.

GEERTS F. 1984: Lommel-Vosvijvers 3, a late mesolithic settlement, Notae Praehistoricae 4, 61-64.

GEERTS F. & VERMEERSCH P. M. 1982: Opgraving Lommel-Vijvers 1982, Archeologie 2, 78.

GELORINI V., MEERSSCHAERT L., BATS M., BOUDIN M., CALJON L., VAN STRYDONCK M., CROMBÉ P., THOEN E. 2007: Archeologisch en paleoecologisch onderzoek in het landinrichtingsproject Grote Netegebied voor de inrichtingsplannen Kempisch Plateau en open ruimte tussen Hechtel en Eksel, UGent Archeologische Rapporten 6, Gent.

GELORINI V., MEERSSCHAERT L., BATS M., CALJON L., BOUDIN M., VAN STRYDONCK M., CROMBÉ P., THOEN E. 2008: Laatneolithische landschappelijke ontwikkeling van de vallei van de Molse Nete, Notae Praehistoricae 28, 113-124.

HEIRBAUT E. 1999: Jong-Paleolithicum en Mesolithicum te Arendonk (Antwerpse Noorderkempen, België). Een typo- en technologische analyse van het lithisch materiaal, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven.

HUYGE D. & VERMEERSCH P. M. 1982: Late Mesolithic Settlement at Weelde-Paarsdrank, VERMEERSCH P. M. (ed.) Contributions to the study of the Mesolithic of the Belgian Lowland, (Studia Praehistorica Belgica 1), Tervuren, 151-203.

MEIRSMAN E., VANMONTFORT B. & VAN PEER PH. 2008: Waardering van de site Bergstraat te Oud-Turnhout (provincie Antwerpen) in het kader van een eventuele toekomstige bescherming, Leuven. (EPA rapport 7)

MEIRSMAN E., VAN GILS M., VANMONTFORT B., PAULISSEN, E., BASTIAENS, J., VAN PEER, P. 2008: Landschap De Liereman herbezocht: de waardering van een gestratifieerd finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex in de Noorderkempen (gem. Oud-Turnhout en Arendonk), Notae Praehistoricae 28, 33-41.

PAULISSEN P. & VERMEERSCH P.M. 1978: Epipaleolithische kern in Usselo-laag te Opgrimbie, Archeologie 2, 62-63.

RUEBENS K. 2005: Het Midden-Paleolithisch ensemble van Oosthoven (België). Een techno-typologische en vergelijkende analyse, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven.

STREET M., BAALES M., CZIESLA E., HARTZ S., HEINEN M., JÖRIS O., KOCH I., PASDA C., TERBERGER T. & VOLLBRECHT J. 2001: Final Paleolithic and Mesolithic Research in Reunified Germany, Journal of World Prehistory 15, 365-453.

VAN GILS M. & DE BIE M. 2002: Prospectie en kartering van laat-glaciale en vroeg-holocene sites in de Kempen. Boorcampagne 2001, IAP-rapporten 12, Zellik.

VAN GILS M. & DE BIE M. 2003: Een uitgestrekt Laat-Mesolithisch site-complex langs de Molse Nete in Lommel, Notae Praehistoricae 23, 71-73.

VAN GILS M. & DE BIE M. 2003b: Kartering en waardering van een Mesolithisch site-complex te Arendonk ‘Korhaan’, Notae Praehistoricae 23, 67-69.

VAN GILS M. & DE BIE M. 2007: Uitgestrekte Mesolithische site-complexen in de Kempen. Ravels Witgoor en Opglabbeek Ruiterskuilen-Turfven (boorcampagne 2002), Relicta. Archeologie, monumenten- en landschapsonderzoek in Vlaanderen 1, 11-28.

VAN GILS M. & DE BIE M. 2008: Les occupations tardiglaciaires et postglaciaires du nord de la Belgique: modalités d’occupation du territoire. In: FAGNART J.-P., THEVENIN A., DUCROCQ T., SOUFFI B. & COUDRET P. (eds): Le début du Mésolithique en Europe du Nord-Ouest (Mémoires XLV de la Société préhistorique française), 205-218.

VAN GILS M., DE BIE M., PAULISSEN E. & DEFORCE K. 2009: Kartering en waardering van een finaalpaleolithisch/mesolithisch sitecomplex te Arendonk Korhaan (provincie Antwerpen). Boorcampagne 2003, Relicta. Archeologie, monumenten- en landschapsonderzoek in Vlaanderen 4, Brussel, 9 - 21.

VANMONTFORT, B., VAN GILS, M., PAULISSEN, E., BASTIAENS, J., DE BIE, M., MEIRSMAN, E. 2010: Human settlement in the Late- and Early Post-Glacial environments of the Liereman Landscape (Campine, Belgium), Journal of Archaeology in the Low Countries 2/2, 31-51.

VAN NESTE T., YPERMAN W., VANMONTFORT B., VAN GILS M. & GEERTS F. 2009: Nieuw onderzoek op het sitecomplex langs de Molse Nete te Lommel, Notae Praehistoricae 29, 87-91.

VAN NOTEN F. (Ed.) 1978: Les Chasseurs de Meer, (Dissertationes Archaeologicae Gandenses 18), Brugge.

VAN NOTEN F., GYSELS J., NIJS K. & VREYSEN C. 1985: De Tjongervindplaats Meer IV, Notae Praehistoricae 5, 3-28.

VAN PEER P. & VERBEEK C. 1994: A middle palaeolithic site at Oosthoven (Northern Campine). Notae Praehistoricae 13, 3-9.

VEIL S. & BREEST K. 1997. Le gisement Federmesser de Weitsche, Ldkr. Lüchow-Dannenberg, Allemagne, In Fagnart, J.-P., & Thévenin, A. (eds.), Le tardiglaciaire en Europe du Nord-Ouest. Actes du colloque “Chronostratigraphie et environnement des occupations humaine du Tardiglaciaire et du début de l’Holocène en Europe du Nord-Ouest”, 119e Congrès National des Sociétés Historiques et Scientifiques (Amiens, 26–30 Octobre 1994), Paris, 589–609.

VERBEEK C. 1999 : Ruilverkavelingsblok Weelde, preventief noodonderzoek van bedreigde steentijdsites, administratief eindverslag, (Intern IAP-rapport), Asse-Zellik.

VERMEERSCH P. 1971 : Quelques outils du Paléolithique moyen et supérieur trouvés récemment dans le nord-est de la Belgique, Bulletin de la Société Royale Belge d’Anthropologie et de Préhistoire 82, 185-192.

VERMEERSCH P. M. 2006: Reliability of the Stratigraphy and Spatial Structures of Late Pleistocene and Holocene Sites in Sandy Areas – Mesolithic-Neolithic Contacts in Central Benelux?, In: Kind C.-J. (Ed.), After the Ice Age: Settlements, subsistence and social development in the Mesolithic of Central Europe (Materialhefte zur Archäologie in Baden-Württemberg), Stuttgart, 297-303.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/10000/2534.1, Arendonk-Oud-Turnhout: Het finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex in het Landschap De Liereman.
Auteurs:  Van Gils, Marijn; Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex De Liereman [online], https://id.erfgoed.net/teksten/178516 (geraadpleegd op ).


Oud-Turnhout en Arendonk Landschap De Liereman Duinengordel ()

Algemene Beschrijving

Het gebied omvat een duinengordel in het zuiden van het natuurgebied Landschap De Liereman en (delen van) de depressies ten zuiden ervan. De 3 km lange zuidelijke rand van de duinengordel bevat een zeer uitgestrekt en goed bewaard finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex. Te Arendonk Korhaan bevindt dit zich op een uitgesproken langgerekte, noordoost-zuidwest georiënteerde rug. Deze flankeert de (gegraven) Rooise Loop, die de grote natte depressie Luifgoor draineert. Verder naar het westen werd de akker van Oud-Turnhout Bergstraat, evenals de weilanden net ten oosten ervan, genivelleerd. Deze akker bevat echter toch nog een uitzonderlijk grote hoeveelheid artefacten die mogelijk uit een begraven context afkomstig zijn en mogelijk nog deels in die context goed bewaard zijn. De duinengordel wordt bodemkundig hoofdzakelijk gekenmerkt door zones met stuifzand (met micropodzol) en podzolen. Met name op de drogere gronden kunnen deze heel sterk ontwikkeld zijn. Lokaal komt op geringe diepte ook een Usselo-bodem voor. De depressie rond de Rooise Loop leverde tot dusver een laatglaciaal veenpakket op dat geassocieerd kan worden met de menselijke occupatie. Ze vertoont dan ook, samen met het Luifgoor, een zeer groot potentieel voor verder paleo-ecologisch en archeologisch onderzoek. Ook in de zone van het voormalige vliegveld (Groot Moddergoor), dat de site Oud-Turnhout Bergstraat flankeert, is veen aanwezig.

Archeologische nota

Alle onderzoek op de rug langs de zuidrand van Landschap De Liereman leverde steentijdsites op in goed bewaarde bodems. Het betreft dus een uitgestrekt sitecomplex met een totale lengte van minstens 3 km. Meestal is er een podzolbodem aanwezig met hierin mesolithische en eventueel finaalpaleolithische artefactconcentraties, maar op verschillende locaties werden bovendien finaalpaleolithische (Federmesser) artefacten in een paleobodem (Usselobodem) aangetroffen. Te Arendonk Korhaan werd tevens een laatglaciaal veenpakket aangetroffen, direct associeerbaar met de begraven finaalpaleolithische occupatie. Op andere topografische eenheden in de onmiddellijke omgeving werden bovendien vondsten aangetroffen. Zo leverden de rug ten zuidoosten van De Korhaan, de noordelijke rand van het oostelijk deel van de beboste duinengordel van De Liereman en een andere rug in dit duinencomplex vondsten op, zowel van het oppervlak als door middel van boringen uit een goed bewaarde podzolbodem. Deze tonen dat het sitecomplex slechts een deel vormt van een ruimer en goed bewaard prehistorisch landschap.

Een overzicht van de archeologische activiteit:

  • 1904-1905: Publicatie van de eerste vindplaats (Oud-Turnhout Heihuisken) door L. Stroobant en A. De Loë.
  • Jaren 1990: Verzamelen van ongeveer 50.000 artefacten aan de oppervlakte te Oud-Turnhout Bergstraat door C. Verbeek.
  • 1999: Licentiaatsthesis door E. Heirbaut beschrijft amateurcollecties uit het gebied.
  • 2001: Boor- en oppervlaktevondsten ten zuidoosten van de Korhaan door M. Van Gils en M. De Bie (IAP).
  • 2003: Uitgebreide boorcampagne en kleine testopgraving te Arendonk Korhaan. Arendonk Korhaan wordt hierbij als aaneengesloten sitecomplex herkend. De Usselobodem wordt waargenomen in het profiel van de testopgraving, maar er worden nog geen artefacten in gevonden.
  • 2004: Monstername voor OSL-dateringen door E. Paulissen (K.U.Leuven).
  • 2006: Boorvondsten op de rug verder in het duinencomplex door M. Van Gils (VIOE).
  • 2008: Waarderingsonderzoek van het sitecomplex, gedeeltelijk gefinancierd door het het toenmalige Agentschap R-O Vlaanderen (studieopdracht rond een mogelijk beschermenswaardige site). Hierbij wordt de totale omvang van het sitecomplex Landschap De Liereman Duinengordel duidelijk en wordt de aanwezigheid van finaalpaleolithische sites in een begraven paleobodem bevestigd door boringen, proefputten en een testopgraving. Monstername van veen voor paleo-ecologische studie door J. Bastiaens en K. Deforce (VIOE), sedimentanalyse en 14C datering door E. Paulissenen (K.U.Leuven), en studie van microtephra door R. Housley (University of London). Monstername van sediment voor geomorfologische studie door E. Paulissen (K.U.Leuven) en OSL-datering door C. Derese (UGent).
  • 2009: Heropenen van profielput uit 2003-2004 en monstername voor geomorfologische studie door E. Paulissen (K.U.Leuven).

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De bewaringstoestand varieert naargelang de bodembewaring en het type bodem. Over grote delen van het sitecomplex is de natuurlijke podzolbodem goed bewaard, wat voor een uitstekende bewaringstoestand staat waarbij de artefacten enkel door bioturbatie verplaatst werden. Op verschillende plaatsen werden tevens artefactconcentraties in een begraven paleobodem aangetroffen, wat een voor de zandstreek werkelijk uitzonderlijke bewaring met minimale verplaatsing met zich meebrengt. In de droge zones zijn enkel lithische artefacten en verbrand materiaal bewaard, zoals gebruikelijk is in de zandstreek voor deze periodes. De bewaring hiervan is in de goed bewaarde podzolen zeer goed, en in de begraven paleobodem uitzonderlijk goed te noemen. In het veen in de depressie is er tevens potentieel voor bewaring van (organische) artefacten. Uit het onderzoek van Arendonk De Korhaan is gebleken dat het veen over het algemeen goed bewaard is, maar aan de top van de sequentie is het veen aangetast geraakt door een (te) lage grondwaterstand, met veraarding tot gevolg. Voor de andere zones met veen (voornamelijk Luifgoor en Groot Moddergoor) is nog onduidelijk in hoeverre de landbouwvoering en de aanleg van het vliegveld het nog aanwezige veen hebben aangetast.

In de perimeter zijn de zuidelijke rand van de duinengordel opgenomen, de aanpalende depressies en de andere vondstlocaties in de onmiddellijke omgeving. Deze laatsten werden opgenomen aangezien ze een unieke dataset bieden om een prehistorisch landschap op grotere schaal te onderzoeken.

  • DE BIE M. & VAN GILS M. 2009: Mesolithic settlement and land use in the Campine region (Belgium). In: MCCARTAN S., SCHULTING R., WARREN G. & WOODMAN P. (red.), Mesolithic Horizons. Papers presented at the Seventh International Conference on the Mesolithic in Europe, Belfast 2005, Oxbow, Oxford, 282-287.
  • DE LOË A. 1905: Station Néolithique et tombelle (?) à Vieux-Turnhout (Province d’Anvers). Annuaire de la Société Royale d’Archéologie de Bruxelles 19, 146-147.
  • HEIRBAUT E. 1999: Jong-Paleolithicum en Mesolithicum te Arendonk (Antwerpse Noorderkempen – België). Een typo- en technologische analyse van het lithisch materiaal, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven.
  • MEIRSMAN E., VANMONTFORT B. & VAN PEER Ph. 2008: Waardering van de site Bergstraat te Oud-Turnhout (provincie Antwerpen) in het kader van een eventuele toekomstige bescherming. KULeuven-rapport, Heverlee.
  • MEIRSMAN E., VAN GILS M., VANMONTFORT B., PAULISSEN E., BASTIAENS J. & VAN PEER P. 2008: Landschap De Liereman herbezocht. De waardering van een gestratifieerd finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex in de Noorderkempen (gem. Oud-Turnhout en Arendonk). Notae Praehistoricae 28, 33-41.
  • STROOBANT L. 1903: Exploration de quelques tumuli de la Campine Anversoise. Annales de l’Académie Royale d’Archéologie de Belgique 54, 394-395.
  • VANMONTFORT B., VAN GILS M., PAULISSEN E., BASTIAENS J., DE BIE M. & MEIRSMAN E. 2010: Human occupation of the Late and Early Post-Glacial en-vironments in the Liereman Landscape (Campine, Belgium), Journal of Archaeology in the Low Countries 2-2, 31-51.
  • VAN GILS M. & DE BIE M. 2001: Prospectie en kartering van laat-glaciale en vroeg-holocene sites in de Kempen: resultaten van de boorcampagne 2001. Notae Praehistoricae 21, 77-78.
  • VAN GILS M. & DE BIE M. 2002: Prospectie en kartering van laat-glaciale en vroeg-holocene sites in de Kempen. Boorcampagne 2001, IAP-rapporten 12, Zellik.
  • VAN GILS M. & DE BIE M. 2003: Kartering en waardering van een Mesolithisch site-complex te Arendonk ‘Korhaan’. Notae Praehistoricae 23, 67-69.
  • DERESE C., VANDENBERGHE D.A.G., VAN GILS M., MEES F., PAULISSEN E. & VAN DEN HAUTE P. 2012: Final Palaeolithic settlements of the Campine region (NE Belgium) in their environmental context: Optical age constraints, Quaternary International 251, 7-21.
  • VAN GILS M., DE BIE M., PAULISSEN E. & DEFORCE K. 2009: Kartering en waardering van een finaalpaleolithisch/mesolithisch sitecomplex te Arendonk Korhaan (prov. Antwerpen). Boorcampagne 2003, Relicta 4, 9-21.
  • VAN GILS M & DE BIE M. 2008: Les occupations tardiglaciaires et postglaciaires du nord de la Belgique: modalités d’occupation du territoire, in: FAGNART J.-P., THÉVENIN A. DUCROCQ T., SOUFI B. & COUDRET P. (red.): Le début du Mésolithique en Europe du Nord-Ouest. Actes de la table ronde d’Amiens. 9 et 10 octobre 2004, Mémoires de la Société préhistorique française 45, 205-218.

Bron: AZ dossier
Auteurs:  Van Gils, Marijn; Bastiaens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex De Liereman [online], https://id.erfgoed.net/teksten/143395 (geraadpleegd op ).