De Oude Hofberg is gelegen in Poederlee, deelgemeente van Lille. Het mottekasteel situeert zich ten zuiden van de dorpskern van Poederlee, op een afstand van ca. 2 km. Net ten noorden van site stroomt de Aa die vandaag sterk gekanaliseerd is. De waterloop neemt vandaag zelfs een hap uit het neerhof. Ten zuiden van de site loopt de Molenloop. Beide waterlopen komen 500m verder samen. Opper- en neerhof zijn nog herkenbaar in het reliëf, net als de gracht rond de motteheuvel. Het fossiele verloop van de Aa kan nog worden herkend in het landschap, het verloop van de mottegrachten niet meer. De site is in zijn geheel bebost.
Voor de sitemorfologie zijn we aangewezen op de bestaande toestand en de resultaten uit het booronderzoek. De motte, kadastraal gekend als Den Ouden Hofberg, is in het landschap herkenbaar door een heuvelplateau van zes meter hoogte met een doormeter van ca. 20 m. Ten noorden hiervan situeert zich het neerhof. Het neerhof meet ca. 50 op 60 meter steekt vandaag nog ca. 1,5 meter uit boven de omgeving. De gracht rond het opperhof heeft een maximale breedte van 26.5 m. De gracht rond het neerhof is meer bescheiden met een breedte die de zeven meter niet overschrijdt.
Tegenwoordig behoort deze structuur tot het beschermd natuurgebied Den Haert van Natuurpunt Lille. Op het gewestplan is de zone dan ook ingekleurd als natuurgebied. Topografische gegevens tonen de toenmalige strategische ligging van de versterking aan. Het oorspronkelijk zeer drassig karakter van dit lagergelegen gebied, Poeiels Broek genaamd, is nu echter niet meer te herkennen door ingrijpende ruilverkavelingen tijdens de jaren ’70. De bodemkaart karteert de site als een ‘natte zandleembodem zonder profiel’. In het noordelijke gedeelte bevindt zich eveneens een droge zandbodem met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont. Deze laatste zone komt overeen met de plaats van de opgeworpen aarde ter constructie van het neerhof. Het erfgoedobject bevindt zich in een alluviale vlakte met zwak uitgesproken heuveltjes. Een van deze heuveltjes is aangewend voor de locatie van het mottekasteel. Archeologisch beslaat deze zone uit een manueel opgeworpen volmiddeleeuwse motte die minstens tot 18 m TAW reikt. Het neerhof wordt op een hoogte van 14 m TAW beschouwd. In noordelijke richting bevindt zich vervolgens de hoeve Den Regendonck die omstreeks de 13de eeuw werd opgericht.
Over de ontstaangeschiedenis van de Oude Hofberg is weinig gekend. Het mottekasteel wordt doorgaans in relatie gebracht met de opkomst van de Heren van Poederlee. Geografisch situeerde de Heerlijkheid Poederlee zich in het Land van Turnhout, maar Poederlee ontwikkelde tot een afzonderlijke, volle heerlijkheid die aanvankelijk in bezit was van de Hertogen van Brabant. Poederlee wordt voor het eerst vermeld als "Pudele" in een oorkonde van 1118. Op dat moment maakt het gebied van de huidige Kempen al deel uit van het Brabants territorium. Al in 1106 werd het hertogdom Neder Lotharingen en het markgraafschap Antwerpen samen in handen gegeven van de Brabantse landgraaf Godfried I van Leuven. In 1190 gaat het markgraafschap definitief op in het verenigde Hertogdom Brabant.
Als mogelijke bouwheer van de motte wordt vooral gedacht aan Wouter I, de veronderstelde eerste heer van Poederlee en Herenthout. Hij ontving de heerlijkheid Poederlee op het moment dat hij een leenband aanging met de Hertog van Brabant. Tot de heerlijke rechten behoorden de openbare rechtspraak en het gezag over de gemeenschappelijke gronden in de heerlijkheid.
W. Van den Brande voerde een geschiedkundige studie uit op basis van geschreven en bestaande literatuur waarin hij voornamelijk peilt naar het ontstaan van De Oude Hofberg. Hij stelt vast dat de motte niet werd opgericht vanuit militair oogpunt, maar vooral als statussymbool op het einde van de 11de eeuw, of zeker in de 12de eeuw. Hoeve Den Regendonck zou het ontbreken van het verdedigingsaspect van de motte opvangen. Volgens archiefstukken behoorde de motte nog tot de 13de eeuw tot het domein van Den Regendonck.
De perceelgrenzen, doorsneden door de Aa, zijn zichtbaar op de Atlas der Buurtwegen (1840). Op de Ferrariskaart (1777) zijn enkel de noordelijke perceelgrenzen die doorsneden worden door de Aa weergegeven. Dit is ook het geval bij de topografische kaart Vandermaelen (1846-1854).
GATE Archaeological Team voerde in het voorjaar van 2018 in opdracht van de dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen landschappelijk booronderzoek uit op drie middeleeuwse mottesites in Antwerpen, waaronder de Oude Hofberg. In totaal werden er 21 boringen uitgevoerd over twee transecten. Het onderzoek liet toe om aan te tonen dat de inplanting en constructie van de motte gebruik maakte van het aanwezige natuurlijke reliëf. De motteheuvel werd ingeplant op de hoogste zone ten opzichte van het omliggende landschap terwijl het vermoedelijke neerhof op een aangrenzende, iets lagere zone werd ingeplant. Deze situatie bood een hogere positie aan de gehele structuur ten opzichte van het omringende gebied, wat werd versterkt door de constructie van omringende grachten. De grond die lokaal werd gewonnen bij het uitgraven van de grootste gracht werd aangewend voor het opwerpen en verhogen van de motteheuvel. Op basis van de huidige staat van de heuvelflanken, de bewaring van het heuvellichaam en het verloop van de colluviale afzettingen in de defensieve gracht is het waarschijnlijk dat het heuvellichaam werd gestabiliseerd met behulp van een palissade. Vermoedelijk heeft men aan de voet van de motteheuvel een soort bekisting of palissade geplaatst om de opgeworpen grond vast te houden en meer nuttige oppervlakte te creëren boven op het plateau (in functie van de bouw van een toren?). Of dit proces van ‘inmotten’ direct is gebeurd of na een eerste fase van gebruik is momenteel niet direct duidelijk. Het is echter niet ondenkbaar dat men eerst een heuvel met minder steile hellingsgraden heeft opgeworpen, maar die (relatief kort) nadien na eventuele erosie heeft aangepast en versterkt. De grond die werd gewonnen uit de andere, kleinere gracht rondom het vermoedelijke neerhof, werd vermoedelijk aangewend voor de opwerping van een wal aan de binnenkant van het neerhofplateau. De aanwezigheid van alluviale afzettingen, meer bepaald overstromingssedimenten in de basis van het opvullingspakket van deze gracht wijst op een verbinding met de naburige rivier tijdens de gebruiksfase van de gracht. De aanwezigheid van colluviale afzettingen in het hogere deel van het opvullingspakket wijst erop dat de grachten na hun verlating
droogvielen en werden afgesneden van de rivier.
Algemeen bleef de site De Oude Hofberg voldoende gevrijwaard van intense verstoringen. Het droogleggen van het Poeiels broek ten gevolge van ruilverkavelingswerken zorgde echter voor veranderingen in het landschap in de omgeving van de motte. Zo zijn de verschillende beddingen en grachten van de Aa, die mogelijk als secundaire grachten fungeerden rondom de motte, niet meer te herkennen. Daarbij had de mottestructuur in het verleden binnen de directe omgeving een veel meer uitgesproken karakter, dat vermoedelijk verdween door nivelleringswerken bij de herinrichting van het landschap en het langzaamaan aftoppen van de constructie doorheen de tijd. Eveneens ligt hedendaags de structuur van de aarden versterking verscholen in een zeer dichtbegroeid bos. Op de beide terreingedeeltes van het opper- en het neerhof is het terrein bijgevolg volledig overwoekerd met voornamelijk eikenbomen en varens. De bovenste grondlagen van de motte zijn hierdoor volledig doorworteld. Zodanig zal een toekomstig archeologisch onderzoek geen informatie opleveren over een al dan niet aanwezige (houten) verdedigingstoren of andere nutsgebouwen. De aanplanting van een bos biedt echter het voordeel dat het grondgebruik stabiel blijft zodat de site bespaard blijft van grote bodemkundige ingrepen zoals diepploegen, machinegebruik, etc. Doordat de opgeworpen plateaus van het opperhof en het neerhof niet zijn aangetast, is te besluiten dat het grootste aandeel van de archeologische zone niet verstoord is.
Aangezien de mottesite geen grootschalige vergravingen kent, is het vondstenmateriaal vermoedelijk grotendeels in situ bewaard gebleven. Niettemin zorgt tegelijk het wortelgestel van grote bomen onvermijdelijk voor de aantasting van archeologische vondsten in minder diepe lagen van de heuvelstructuur. Op lange termijn echter zorgt het huidige bosbeheer van natuurpunt Lille dat het bodemkundig archief in de diepere lagen intact blijven. Over de fysieke bewaring van de archeologische relicten kan door het ontbreken van archeologisch onderzoek verder niet veel gezegd worden.
Bibliografie
Bron: AZ dossier
Auteurs: Lommelen, Lies; Cryns, Jasmine; Laloo, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Oude Hofberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140143 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.