De motte van Boutersem bevindt zich langs de Ooststatiestraat in Kontich-Kazerne binnen de noordelijke begrenzing van een zeer opvallende, waterrijke, landschappelijke depressie (op een hoogte van ca. 15 m TAW). De topografische kaart deelt dit broekgebied op in drie zones nl. Boutersem, het Broekbos en de Driehoek. Binnen Boutersem ligt het Hof van Spruyt. Dit toponiem verving in 1864 de benaming het Boutersemhof, die op zijn beurt ontstond omstreeks 1450 in navolging van het Hof Kontichbroek. De Boutersembeek (of Lauwerijksebeek) omsluit het zuidelijke gedeelte van het erf. De bodemkaart omschrijft het Boutersemhof als een ‘OT-bodemtype’; een sterk vergraven zone. Dit verwijst naar grondwerken die plaatsvonden ter oprichting van de mottestructuur en de ondergrondse muurresten van een thans afgebroken kasteel uit de Nieuwe Tijd met bijhorende nutsgebouwen. Op het gewestplan is de zone grotendeels aangeduid als parkgebied.
De motte is nog goed zichtbaar in het landschap: een opperhof met aarden vluchtheuvel, de bakstenen funderingen van de residentiegebouwen binnenin de eerste omgrachting, de bedding van de inmiddels drooggelegde secundaire grachtsystemen en de derde nog bestaande omgrachting. De ligging van het neerhof bevond zich hoogstwaarschijnlijk ten noord-noordwesten van de aarden heuvel, daar waar de brug nu nog steeds de verbinding maakt tussen de motte en het omliggende terrein. Op basis van de terreinvaststellingen en de studie van de LiDar beelden is het mogelijk de morfologie van de oorspronkelijke mottesite te reconstrueren. Het bewaarde eiland met omliggende gracht van ca. 15 meter breed betreft het opperhof. De erg ruime diameter van 60 m is vermoedelijk te danken aan een latere aanpassing in functie van de uitbreiding van het kasteel. Het neerhof bestaat uit een klein ovaal platform van 92 m bij 55 m en ca. 50 cm in hoogte. Dit neerhof was vermoedelijk ooit groter. Een kadasterkaart uit 1804 van Gigault en Flour geeft nog mooi de tweeledigheid van de site weer.
De ontstaansgeschiedenis en locatiekeuze voor de mogelijke motte is niet geheel eenvoudig te reconstrueren. Boutersem ligt op nog geen 500 meter van de belangrijke Romeinse vindplaatsen van de Steenakker en het Kapelleveld die ons bij de kern van de Romeinse vicus van Kontich brengen. De vicus wist zich te ontwikkelen langs de handelsweg van Bavay over Asse en die vermoedelijk langs Rumst en Kontich richting Utrecht vertrok. Een stuk wegbedding werd aangetroffen tijdens de opgraving en dat verliep parallel met de huidige Kauwlei. Tijdens de vroege middeleeuwen zou Kontich het centrum geweest van een domein dat zich uitstrekte tot aan de samenvloeiing van Rupel en Schelde met grondgebied binnen de grenzen van de huidige gemeenten Aartselaar, Boom, Hemiksem, Hove, Lint, Mortsel, Niel, Reet, Schelle en Waarloos. In de 7de eeuw kwam dit al bij de benedictijnerabdij van Lobbes terecht. De kans bestaat dat het mottekasteel in de buurt van bestaande infrastructuur of bewoning werd opgeworpen.
Er moet ergens een verandering van eigendom geweest zijn tijdens en na de invallen van de Noormannen maar vanaf de 11de eeuw nam de abdij van Lobbes haar machtspositie in de regio gedeeltelijk terug in. Hiervan getuigt ondermeer een schenking in 1149 van de kerk van Kontich met haar afhankelijkheden Waarloos. Hemiksem en Niel, door de bisschop van Kamerijk aan de abdij van Lobbes als bevestiging van het abdijbezit. Andere grond-en machtbezitters in de omgeving waren de Hertogen van Brabant en de familie Berthout. In 1238 zouden hun activiteiten zelfs leiden tot de juridische en administratieve opdeling in het Land van Rijen en het Land van Mechelen. De grens van beide entiteiten liep doorheen de Heerlijkheid Kontich. Boutersem zou een leenhof geweest zijn in handen van de Berthouts. Interessant is om vast te stellen dat de motte werd opgeworpen in een omgeving die gekend staat als Kontichbroek, gemene weiden waar zowel ook de Berthouts als de hertog van Brabant rechten hadden. Mogelijk moeten we in de motte van Boutersem een symbolische opwerping herkennen waarmee de Berthouts hun territorium wensten af te bakenen. Tegelijkertijd had de site mogelijk ook een defensieve rol te spelen, mocht het tot een gewapend dispuut komen met de Hertogen van Brabant.
In de structuur van een motte onderscheiden we traditioneel het opperhof en het neerhof. De oorspronkelijke motte van Boutersem bestond hoogstwaarschijnlijk uit een cirkelvormig, opgehoogd opperhof met daarnaast het neerhof die in het geheel omgeven werd door een verdedigingssyteem van 3 walgrachten. In een latere fase werd vervolgens de aarden heuvel binnen de eerste grachtomwalling afgetopt en langs de zijkanten versterkt met een bakstenen fundering. Langs de binnenzijde van de eerste omgrachting werden bakstenen gebouwen opgetrokken. Een bakstenen brug aan de noord-noordwestelijke zijde diende als toegang tot de motteheuvel. Binnen de tweede omgrachting breidde de site uit met verscheidene bijgebouwtjes. In 1424 uiteindelijk bestond het fortacalium van het Kontichbroek volgens een Leuvense Schepenbrief uit: de residentiewoning, andere nutsgebouwen, akkerland, weides, beemden, bossen en een windmolen. Na een brand en de vernieling in 1587-1588 bleef de site een ruïne tot 1602.
Uit een 17de-eeuwse gravure en de Ferrariskaart (1777) leiden we de zeer interessante evolutie van de motte tot een volwaardige kasteelsite af. In de 17de eeuw groeide de site terug verder uit met een huiskapel (die hoogstwaarschijnlijk al sinds de late 16de eeuw werd opgetrokken) en twee (herplantte) eikendreven. In de loop van de 18de en de 19de eeuw werd het domein heringericht met Franse tuinen, het hoofdgebouw werd uitgebreid en er werden enkele bijgebouwen geplaatst zoals de oranjerie. Vanaf 1864 kreeg het complex de naam Hof Van Spruyt naar de gelijknamige nieuwe landeigenaar. Uiteindelijk kwam de site door Duitse bezetting tijdens WO I - WO II in verval.
De site van het Boutersemhof kent een zekere onderzoeksgeschiedenis maar de wetenschappelijke waarde ervan is eerder beperkt. Op vlak van archeologisch onderzoek vermelden we de opéénvolgende kleinschalige opgravingen tussen 1959 en 1964 door de Kontichse Kring Voor Heemkunde. Dit gebeurde naar aanleiding van een lezing door Dr. Van Passen over de geschiedenis van de kasteelsite. Het onderzoek was in de eerste plaats gericht op het intekenen van funderingen tot een grondplan. Het onderzoek heeft nooit tot een echte volwaardig publicatie geleid. Naar aanleiding van een tentoonstelling in het Museum voor Heem- en Oudheidkunde in Kontich werd de historiek van het kasteel en een deel van het opgegraven aardewerk aan het publiek voorgesteld. Gezien de beperkte
informatiewaarde van de oude onderzoeken worden de resultaten ervan niet verder beschreven.
Het Boutersemhof is gevrijwaard gebleven van recente, grootschalige verstoringen. Momenteel bestaat de zone uit weidegronden die vooral betreden worden door wandelaars, natuurliefhebbers en scoutsgroepen. Dit zorgt voor een goede bewaring van het ondergrondse archeologische materiaal. De belangrijkste elementen van de versterkte mottesite zoals de opgeworpen aarden heuvel en de grachten (al dan niet drooggelegd) zijn dan ook nog steeds duidelijk in het landschap zichtbaar. Het kasteelgebouw dat zich in de nieuwe tijd ontwikkelde, werd door de Duitse bezetting tot een ruïne herleid. Hierdoor bleef er van dit relict en andere bovengrondse archeologische overblijfselen haast niets meer over waardoor het zeer opvallende residentiële karakter, zoals nog zichtbaar is op een foto uit 1932, verdween.
Bron: AZ dossier
Auteurs: Lommelen, Lies; Cryns, Jasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Kleine Meylstraat 32
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Boutersemhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140145 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.