is aangeduid als vastgestelde archeologische zone Historische stadskern van Halen
Deze vaststelling is geldig sinds
De stad Halen is gelegen in het westen van de provincie Limburg, aan de grens met de provincie Vlaams-Brabant. Geografisch gezien situeert Halen zich in het Hageland, aan de Velpe en de samenvloeiing van Gete en Demer, met ten noorden de brede vochtige depressie van de Demervallei, ten zuidwesten het Hageland met zuidwest- en noordoostwaarts gerichte heuvelruggen (Blokkenberg, Kluisberg, Mettenberg), ten oosten Vochtig Haspengouw. Halen ligt aan de noordoostelijke voet van een zuidwest-noordoostelijke uitloper van zo’n heuvelrug. De Gete stroomt op ongeveer 250 meter ten oosten van het stadscentrum en mondt uit in de Demer een kleine kilometer ten noorden van de stad. Halen en de bijna zuid-noord georiënteerde stroomgebieden van de IJzerenbeek, Velpe en Gete maken deel uit van de Demervallei. De Demer stroomt tussen de getuigenheuvels van het Lummense Heuvelland. Op de topografische kaart is zichtbaar dat het gebied afhelt in oostelijke richting, richting Velpe. De gronden rond de stad worden vooral gekenmerkt door vochtige leem- en zandleemgronden. Op het gewestplan staat het grootste deel van de kern aangeduid als ‘woongebied’, een klein gedeelte aan de Staatsbaan als ‘bufferzone’, en een als ‘woongebied met landelijk karakter’.
Eind jaren 1970 – begin jaren 1980 werd in Donk, tussen Halen en Herk-de-Stad een urnenveld uit de late bronstijd/vroege ijzertijd onderzocht. Op dezelfde plaats werden ook een ijzertijdnederzetting en een Romeinse woonkern aangetroffen. Deze structuren en vondsten, die in vogelvlucht op slechts enkele honderden meters ten oosten van het Halense stadscentrum werden teruggevonden, zijn een aanwijzing voor bewoning in de directe omgeving van de stad in die perioden. De woonkern die bij het urnenveld hoorde, is tot op heden nog niet teruggevonden, maar kan zich niet ver van het grafveld bevinden (Van Impe e.a. 1992). In 2004 vond archeologisch onderzoek plaats op het terrein onmiddellijk ten oosten van de kerk. Hieruit bleek de aanwezigheid van een aanzienlijk pakket archeologische lagen. Een vervolgonderzoek in 2007-2008 bracht de begrenzing van het kerkhof ten oosten van de kerk aan het licht. Tal van sporen kwamen aan het licht waaronder funderingen, bakovens, paalgaten en afvalkuilen. De ovens en funderingen van huizen in vakwerkbouw zijn te dateren in de 11de tot 14de eeuw (Lauwers & Borgers 2008). De voorlopige conclusie na een archeologisch onderzoek in 2013 in de Nederstraat luidde dat - wat de middeleeuwse stad Halen betreft - ten vroegste vanaf de 11de eeuw er zich een centrum/woonkern ontwikkelde rondom een kerk, de voorloper van de gotische Sint-Pieters-Bandenkerk (van de Konijnenburg e.a. 2013).
Halen werd voor het eerst vermeld in 741 als Halon (van het Germaanse Halhum; bocht in hoogland) (Gysseling 1960). In dat jaar schenkt Rotbertus, graaf van Hasbanië, de villa Halen samen met de villae Schaffen, Velpen en Meerhout en de kerk van Donk aan de Sint-Trudoabdij van Sint-Truiden. Deze villae werden rond het einde van de 7de eeuw of het begin van de 8ste eeuw opgericht door dezelfde graaf Rotbertus of zijn vader Lantbertus. Een villa strekte zich uit over een groot grondgebied met weiden, bossen, gebouwen en akkers.
In de periode tussen de 8ste eeuw en de 12de eeuw genoot Halen een vooraanstaande positie, omdat de villa Halen werd uitgekozen als hoofdvilla van de domeingroep Halen. De nederzetting steeg in deze eeuwen in aanzien en welvaart, dankzij haar gunstige ligging bij de weg Brabant-Keulen, bij de samenvloeiing van Gete, Velpe en Demer, op de grens van Brabant met Luik (Verhelst 1993). Van deze vroegmiddeleeuwse fase zijn tot nu toe geen archeologische restanten teruggevonden.
In 1189 werd de domeingroep Halen aan het bezit van de hertogen van Brabant toegevoegd en al vrij snel, in 1206, verleende Hendrik I, hertog van Brabant, Halen haar eerste vrijheden. Deze beslissing hield in dat de inwoners van Halen vrijgesteld waren van een aantal feodale verplichtingen (Verhelst 1993).
Net zoals Zoutleeuw was Halen een middeleeuwse vestingstad die de verdedigingslinie vormde tegen aanvallen van het Graafschap Loon en het Prinsbisdom Luik. Het strategisch belang van de stad blijkt uit de bouw van een eerste omwalling die de stad moest beschermen. Deze werd vermoedelijk kort na 1189 opgetrokken, aangezien de stad, na het verlenen van de vrijheden, de titel oppidum (versterkte stad) toegekend kreeg. Halen werd de hoofdplaats van de meierij Halen die negentien omliggende gemeenten omvatte. Dat alles om de verbondenheid met Brabant te onderstrepen. In 1385 kreeg de stad haar tweede omwalling met ruitvormig verloop bestaande uit een waterhoudende gracht en een ijzerzandstenen stadsmuur. Er waren 3 poorten: ten westen de Diesterpoort, ten oosten de Luikerpoort en ten noorden de Koepoort/Kempense Poort. In 1994 werden bij noodonderzoek restanten aangetroffen van de Luikerpoort (Archief PGRMT). De blekerijen lagen aan de wallen. De oppervlakte van de omwalde stadskern bedroeg ca. 11,2 ha. Na verwoestingen in 1567 en 1572 door Hollandse en Spaanse troepen werden pas in 1706 herstellingswerken uitgevoerd, de twee poorten werden tussen 1769-1780 heropgebouwd (van de Konijnenburg e.a. 2013).
Halen kende in de 13de–15de eeuw een bloeiende lakenhandel. Op de locatie van het huidige gemeentehuis stond in de middeleeuwen de lakenhal. Er was in 1368 zelfs al een wisselkantoor: een bewijs van Halen als belangrijk handelscentrum. Halen had florerende markten. Het voorrecht tot het houden van markten werd in een oorkonde van 1385 door hertogin Johanna van Brabant bekrachtigd. In die periode was Halen een overslagplaats waar de lading van de grotere binnenvaartschepen werd overgeladen op kleinere binnenvaartschepen die als bestemming Zoutleeuw, Tienen of Sint-Truiden hadden. De gotische parochiekerk Sint-Pieter-in-Banden met ommuurd kerkhof stamt uit deze bloeiperiode. Het patrocinium Sint-Pieters wijst echter op een vroegmiddeleeuwse oorsprong. De oudste vermelding van de kerk in Halen stamt uit 1107. Het gotische kerkgebouw moet zeker een voorganger hebben gehad. Het begijnhof lag achter de kerk, aan de Velpe. Als versterkte stad beschikte Halen over 2 schuttersgilden; de handboogschutters van Sint-Sebastiaan en de kolveniersgilde van Sint-Barbara (Gerits 1989).
De wissel- en lakenhandel gingen ten onder bij verwoestingen van de stad in de 15de en 16de eeuw. Die verwoestingen bestonden onder meer uit het platbranden van huizen, kerk en andere publieke plaatsen. Bovendien werd de stad regelmatig getroffen door epidemieën, zoals de pest, en overstromingen van Demer, Gete, Velpe en andere beken die in het Halensbroek samenkomen.
Ondanks een kleine economische heropleving in de 17de eeuw kon Halen zijn laatmiddeleeuwse bloeiperiode niet meer evenaren. Het stadje bleef een landelijk karakter behouden waarvan de stadsboerderijen die in de 18de en 19de eeuw in het stadscentrum werden opgericht, getuigen zijn.
Op een plattegrond van de stad uit ca. 1702 is de omwalling met drie stadspoorten rond de middeleeuwse woonkern nog altijd duidelijk zichtbaar. De omwalling liep in het noordoosten naast de Velpe en het noordwesten langs de IJzerenbeek. De Luikerpoort was gelegen aan het kruispunt van de omwalling en de Velpe. Over het uitzicht van de stadsomwalling kunnen op basis van deze plattegrond geen details gezegd worden. Binnen de omwalling zijn nauwelijks enkele huizen en de kerk aangegeven. Deze tekening geeft het beeld van een ‘lege’ stad.
De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, vervaardigd onder leiding van graaf de Ferraris (1771-1777), geeft de strategische ligging van Halen weer binnen in het hertogdom Brabant, aan de Gete die de grens vormde met het graafschap Loon. Vergeleken met de bovenvermelde stadsplattegrond van het begin van de 18de eeuw lijkt de stadsomwalling naar het oosten toe, tot aan de Gete, te zijn uitgebreid (niet meegenomen in de afbakening van de historische stadskern). De stadsomwalling bestaat uit een aarden wal, met in de hoeken vierkante en driehoekige uitstulpingen (halfbastions?). De Velpe dient als natuurlijke grens in het oosten. Buiten de omwalling wordt het gebied gedomineerd door moerassige weiden en landbouwgronden.
In de tweede helft van de 18de eeuw en aan het begin van de 19de eeuw stond Halen achtereenvolgens onder Frans en Hollands bewind. De stad werd in 1798 bij het Departement van de Neder-Maas (de latere provincie Limburg) gevoegd en bloeide enkele jaren later, onder Hollands gezag, stilaan opnieuw op. Om meer plaats te creëren, brak men in 1823 de Luiker- en Diesterpoort af. De gerecupereerde stenen werden gebruikt voor de bouw van een school. In 1839 werd de steenweg Hasselt-Diest in gebruik genomen. In 1878 reden de eerste treinen op de spoorweg tussen Diest en Tienen en in 1905 werd de tramlijn Halen-Hasselt ingehuldigd. Vanaf de 20ste eeuw vinden er ingrijpende veranderingen plaats in het stadje en zijn omgeving. De Velpe werd gekanaliseerd en het moerassig gebied rond de Velpe werd opgehoogd. Op deze terreinen kwam een sportcentrum. In het noorden werd de expresweg Diest-Hasselt aangelegd. Ten zuidwesten en –oosten van de oude stadskern werden woonwijken aangelegd. De middeleeuwse stadsstructuur van Halen is niet of nauwelijks nog herkenbaar in de huidige ruimtelijke structuur van de binnenstad.
De Wereldoorlogen hebben ook in Halen hun sporen nagelaten. De Slag der Zilveren Helmen is één van de memorabele veldslagen uit de Eerste Wereldoorlog, uitgevochten in augustus 1914. De veldslag is de geschiedenis ingegaan als de enige Belgische overwinning uit die oorlog die zonder hulp van de geallieerden op de Duitse troepen werd behaald. Op 10 augustus 1924 huldigde koning Albert I een ruiterstandbeeld in op de markt, ter ere van de Belgische gesneuvelde soldaten. Ook de Tweede Wereldoorlog liet zijn sporen na. Zo werd de brug over de Velpe in de Nederstraat bij de doortocht van de Duitse troepen opgeblazen.
De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.
Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.
Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.
Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.
Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).
Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
GERITS J. 1989: Historische Steden in Limburg, 81-96.
GYSSELING M. 1960: Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) I, 438.
LAUWERS B. & BORGERS K. 2008: Archeologisch onderzoek aan de Industriestraat-Nederstraat te Halen, ARON Rapport 17, Sint-Truiden, 6.
TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F., 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.
VAN DE KONIJNENBURG R. 2013: Halen, Nederstraat - zone 1, HAAST-Rapport 2013-04, Bree.
VAN DE KONIJNENBURG R., CLAESEN J. & JANSSEN J. 2013: Archeologische prospectie met ingreep in de bodem. Halen, Nederstraat - zone 2, HAAST-Rapport 2013-46, Bree.
VERHELST K. 1993: De domeingroep Halen. Een onderzoek naar de historische-geografische, economische, politieke, religieuze structuren van de parochies Donk, Halen, Linkhout, Berbroek, Zelk, Schulen en Loksbergen tijdens de vroege en volle middeleeuwen, Het Oude Land van Loon 48, 3-187.
VAN IMPE L., HUYGE D., VAN LAERE R. & VYNCKIER G. 1992: Archeologisch onderzoek in en rond de Demervallei, in WILLEMS W.J.H. (ed.): Speurwerk. Archeologische monumentenzorg in de Euregio Maas-Rijn, Kunst und Altertum am Rhein 136, 550-561.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Halen_%28Belgi%C3%AB%29 (geraadpleegd op 16 september 2014).
SCHLUSMANS F. 1981: Parochiekerk Sint-Pieter-in-Banden [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/21764 (geraadpleegd op 16 september 2014).
PAUWELS D. 2005: Oorlogsmonument [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214015 (geraadpleegd op 16 september 2014).
Bron: AZ-dossier
Auteurs: Jansen, Isabelle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Halen
Omvat
Marktstraat-Doelstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Halen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140194 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.