is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster De Villers
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Klooster de Villers: oude delen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster De Villers
Deze vaststelling was geldig van tot
Gelegen in omwaterd domein afgezet met rododendrons midden in villawijk Schotenhof; complex hoofdgebouw samengesteld uit verschillende vleugels (centrum domein) en groot rechthoekig gebouw aan zuidzijde.
Eertijds succursaal van de cisterciënzerabdij van Villers die van 1160 tot aan de Franse Revolutie de helft van het grondgebied Schoten als allodium bezat.
Het oude klooster, vermoedelijk circa 1220 gebouwd en in 1272 gewijd, werd door Maarten van Rossem vernield in 1542 en tijdens de godsdienstoorlogen in het derde kwart van de 16de eeuw. Na de terugkeer van de monniken in 1597 werd het geleidelijk weder opgebouwd; het gevelopschrift 1661 wijst wellicht op de voltooiing van het werk. In de periode tussen 1685 en 1750 werden de omliggende gronden met mastbomen beplant. In 1797 werden de kloostergoederen openbaar verkocht en het hof leeggeplunderd. Het kasteel werd in 1921 aangekocht door Mevrouw della Faille de Leverghem en sedert 1958 ingericht als vormingscentrum; de bijhorende gronden (324 hectare) werden door een maatschappij aangekocht en verkaveld tot villagronden (wijk Schotenhof).
Hoofdgebouw van verschillend aantal traveeën en twee bouwlagen onder haaks in elkaar grijpende zadeldaken (leien) met dakvensters, dakkapellen en metalen topversieringen. Te dateren uit het derde kwart van de 17de eeuw, de middelste oostelijke trapgevel draagt in een speklaag het monogram "Praelatus Bernardus me fecit" waaruit we het jaartal 1661 aflezen.
Samenstel van verankerde lijst- en trapgevels op gecementeerde plint, in traditionele en neotraditionele stijl; vernieuwde kruis- en kloosterkozijnen, voornamelijk in zuidelijke en oostelijke gevels, rechthoekige beluikte vensters voornamelijk aan de westzijde.
Aan de zuidzijde, achtzijdige traptoren van vier geledingen afgedekt met lantaarn en naaldspits; de brede overkragende bekapping op fraaie gesculpteerde consoles. Aan de westzijde: ingangsrisaliet met rondboogdeur in vernieuwde geprofileerde omlijsting en overluifeld met afgewolfd lessenaarsdak.
Ten zuiden volledig vernieuwd bijgebouw (stallingen, koetshuis, dienstwoning?) uit het tweede en derde kwart van de 19de eeuw (?) negen traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen, nok loodrecht op het kasteel) waarin twee getrapte dakkapellen. Bepleisterde lijstgevel met onder meer twee gedichte rondbogen met bewaarde sleutel en imposten.
Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n3 (Ru-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)