Aanhorigheden van kasteel Wezelhof, vroeger bewoond door kastelein en rentmeester, eerstgenoemde sedert 1974 onbewoond. De naam Vloeikens komt voort van een ontginningssysteem ingevoerd onder het Oostenrijkse bewind: uit moerassige gronden liet men het water afvloeien naar een vijver die met een rivier in verbinding stond. Zo ontstond in 1773 op het zogenaamd Marum de Vloeikens waar naast de vijver een hoeve werd gebouwd; deze vijver is nu geheel toegegroeid.
De huidige Vloeikenshoeve bestaat uit een woonhuis met duiventoren (1825), koetshuis (vernieuwd in 1949), paardenstal, langsschuur (1813) en bakhuis (1828), zie dateringen door middel van gesinterde baksteen, kriskras door elkaar gebouwd aan weerszijden van een aardeweg en omgeven door tamme kastanjes en weiland.
Bakstenen, deels bepleisterde gebouwtjes van één bouwlaag met rechthoekige muuropeningen en verlevendigd met blinde boognissen met trompe l'oeil-vensters. Laatclassicistische duiventoren met vierkante basis en drie geledingen, gemarkeerd door Palladiaanse drielichten en beëindigd met kordons, tandlijst en attiek. Paardenstal op achtzijdige plattegrond onder rieten tentdak; rondboogpoort en dito nissen afgelijnd met lisenen. Langsschuur onder afgewolfd rieten zadeldak.
Op de plaats waar nu 't Bouwke staat, werd in 1635 op de Aa of Weerijs een watermolen zogenaamd "De molen van het Marum" opgericht. Na 1645 vinden we geen verdere vermeldingen van deze watermolen. De huidige nederzetting bestaat uit een dienstgebouwtje en voormalige jagersafspanning (dixit bewoner), respectievelijk 1828 en 1826 gedateerd; omgeven door weiland en ten oosten bevloeid door de Grote Beek (Aa of Weerijs). Bakstenen gebouwtjes van één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen) met rechthoekige muuropeningen en rondboogvormige tweelichten. De zogenaamde afspanning, op kleine verhevenheid met linde; aan de westzijde, kelderverdieping gemarkeerd door twee bakstenen korfbogen met rechthoekige deur (corresponderend met keldergewelf); aan de noordzijde terras beschermd door de overkraging van het dak.
- HOLEMANS H. & LEMMENS P.J., Molens van de Voorkempen en van Groot-Antwerpen, Nieuwkerken (Sint-Niklaas), 1982, p. 115.