De site is een zeldzaam voorbeeld van een watermolen met aanhorigheden, deel uitmakend van een kasteeldomein en nagenoeg volledig herbouwd in de tweede helft van de 19de eeuw. Typerend voor de molen zijn het lichtsysteem, de hoogte van de maalvloer en de overdekking van het waterrad. De bijgebouwen en het woonhuis werden in dezelfde stijl opgetrokken.
De watermolen van Viersel ligt nabij het aloude kasteel van Hovorst, waarvan de geschiedenis nauw verbonden ligt met die van de watermolen. De molen wordt dan ook de hofmolen of kasteelmolen genoemd.
De oudste bronnen over de watermolen gaan terug tot 1210, toen de abdij van Tongerlo van Hertogin Oda haar aandeel in de watermolen van Viersel (molendini di Viersela) ontving.
Op het einde van de 16e eeuw, ten tijde van de godsdiensttroebelen, raakte de watermolen in verval.
Op 10 april 1630 kreeg Augustijn van de Werve toelating van de Rekenkamer van de Hertog van Brabant om de watermolen te herbouwen. Jaarlijks zou hij daarvoor een erfelijke cijns van 24 ponden Artois moeten betalen. De bouw van de watermolen, deze keer in hout, met strodak vergde verschillende jaren. In maart 1633 werd de grofsmid van Scherpenheuvel, Jan van den Goor, betaald voor het geleverde ijzerwerk. In 1638 legden timmerlieden en strodekkers de laatste hand aan de gebouwen. De molenstenen werden gekocht bij Peeter van der Veken, mulder te Hogerheide, op 23 juli 1638.
In 1662 werd de molen helemaal verbouwd, nu in steen en met schaliedak. Dit verklaart het jaartal op een balk op de tweede verdieping van het molenhuis.
De watermolen werd in 1885 herbouwd onder Auguste M.J. Van de Werve, volgens de plannen van architect Joseph Claes. De huidige gebouwen dateren aldus grotendeels uit deze periode. Van de 17de-eeuwse molen dateren nog de dakconstructie en een gedeelte van de sluismuren.
De laatste pachter-molenaar was Louis Verbist. Hij stopte met malen in 1963. Tot dan werd de molen gebruikt als bakkersgemaal, boerengemaal en voor eigen gebruik. De watermolen ligt sindsdien stil en bleef zeer volledig bewaard. De verzanding van het spaarbekken en de Molenbeek, de slechte staat van het ijzeren waterrad waarvan vele houten schoepen ontbreken, maken de werking onmogelijk.
Het volledige molencomplex werd in dezelfde stijl opgetrokken en bestaat uit het eigenlijke molengebouw met aansluiten het molenaarshuis aan de straatkant. Daarachter bevinden zich de stallingen waarbij de zolders dienst deden als verblijfplaats voor de muldersknechten.
In het metselwerk van het bakstenen gebouw zijn enkele natuurstenen details verwerkt. Het zadeldak is voorzien van S-vormige pannen. Alle muuropeningen zijn op opvallende wijze driehoekig afgedekt en voorzien van natuurstenen sluitstenen en negbasissen.
De voorgevel telt vier traveeën en drie bouwlagen. Er is één toegang, één laaddeur ter hoogte van de eerste zolder en één luik voor uitwendig luiwerk in de topgevel (ter hoogte van de tweede zolder). In de gevel bevinden zich ook twee natuurstenen datumblokken. Van het luiwerk bleef op het moment van de bescherming enkel de luikap over. De gevel is opvallend symmetrisch opgebouwd door middel van een onderverdeling met lisenen.
Ook de zijgevel is van een trapgevel voorzien. Deze gevel is hoofdzakelijk opgebouwd uit baksteen, maar bestaat ter hoogte van het waterrad uit een natuurstenen gedeelte.
Op het gelijkvloers zorgt een deur voor de verbinding tussen het molengebouw en de molenaarswoning. De maalvloer bevindt zich op de eerste zolder. De ondiepe asput heeft bakstenen wanden, conische gietijzeren raderen, gedeeltelijk van houten kammen voorzien. De staan de assen (onderijzers)draaien in verstelbare sporrepotten op gietijzeren geprofileerde basissen, waarin zich het lichtmechanisme bevindt (geregeld door middel van een wieltje). Uitschakeling van de ronsels geschiedt door middel van een losse hefboom. De meelgoten eindigen in één bak.
Op de eerste zolder bevinden zich drie koppels natuurstenen, driehoekig opgesteld. De diameter bedraagt 1,3 meter. De volledig houten steenkisten en de uitrusting is geschilderd en voorzien van geprofileerde stijltjes. De horizontale aandrijfas voor de haverpletter (hout op een gietijzeren voet), wordt bestuurd via een riem (houten riemwiel). De maalstenen worden bevoorraad door een houten goot vertrekkend vanop de tweede zolder. Ten slotte bevindt zich op de eerste zolder een verplaatsbare galg.
Op de tweede zolder staat het binnenluiwerk met riemaandrijving, een houten rol en een katrol. De oude dakconstructie is tweeledig opgebouwd, geassembleerd met pen- en gatverbindingen en ontdubbelde, vorkvormige, uitgespreide nok. Er bevindt zich een inscriptie "1662 VINEX...".
Het waterrad behoort tot het onderslagtype en heeft een diameter van vijf meter. Het rad bestaat uit metaal en houten pluiplanken (op het moment van de bescherming grotendeels verdwenen) met ijzeren spleeën op de ijzeren as bevestigd. De ijzeren as draait om metalen legeringen.
Het sluiswerk bestaat uit de bakstenen en natuurstenen sluismuren, afgedekt met arduinen dekplaten. De maalsluis heeft een houten sluisdeur, metalen versterkingen en glijprofielen. Het systeem wordt vanuit de maalruimte bediend, met horizontale as en tand- en heugelsysteem. De lossluis heeft een ijzeren deur, tand- en heugelsysteem en een ijzeren bedieningsrad.
Het woonhuis telt drie traveeën en één bouwlaag.
Aansluitend bevindt zich een karrenhuis van eveneens drie traveeën en één bouwlaag met dakkapel.
Achter bovenstaande bebouwing aan de straat, bevinden zich de stallen. Op de zolderverdieping zijn er twee woongelegenheden, waarvan één met een betegelde vloer.
Auteurs: Steyaert, Rita; De Schepper, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & De Schepper J. 1992: Watermolen bij kasteel Hovorst [online], https://id.erfgoed.net/teksten/165504 (geraadpleegd op ).
Op Molenbeek die grens vormt met Pulle: watermolen horend bij het kasteel Hovorst. Watermolen gebouwd in 1662 (gevelsteen + -ankers) onder Augustijn van de Werve en herbouwd in 1885 (idem) onder Auguste M.J. Van de Werve naar ontwerp van architect Joseph Claes, heden museum. Bakstenen molenhuis van negen + drie traveeën, één en twee bouwlagen onder zadeldaken (nokken parallel aan en loodrecht op de straat, Vlaamse pannen en leien) met dakkapellen en windborden. Lijst- en puntgevels geritmeerd door pilasters en overhoekse baksteenfries. Mijterboogvormige muuropeningen met natuurstenen hoekblokken en sluitsteen. Oostgevel met waterrad (buiten werking). Ten noorden bijgebouw: verankerde baksteenbouw onder pannen zadeldaken, segmentboogpoorten.
Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n3 (Ru-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. 1985: Watermolen bij kasteel Hovorst [online], https://id.erfgoed.net/teksten/14601 (geraadpleegd op ).