Teksten van Pastorie Heilige Kruisparochie

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14689

Pastorie Heilige Kruisparochie ()

De voormalige pastorie, als zodanig opgetrokken circa 1780, werd reeds in 1789 uitgebreid met utilitaire bij- en aanbouwen. De hoofdvleugel geldt als een representatief voorbeeld van laat-18de-eeuwse pastorieën in sobere classicerende stijl met bewaard volume, gevelordonnantie en interieurelementen.

Historiek

De pastorie werd circa 1780 opgetrokken door het Onze-Lieve-Vrouwekapittel. In 1789 werd de pastorie uitgebreid met een keuken, kelder, washuis en stal, mogelijk te identificeren met de bestaande aanbouw ten westen van de hoofdvleugel en het langgerekte bouwvolume haaks op de straat.

In 1855 – het jaartal in de hardstenen bovenlatei van de toegangsdeur – werden renovatiewerken uitgevoerd. Circa 1860 werd het interieur, in opdracht van pastoor Van Bavegem, opgefrist en werd de trap verplaatst. In 1875 werden de gevels herpleisterd en werden er in het interieur verfraaiingswerken uitgevoerd.

Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw werd de pastorie aangepast aan de veranderende woon- en comforteisen. Onder andere in 1981 werden er grondige renovatiewerken uitgevoerd.

Beschrijving

De voormalige pastorie bestaat uit een hoofdvolume op een rechthoekig grondplan met ten westen een achteruitspringende en lagere aanbouw. Een derde volume behelst een bijgebouw, haaks op de straat gelegen, vermoedelijk te identificeren als de stallingen, opgetrokken in 1789.

De hoofdvleugel vormt een dubbelhuis van vijf en drie traveeën en twee bouwlagen onder een leien schilddak met de nok evenwijdig aan de straat. De façade wordt gekenmerkt door een sobere, classicistische gevelordonnantie met centrale toegangsdeur. De lijstgevel is bepleisterd, geschilderd in wit en wordt bovenaan beëindigd door twee geprofileerde lijsten, als vermoedelijk enige restanten van de initiële gevelafwerking. De bakgoot is voorzien van een geprofileerde houten boezemplank.

De gevels worden geopend door rechthoekige vensters volgens een regelmatige travee-indeling. De rechthoekige, centraal in de gevel gepositioneerde toegangsdeur is voorzien van een hardstenen omlijsting, gegroefd ter hoogte van het bovenlicht met onder een gekorniste waterlijst het jaartal 1855.

De oostelijke zijgevel wordt op de bovenverdieping doorbroken door een venster. Vermoedelijk was deze kopgevel oorspronkelijk blind en werd er later, naar aanleiding van een wijziging van de binnenruimte, een lichtopening voorzien.

De achter- en zijgevels zijn voorzien van een gerotste bepleistering, te situeren in de eerste helft van de 20ste eeuw. De deur- en vensters van de achtergevel zijn voorzien van een platbandomlijsting.

Het bijgebouw telt drie traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak. De bepleisterde bakstenen gevels zijn verankerd. De zichtbare gevelankers tonen merktekens (Sint-Andrieskruis). Het bijgebouw haaks op de straat, een verankerde baksteenbouw van één bouwlaag onder een zadeldak, is voorzien van een decoratieve bepleistering (op cementbasis) met steenverbandimitatie, die de boogvormige indeling van de langsgevel accentueert.

Interieur

Hoofdvleugel en bijgebouw zijn beide onderkelderd. De twee kelderbeuken worden elk overspannen door een stenen gewelf. Het interieur van de hoofdvleugel toont op het gelijkvloers een traditionele laat-18de-eeuwse indeling, in de late 19de eeuw vermoedelijk aangepast. Een centrale middengang verbindt de voor- en de achterdeur en verleent toegang tot de aanpalende kamers. De mooiste en meest representatieve ruimten kunnen waarschijnlijk gesitueerd worden aan de klimatologisch aangenamere oostzijde, de meer functionele kamers aan de westzijde, aansluitend op het bijgebouw.

Aan de oostzijde is de typerende aaneenschakeling van een antichambre (mogelijk de spreekkamer) aan de straatzijde en representatief salon aan de tuinzijde bewaard. Beide ruimten waren oorspronkelijk verbonden met een dubbele vleugeldeur, waarvan enkel de omlijsting is bewaard.

De twee achter elkaar liggende ruimten aan de westzijde worden van elkaar gescheiden door een secundaire dwarsgang, die vermoedelijk werd aangebracht in een latere bouwfase. Aan de oostzijde zijn de stucplafonds van antichambre en salon zichtbaar. Mogelijk zijn delen van het lijstwerk te situeren in de late 18de eeuw. De antichambre toont getrokken lijstwerk met een rechthoekige tracering met ronde schijven in de uitgespaarde hoeken en een centrale rozet met plastisch uitgewerkte florale motieven. De kooflijst sluit aan op de schouwboezem. Het plafond van het salon aan de oostzijde toont een zwaardere, laat-19de-eeuwse stucdecoratie met rankwerk, rozetten en een centraal floraal uitgewerkt motief waarin een luchterophanging is verwerkt. Boven de verlaagde plafonds van de kamers aan de westzijde zijn de stucplafonds mogelijk behouden.

Van de oorspronkelijke schouwen zijn de afwerking van zowel mantel als boezem verdwenen. Voor- en achterdeur zijn van het opgeklampte type: aan de buitenzijde houten verticale delen die aan de binnenzijde zijn voorzien van klampen en dwarsklampen. Het vaste bovenlicht wordt verdeeld door een middenstijl en is aan de buitenzijde voorzien van een ijzeren roedeverdeling met geometrische tracering.

Het overige historische deurschrijnwerk bestaat hoofdzakelijk uit brede paneeldeuren met twee panelen van ongelijke afmetingen en afgewerkt met een eikenhoutimitatie.

De bovenverdieping toont een smalle circulatiegang in langse richting met aan beide zijden kamers (niet onderling verbonden). Het lijstwerk van een stucplafond zou erop kunnen wijzen dat de bestaande indeling niet initieel is.

De binnendeuren zijn van hetzelfde type als op het gelijkvloers. De zolderingen tonen een gestucte moer- en kinderbalkenroostering, soms voorzien van eenvoudig getraceerd lijstwerk. In een muurkast zijn restanten bewaard van een wandbespanning met papieren behangsel op een geweven drager.

Het dak wordt gedragen door stapelspanten, bestaande uit een dekbalkjuk waarboven een nokstijlspant. De bintonderdelen tonen getoognagelde pen- en gatverbindingen. Het geheel getuigt van een hoogstaande ambachtelijke kwaliteit.

De balustrade van het trapgat, gekenmerkt door fraai gedraaide balusters, ingelaten in boom en handlijst met getoognagelde pen- en gatverbinding is sterk beschadigd.

De onregelmatige compartimentering van het bijgebouw duidt erop dat hier meermaals werd verbouwd en dat hier geen representatieve, dan wel functionele ruimten bevonden. De binneninrichting en afwerking op de benedenverdieping en in de traphal kunnen gesitueerd worden in de eerste helft van de 20ste eeuw.


Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002356, Zwijndrecht: pastorie en herenhuizen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2002: Pastorie Heilige Kruisparochie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/160070 (geraadpleegd op ).


Pastorie Heilige Kruisparochie ()

Dubbelhuis van vijf + drie traveeën en twee bouwlagen onder een leien schilddak (nok parallel aan de straat), aangepast in midden 19de eeuw (zie datering 1855 in deuromlijsting), doch in kern opklimmend tot 1789 (?). Voortuin met lage afsluitingsmuur. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel beëindigd met gelede architraaf en kroonlijst op klossen. Rechthoekige vensters. Rechthoekige deur in hardstenen omlijsting met jaartal 1855 onder gekorniste waterlijst; deurstijlen gegroefd ter hoogte van het rechthoekig bovenlicht. Ten westen, verankerd, bepleisterd en beschilderd bijgebouw onder pannen zadeldak in kern eveneens opklimmend tot einde 18de eeuw (?).


Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n3 (Ru-Z), Brussel - Gent.
Auteurs:  Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. 1985: Pastorie Heilige Kruisparochie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/14689 (geraadpleegd op ).