Het Hof van Lijsdonck, oorspronkelijk een ontginningshoeve waarvan de oorsprong tenminste tot de 13de eeuw, mogelijk de 12de eeuw teruggaat, vormde het zomerverblijf en de residentie van de abt van de Baudelo-abdij. Aansluitend bij de hoeve bevindt zich een 19de-eeuwse parkaanleg, met onder andere delen van een gracht, een toegangshek, een dreef en hoogstamaanplanten.
Het Lijsdonckhof te Sinaai bevindt zich langs de Leestraat en de Hulstbaan, in het gehucht Lijsdonck. De woonhoeve werd in 1297, na het overlijden van haar vader Boudewijn, heer van Lijsdonck, geschonken door Beatrijs aan de Baudeloabdij te Sinaai, naar aanleiding van de intrede van haar broer als monnik in deze abdij. Deze schenking wijst op het bestaan van een oude ontginningshoeve die vermoedelijk reeds bestond voor de stichting van het oorspronkelijk Baudeloklooster in 1197-1198. De abdij van Baudelo vervulde voor het Waasland een belangrijke rol in de ontginning van het gebied in de 13de en 14de eeuw.
Na de plundering en verwoesting van de Baudelo-abdij door de calvinisten in 1578 ging het Lijsdonckhof - dat bestond uit een opper- en neerhof - fungeren als zomerverblijf en zelfs als residentie voor de abt, de procurator en de viceprocurator van de Gentse Baudelo-abdij, van waaruit ze hun goederen in het Waasland en het Axeler en Hulster ambacht bestuurden. Dit duurde tot de verkoop van het hof in 1795 onder de Franse bezetting.
Hoewel het opperhof van Lijsdonck in 1822 werd gesloopt zijn nog enkele getuigen bewaard gebleven: een woning, bakoven, ruïne van een schuur en tot kort voor de bescherming (1999) (later weggerenoveerde) oude muurrestanten die opgenomen waren in een recenter gebouw. Anderzijds wijzen lichte grondverzakkingen op de ligging van een wal rond het opperhof, de zomerresidentie van de Baudelo-abdij tijdens haar Gentse periode.
Iconografische documenten bewijzen niet alleen het bestaan van het opperhof van Lijsdonck maar geven bij benadering hetzelfde beeld van dit historisch domein: gravure bij A. Sanderus' Flandria Illustrata (1641-1644), het Caertenboek van 1668-1670 van landmeter Anthonis van Landeghem, de kabinetskaart van de Ferraris van 1770-1778 en een beschrijving van het midden van de 18de eeuw in het archief van de heer d'Hane-Steenhuyse te Gent.
De prent bij A. Sanderus' Flandria Illustrata toont binnen een met water gevulde gracht een boomgaard en een tuin, beiden gescheiden door een gebouwencomplex dat bestaat uit een hoofdgebouw van twee bouwlagen met trapgevels en zadeldak, een veelhoekige traptoren, verder een eenlaags gebouw met aanbouw haaks daarop, met trapgevels en onder pannenzadeldaken. Tegen het hoogste gebouw is een kapel van twee traveeën en een driezijdige apsis opgetrokken. In de hoek van de boomgaard bevindt zich een schuur. De toegang tot het domein gebeurt via een stenen brug over de wal met een poort in een muur die aan weerszijden door een ronde, toen reeds in bouwvallige staat verkerende toren is geflankeerd.
De zuidwestelijk gelegen percelen vormden samen het grootste deel van het neerhof van het Lijsdonckhof. De zich daarop bevindende constructies, namelijk het vijf traveeën en één bouwlaag tellende woonhuis met haakse achterbouw en de restanten van de schuren, het zogenaamde woonhuis voor een knecht en het zogenaamde bakhuis, laten verschillende verbouwingen zien, maar verkeren op het moment van de bescherming (1999) in staat van verval.
Het éénlaags bakstenen woonhuis telt vijf traveeën waarvan de inkompartij - de tweede travee van links - in het dakvlak als standvenster met trapgevel en witstenen kruiskozijn doorloopt. De deur is met versierd deurkalf en bovenwaaier gevat in een 18de-eeuwse kalkstenen, als spiegelboog met waterlijst uitgewerkte omlijsting, die echter niet van het Lijsdonckhof herkomstig is, maar door de vorige eigenaar werd geplaatst. De vier ramen van de voorgevel, van stenen kruiskozijnen en diefijzers voorzien, hebben een gepleisterde omlijsting op de negblokken; de drie ramen rechts van de inkom hebben bovendien buitenluiken.
De linker zijgevel heeft onderaan een eenvoudig rechthoekig venster met diefijzers. In de topgevel bevindt zich een groter raam met kruiskozijn en zandstenen negblokken. De rechter zijgevel heeft beneden een raam van recentere datum en in de topgevel een raam met stenen kruiskozijn.
Een kleine bakstenen aanbouw achteraan is van recentere datum en werd onder een gemeenschappelijk pannenzadeldak met het hoofdgebouw gebracht. De linker helft van deze achtergevel wordt ingenomen door een haakse baksteenbouw van een enkele bouwlaag onder pannenzadeldak, geopend met drie vensters en een venster in de geveltop. De ramen zijn hier gevuld met 19de-eeuws schrijnwerk, maar het bovenste raam heeft nog zijn stenen kruiskozijn ofschoon de bovenlichten er tot voor kort nog blind waren gemetseld. Zoals bij het bovenste raam wijst bij de ramen van het gelijkvloers de aanwezigheid van dubbele segmentvormige ontlastingsboogjes op het oorspronkelijk bestaan van stenen kruiskozijnen, waarvan de bovenlichten echter voor de helft werden blindgemetseld. De linker zijgevel van deze uitbouw heeft geen openingen. Inwendig treft men rode tegelvloeren en vloeren uit Doornikse kalksteen aan naast oude balkenconstructies.
De bakoven, gelegen ten noordoosten van de woning, is een kleine met zogenaamde kloostermoppen (30,00 centimeter x 6,50 centimeter x 14,00 centimeter) opgetrokken constructie onder pannenzadeldak, met boven de dakhelling uitstekende vlechtingen in de puntgevels. Men bemerkt er een rondbogige inkom met ernaast een zeer bouwvallig witstenen kloosterkozijn.
Op het noordwesten, voor de woning, bevindt zich wat overgebleven is van een bakstenen schuur, een ruïne van nog slechts enkele muren, waaronder een (noordoostelijke) gevel met verglaasde sierpatronen.
Ten noordwesten van de woning van het Lijsdonckhof treft men wat verspreide bebouwing van recentere datum aan. Anderzijds heeft ruim de noordoostelijke helft van het domein, op het noord- en zuidoosten begrensd door een restant van een gracht, in de loop van de 19de eeuw een grondige transformatie ondergaan waardoor het oorspronkelijk element volledig onherkenbaar is geworden. Het valt niet zonder meer uit de prent bij A. Sanderus op de maken of dit gebied van meet af aan tot het domein van het Lijsdonckhof heeft behoord. Men treft hier onder andere aan: een buitengracht, een rechthoekige gracht in het domein, een gietijzeren hek, populieren en knotwilgen en een dreef. Ofschoon hier van de oorspronkelijke aanleg geen sporen meer vallen waar te nemen illustreren deze percelen, die ruim de helft van de huidige domeinconfiguratie beslaan, een 19de-eeuwse evolutie in de aanleg.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Hoeve Lijsdonckhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181291 (geraadpleegd op ).
Lysdonckhoeve, overblijfsel van voormalig omwald klooster. Heden sterk vervallen alleenstaand bakstenen gebouw van vier traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen). Zandstenen kruiskozijnen; latere rechthoekige zandstenen deuromlijsting (18de eeuw) door de huidige eigenaar aangebracht. Haakse achterbouw met drie voormalige kruiskozijnen en een in de geveltop. Voorts talrijke sporen van verbouwingen. In de verwilderde tuin, ingestorte bergschuur en sterk bouwvallig bakhuis opgetrokken in zogenaamde "kloostermoppen".
Bron: DEMEY A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7n2 (S-T), Brussel - Gent.
Auteurs: Demey, Anthony
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Demey A. 1981: Hoeve Lijsdonckhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/15392 (geraadpleegd op ).