Jachthuis ()

Classicistisch kasteel uit het begin van de 19de eeuw, opgetrokken door Augustien Van Strydonck, burgemeester van Temse en circa 1870 door politicus en kunstschilder A. Sloor heringericht.

Historiek

Alleenstaand kasteeltje uit begin 19de eeuw gelegen in een omhaagd park met vele hoogstammige bomen en naar verluidt gebouwd als jachtpaviljoen van Bernadotte, koning van Zweden. In 1861 aangekocht door August Sloor die het aan de achterzijde vergrootte door toevoeging van twee kamers aan weerszijden van een centraal risalietvormend salon.

Beschrijving

Bepleisterde en geschilderde lijstgevels van twee en een halve bouwlaag onder schilddak (nok parallel aan de straat, leien). Voorgevel van vijf traveeën op zware arduinen plint. Halfronde centrale uitbouw. Begane grond met imitatiebanden, uitstralend boven de muuropeningen; aflijnende puilijst. Beluikte rechthoekige vensters met arduinen lekdrempels; balusters in de borstweringen van het middenrisaliet (bovenverdieping). Omlopende architraaf, fries met vlak omlijste halfvensters, een zware houten kroonlijst met tanden en klossen, waarboven een borstwering (attiek) met arduinen balusters. De achtergevel is identiek aan de voorgevel met uitzondering van het balkon. De zijgevels werden vlak uitgewerkt, zonder enige vorm van decoratie. Aan de linker zijde werd ter hoogte van de diensttrap via een erkeruitbouw een badkamer bijgebouwd. Langs diezelfde kant is er een raam voor de keuken en de bovenliggende slaapkamer. Twee dakkapellen bekronen het dak. De rechter zijgevel heeft geen ramen en telt twee dakkapellen.

Interieur

Het kasteel behield zijn historische indeling en er zijn geen recente verbouwingen. Centraal in het gebouw twee achter elkaar liggende kamers (beiden met halfronde uitbouw) waarvan de voorste begin 20ste eeuw werd samengevoegd met een mogelijk aanpalend salon tot inkomhal. De trap snijdt een raam in de voorgevel. De inkomhal en traphal is aan het begin van de 20ste eeuw ingericht in beaux-artsstijl. Vermoedelijk werd een links gelegen salon en erboven liggende slaapkamer bij de oorspronkelijke hal gevoegd. De muren zijn afgewerkt met simili en suggereren Franse witte natuursteen. De hal is op de benedenverdieping opgedeeld met zuilen terwijl de wanden op de bovenverdieping zijn opgedeeld met Korinthische pilasters, ertussen verhoogde panelen. Het plafond werd uitgewerkt als een cassettenplafond. De deuren zijn afgewerkt met rijke deuromlijstingen met supraporta’s en loofwerk. Langs het plafond twee sierlijsten met florale motieven. Er werd voor de decoratie geput uit diverse Franse kunststijlen uit de 18de eeuw zoals eigen is aan de beaux-artsstijl. Om de vestibule groter te laten lijken is er op de verdieping een grote wandvullende spiegel in een omlijsting aangebracht en ervoor een plantenbak. Beiden werden door vandalen beschadigd. De trap werd afgewerkt met een rijkelijk gedecoreerde smeedijzeren balustrade met houten handvat. De vloer bestaat uit natuursteen (zwart met witte rand) op de benedenverdieping en parket op de bovenverdieping.

Naast de traphal is er nog een portiersloge. Aan de tuinzijde werd het Egyptische salon ingericht door August Sloor van circa 1870-1881, eigenhandig beschilderd met Egyptische figuren. De inspiratiebron is niet duidelijk. Wellicht gaat het om een zeer fantasierijke enscenering. Als inspiratiebron zullen vermoedelijk zowel de Egyptische tempel van de Antwerpse dierentuin als de boeken ‘Déscription de l’Egypte’ en ‘Denkmäler aus Aegypten’ gediend hebben. Boven een plint met plantenmotieven loopt een fries met vrijelijk samengestelde decoratieve hiërogliefen. Erboven, tussen papyruskolommen, grote afbeeldingen van offerscènes, musicerende figuren en een farao in een strijdwagen... Op de vloer ligt een parket in visgraatmotief. August liet ook bijpassend beschilderd meubilair maken voor het salon. De beschilderde vloer, net als het meubilair zijn verloren gegaan.

Rechts ervan, eveneens aan de tuinzijde, ligt het ‘Vlaamse salon’, in 1877 (gedateerd op de balksloef) uitgevoerd in neo-Vlaamserenaissance-stijl met lambriseringen, monumentale natuurstenen haard met kariatiden en sculpturen waaronder drie leeuwenkoppen en zoldering met moer- en kinderbalken. In de schouwmantel werden Delftse tegels verwerkt en een tapijttegelvloertje als vuurplaats. Tussen de kinderbalken werd een sjabloonschildering aangebracht. Balksloefen en consoles zijn afgewerkt met de typische renaissancemotieven in Florisstijl. De wanden boven de lambrisering zijn afgewerkt met imitatie lederbehang. Sporen op de lambrisering wijzen op de aanwezigheid van neo-Vlaamserenaissance-kasten die voor de ruimte gemaakt waren. Ze zijn niet langer aanwezig. Een perfecte symmetrie werd nagestreefd waardoor zowel een functionele als een schijndeur werd geplaatst. Alle schrijnwerk is afgewerkt met de bijpassende omlijstingen. Op de vloer ligt een visgraatparket. ‘Vlaamse spreuken’ werden op de wanden geschilderd om het Vlaamse karakter te benadrukken.

Eveneens rechts maar aansluitend bij de inkomhal ligt een neoclassicistisch salon met lambriseringen met symmetrische plantenmotieven, zijdebehang, stucplafonds en parket in visgraatmotief. Een opvallende haard uit witte marmer trekt de aandacht.

De portiersloge is zeer sober ingericht met een eenvoudig schouwtje. Aansluitend bevindt zich de dienstgang met diensttrap. Opvallend is de trappaal met Egyptiserende kariatide. De kwaliteit van de trap doet vermoeden dat het gaat om de oorspronkelijke hoofdtrap die bij het begin van de 20ste eeuw is gaan dienst doen als diensttrap. Naast de dienstingang ligt de keuken, volledig betegeld, eenvoudige schouw geflankeerd door twee kasten.

Links van het Egyptische salon, eveneens aansluitend op de tuin en bij de keuken ligt een salon, vermoedelijk eetkamer. De lambrisering is deels aanwezig. De kamer heeft een rijkelijk, typisch 19de-eeuws stucplafond met plafondlijst.

De kelder gaat zeker terug tot de bouwfase en is afgewerkt met een tonvormig gewelf. Aansluitend is er de wijnkelder met behouden bewaarvakken. De kelder is enkel via de diensttrap bereikbaar. Op kelderniveau is deze trap uit baksteen opgetrokken.

Op de bovenverdieping wordt de vormentaal van de beaux-artsstijl in de traphal voortgezet. De aansluitende centrale salons gelegen boven het Egyptische salon kregen een neo-Lodewijk XV-vormgeving met lambriseringen, rocailledecoratie, geschilderde supraporta’s en parket. Het centrale salon heeft een haard. De op de centrale as aansluitende slaapkamers zijn zeer sober vorm gegeven met eenvoudige doch typische 19de-eeuwse plafondlijsten. De vloeren bestaan uit eenvoudige plankenvloeren. Enkel de slaapkamer aan de tuinzijde rechts werd rijker uitgewerkt met zowel twee hoeknissen als een haard. Al het binnenschrijnwerk bleef bewaard.

Remise

Links van het kasteel, haaks op de straat, staat een bakstenen remise van twee bouwlagen onder zadeldak. Bouwsporen doen vermoeden dat het hier gaat om een ouder volume dat in de 19de eeuw werd uitgebreid. De begane grond wordt geaccentueerd door blinde korfboogarcaden, waarvan sommige traveeën opengewerkt zijn door een deur. Elke travee heeft op de bovenverdieping één segmentboogvormig raam. De trapgevels hebben bovenaan een rondboogvormig zolderraam. Zandstenen druiplijsten, negblokken, consoles en speklagen in simili accentueren en decoreren het sobere gebouw. De dakbedekking bestaat uit oegstgeester pannen. Het interieur is sterk verwaarloosd en niet toegankelijk. Het ging duidelijk om een remise, later garage met woning voor de koetsier. August Sloor zou op de bovenverdieping zijn schildersatelier ingericht hebben.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.01/46025/130.1 Kasteel Bunneghem Sloor (S.N., 2012).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2012: Jachthuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/179534 (geraadpleegd op ).


Jachtpaviljoen ()

Alleenstaand kasteeltje uit begin 19de eeuw gelegen in een omhaagd park met vele hoogstammige bomen en naar verluidt gebouwd als jachtpaviljoen van Bernadotte, koning van Zweden. In 1861 aangekocht door August Sloor die het aan de achterzijde vergrootte door toevoeging van twee kamers aan weerszijden van een centraal risalietvormend salon. Bepleisterde en geschilderde lijstgevels van twee en een halve bouwlaag onder schilddak (nok parallel aan de straat, leien). Voorgevel van vijf traveeën op zware arduinen plint. Halfronde centrale uitbouw. Begane grond met imitatiebanden, uitstralend boven de muuropeningen; aflijnende puilijst. Beluikte rechthoekige vensters met arduinen lekdrempels; balusters in de borstweringen van het middenrisaliet (bovenverdieping). Omlopende architraaf, fries met vlak omlijste halfvensters, een zware houten kroonlijst met tanden en klossen, waarboven een borstwering (attiek) met arduinen balusters. Vlak uitgewerkte zijgevels.

Rijk uitgewerkt interieur met imposante trapzaal en stucplafonds. Achteraan in het midden, zogenaamd "Egyptische zaal" van circa 1870 tot 1881 door August Sloor eigenhandig beschilderd met Egyptische figuren. Ernaast, zogenaamd "Vlaamse salon", in 1877 (balksloef) uitgevoerd in neo-Vlaamserenaissance-stijl met lambriseringen, monumentale haard en zoldering met moer- en kinderbalken.

Links van het kasteel, haaks op de straat, bakstenen remise van twee bouwlagen onder zadeldak. Begane grond met blinde korfboogarcade, waarvan sommige traveeën opengewerkt zijn door een deur.


Bron: DEMEY A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7n2 (S-T), Brussel - Gent.
Auteurs:  Demey, Anthony
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Demey A. 1981: Jachthuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/15587 (geraadpleegd op ).