Teksten van Parochiekerk Sint-Audomarus met kerkhof

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/15811

Schilderij Verschaeve als H. Kristoffel (Alveringem - WOI) ()

De Sint-Audomaruskerk ligt tussen de Nieuwstraat en de Sint-Rijkersstraat in Alveringem. In de kerk hangt onder meer een schilderij van Verschaeve. Op het kerkhof is onder andere het graf van Verschaeve terug te vinden.

Historische achtergrond

Dit schilderij stelt Cyriel Verschaeve voor die van 1911 tot 1944 in Alveringem verbleef. Het werd geschilderd door kunstschilder Debondt.

Cyriel Verschaeve had een grote, maar controversiële betekenis in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging en is daarnaast bekend omwille van zijn omvangrijk literair oeuvre van romantische poëzie en proza. Deze 'priester-dichter' was daarnaast ook nog beeldhouwer.

Verschaeve werd in Ardooie geboren in 1874 en liep school aan het Klein Seminarie in Roeselare. Daar ontdekte hij de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Tijdens zijn theologische opleiding in Brugge zetelde hij in de redactie van het tijdschrift 'De Vlaamsche Vlagge'. Na zijn opleiding werd Verschaeve benoemd tot leraar aan het Sint-Jozefscollege in Tielt. Hij ging toen tweemaal naar Duitsland. Hij werd ook één van de belangrijkste steunpilaren van het tijdschrift 'Jong Dietschland' en werd door voornoemde tijdschriften naar voor geschoven als dé nieuwe Vlaamse, katholieke leidersfiguur. Hij stuurde de Vlaamse studentenbeweging in een meer nationalistische richting, die na de Eerste Wereldoorlog zou verscherpen. Hij was toen reeds een bekend auteur van romantische poëzie en proza. Op 4 november 1911 werd Verschaeve tot onderpastoor in Alveringem benoemd. Hij zou hier kapelaan blijven tot 1939.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Alveringem een tiental van het front verwijderd. De studeerkamer van Verschaeve, op de voute van de kapelanij werd een drukke ontmoetingsplaats voor vele Vlaamse militairen. Verschaeve tilde zwaar aan de structurele onrechtvaardigheid die op hen woog en waartegen langzaam verzet zou rijzen: de overwegend Franstaligheid van het officierenkader. Verschaeve ontpopte zich dan ook tot de belangrijkste ideoloog van de geheime Vlaamsgezinde 'Frontbeweging'. Hij zetelde niet formeel in de leiding van de Frontbeweging, maar was er wel de bezieler van en maakte mede de radicalisering van 1917. Hij schreef anoniem opgemerkte pamfletten die de Frontbeweging in een anti-Belgische richting stuwden. Hij stelde het idee van zelfbestuur voor Vlaanderen voorop en veroordeelde het activisme niet. Reeds in het voorjaar van 1915 schreef hij zijn 'Oorlogsindrukken' waarin hij zich bekende tot een radicaal nationalisme. In het najaar van 1916 was hij één van de stichters van het comité 'Heldenhulde' dat ijverde voor een herkenbare en duurzame Vlaamse grafsteen: de heldenhuldezerkjes.

Na de wapenstilstand keurde het bisdom de flamingantische activiteit van Verschaeve en het Vlaams-nationalisme in het algemeen af. Verschaeve legde dit naast zich neer en ontpopte zich nog meer tot een radicaal anti-Belgisch Vlaams-nationalistisch priester. Hij verwachtte niets meer van democratische verkiezingen om Vlaanderen zelfbestuur te schenken en schaarde zich in 1931 even achter het Verdinaso. Later vond hij een invalshoek bij het Duitse nationaal-socialisme.

In 1939 was hij kapelaan-af en ging tot 1944 wonen in de Nieuwstraat in Alveringem. De Tweede Wereldoorlog was oogsttijd voor hem. Hij was overtuigd dat het 'Uur van Vlaanderen' had geslagen en vanuit zijn mystieke bloed-en-bodemideologie stond het voor hem vast dat het lot van het Germaanse Vlaanderen verbonden was met de Duitse overwinning en liet zich in de Duitse ideologie inschakelen. Hij trad dan ook toe tot de kring van DeVlag en de Groot-Duitse SS. Hij koos ook onvoorwaardelijk en tot het bittere einde de kant van de oostfrontstrijders. In Vlaanderen raakte Verschaeve geheel geïsoleerd en vluchtte in 1944 naar Duitsland. Daar werd hij raadgever van de Vlaamse Landleiding.

Na de Tweede Wereldoorlog vond Verschaeve een onderkomen bij Mgr. Heidegger, deken van Solbad Hall in Zuid-Tirol, Oostenrijk. Daar voltooide hij zijn geschriften. Op 11 december 1946 veroordeelde de krijgsraad te Brugge hem bij verstek ter dood wegens collaboratie. Hij stierf in 1949 als balling in Oostenrijk en werd daar begraven.

In 1973 werd het lijk van Verschaeve door leden van de Vlaamse Militanten Orde ontgraven en naar het kerkhof van Alveringem overgebracht. Zijn grafkist werd er in de grond gebetonneerd. In 1984 opende in zijn kapelanij een museum waar men de voutekamer en het oeuvre van Verschaeve kan bezichtigen. Er is verder in Alveringem ook nog een Verschaeve-wandelpad, een straatnaam 'Verschaeveplein' en een schilderij van Verschaeve in de kerk. Zijn bekendste vers prijkt tot op vandaag onder meer op de Ijzertoren in Diksmuide: 'Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand, hoop op den oogst o Vlaanderenland'.

Beschrijving

Schilderij met daarop een man die uit het water een oever opklautert, met een boek in de hand en op zijn rug een 3-dubbel kruis met daarop een kindje. Op de achtergrond een landschap met afgebrande bomen en onderwatergezet gebied.

  • BECUWE Karien 1984: Toeristisch Alveringem, West-Vlaamse Gidsenkring Westhoek XXI.4, 5-10.
  • DE SCHRYVER Reginald (ed.) 1998: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, Lannoo, Tielt.
  • DE WEVER B. 2002: Lijken als zaden in t zand. De Langemarck-mythe van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog in: CHIELENS P. e.a. 2002: Dead-lines. Oorlog, media en propaganda in de 20ste eeuw, Gent-Amsterdam, Ludion, 69-75.

Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Audomarus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/196131 (geraadpleegd op ).


Graf Cyriel Verschaeve en militairen ()

Het kerkhof van Alveringem is gelegen bij de Sint-Audomaruskerk. Het graf van Verschaeve omgeven door heldenhuldezerken voor Belgische militairen, bevindt zich ten zuiden van de kerk.

Historische achtergrond

De centrale grafsteen is voor Cyriel Verschaeve. De acht andere grafstenen zijn voor zeven Belgische militairen gestorven tijdens of onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog, afkomstig van Alveringem en naar hier terug overgebracht na elders te zijn begraven, en één oud-strijder. In mei 1987 werden deze acht graven verplaatst in de nabijheid van het graf van Cyriel Verschaeve, in het kader van herschikkingswerken op het kerkhof.

Cyriel Verschaeve had een grote, maar controversiële betekenis in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging en is daarnaast bekend omwille van zijn omvangrijk literair oeuvre van romantische poëzie en proza. Deze "priester-dichter" was daarnaast ook nog beeldhouwer. Verschaeve werd in Ardooie geboren in 1874 en liep school aan het Klein Seminarie in Roeselare. Daar ontdekte hij de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Tijdens zijn theologische opleiding in Brugge zetelde hij in de redactie van het tijdschrift "De Vlaamsche Vlagge". Na zijn opleiding werd Verschaeve benoemd tot leraar aan het Sint-Jozefscollege in Tielt. Hij ging toen tweemaal naar Duitsland. Hij werd ook één van de belangrijkste steunpilaren van het tijdschrift "Jong Dietschland" en werd door voornoemde tijdschriften naar voor geschoven als dé nieuwe Vlaamse, katholieke leidersfiguur. Hij stuurde de Vlaamse studentenbeweging in een meer nationalistische richting, die na de Eerste Wereldoorlog zou verscherpen. Hij was toen reeds een bekend auteur van romantische poëzie en proza. Op 4 november 1911 werd Verschaeve tot onderpastoor in Alveringem benoemd. Hij zou hier kapelaan blijven tot 1939. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Alveringem 10 kilometer van het front verwijderd. De studeerkamer van Verschaeve, op de voute van de kapelanij werd een drukke ontmoetingsplaats voor vele Vlaamse militairen. Verschaeve tilde zwaar aan de structurele onrechtvaardigheid die op hen woog en waartegen langzaam verzet zou rijzen: de overwegend Franstaligheid van het officierenkader. Verschaeve ontpopte zich dan ook tot de belangrijkste ideoloog van de geheime Vlaamsgezinde "Frontbeweging". Hij zetelde niet formeel in de leiding van de Frontbeweging, maar was er wel de bezieler van en maakte mede de radicalisering van 1917. Hij schreef anoniem opgemerkte pamfletten die de Frontbeweging in een anti-Belgische richting stuwden. Hij stelde het idee van zelfbestuur voor Vlaanderen voorop en veroordeelde het activisme niet. Reeds in het voorjaar van 1915 schreef hij zijn "Oorlogsindrukken" waarin hij zich bekende tot een radicaal nationalisme. In het najaar van 1916 was hij één van de stichters van het comité "Heldenhulde" dat ijverde voor een herkenbare en duurzame Vlaamse grafsteen: de heldenhuldezerkjes. Na de wapenstilstand keurde het bisdom de flamingantische activiteit van Verschaeve en het Vlaams-nationalisme in het algemeen af. Verschaeve legde dit naast zich neer en ontpopte zich nog meer tot een radicaal anti-Belgisch Vlaams-nationalistisch priester. Hij verwachtte niets meer van democratische verkiezingen om Vlaanderen zelfbestuur te schenken en schaarde zich in 1931 even achter het Verdinaso. Later vond hij een invalshoek bij het Duitse nationaal-socialisme. In 1939 was hij kapelaan-af en ging tot 1944 wonen in de Nieuwstraat in Alveringem. De Tweede Wereldoorlog was oogsttijd voor hem. Hij was overtuigd dat het "Uur van Vlaanderen" had geslagen en vanuit zijn mystieke bloed-en-bodemideologie stond het voor hem vast dat het lot van het Germaanse Vlaanderen verbonden was met de Duitse overwinning en liet zich in de Duitse ideologie inschakelen. Hij trad dan ook toe tot de kring van De Vlag en de Groot-Duitse SS. Hij koos ook onvoorwaardelijk en tot het bittere einde de kant van de oostfrontstrijders. In Vlaanderen raakte Verschaeve geheel geïsoleerd en vluchtte in 1944 naar Duitsland. Daar werd hij raadgever van de Vlaamse Landleiding. Na de Tweede Wereldoorlog vond Verschaeve een onderkomen bij Monseigneur Heidegger, deken van Solbad Hall in Zuid-Tirol, Oostenrijk. Daar voltooide hij zijn geschriften. Op 11 december 1946 veroordeelde de krijgsraad te Brugge hem bij verstek ter dood wegens collaboratie. Hij stierf in 1949 als balling in Oostenrijk en werd daar begraven. In 1973 werd het lijk van Verschaeve door leden van de Vlaamse Militanten Orde ontgraven en naar het kerkhof van Alveringem overgebracht. Zijn grafkist werd er in de grond gebetonneerd. In 1984 opende in zijn kapelanij een museum waar men de voutekamer en het oeuvre van Verschaeve kan bezichtigen. Er is verder in Alveringem ook nog een Verschaeve-wandelpad, een straatnaam 'Verschaeveplein' en een schilderij van Verschaeve in de kerk. Zijn bekendste vers prijkt tot op vandaag onder meer op de IJzertoren in Diksmuide: "Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand, hoop op den oogst o Vlaanderenland".

Kenmerken

Een grafsteen in grijze hardsteen geïnspireerd op een Heldenhuldezerk, geflankeerd door telkens vier kleinere, witgeschilderde heldenhuldezerken.

  • DE SCHRYVER R.(ed.) 1998: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, Tielt.
  • DE WEVER B. 2002: Lijken als zaden in t zand. De Langemarck-mythe van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog, in: CHIELENS P. e.a. 2002: Dead.lines. Oorlog, media en propaganda in de 20ste eeuw, Gent-Amsterdam, 69-75.
  • DEN BAES J. (eindred.) 2004: Momenten van Oorlog in Vredestijd. Een tocht langs Oorlogserfgoed in Veurne-Ambacht, V.V.V. s Alveringem, Lo-Reninge, Veurne, Veurne-Ambacht, Koksijde.

Bron: WOI Relict (956): Graf Verschaeve en Belgische militairen op kerkhof (Alveringem - WOI)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Audomarus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393747 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Audomarus ()

Samen met omringend kerkhof, linderij en witgekalkt omheiningsmuurtje met ezelsrug, middelpunt van het Dorp. Natuurstenen standbeeld van een frontsoldaat, opgericht door gemeente ter nagedachtenis van haar tussen 1914-1918 gesneuvelde helden, voor de westelijke gevel. Laatgotische hallenkerk uit eind 17de eeuw, met 16de-eeuws koor; zuidtransept gedateerd 1656, door middel van muurankers. Vernieling van de kerk, voornamelijk toren, door Franse troepen van Conde, in juni 1658. 1698, jaartal aangebracht in westgevel door middel van muurankers: voltooiingsjaar van wederopbouw. Recente restauratiewerken aan bedaking en toren onder leiding van architect Pierre Pauwels (Kortrijk).

Verankerd, geel bakstenen gebouw met gebruik van ijzerzandsteen, onder meer in sokkel en noordtranseptarm, en natuursteen in noordtranseptarm. Afdekking door middel van leien zadeldaken. Longitudinaal type met schip van vier traveeën, een één travee breed transept, een oostpartij van drie traveeën en koren met driezijdige sluiting; vierkante kruisingstoren; ten zuiden sacristie en ten oosten een bergruimte. Westgevel bestaande uit drie puntgevels, voorzien van aandak, schouderstukken en muurvlechtingen, geflankeerd door steunberen met versnijdingen. Metselaarstekens (blauwe baksteen) links van portaal. Identieke linker- en rechter travee, geajoureerd met breed spitsboogvenster (vierlicht) in geprofileerde omlijsting op afzaat. Middentravee met hoger, soortgelijk venster en korfboogpoort, in tudorboogomlijsting met kwarthol- en bolbeloop, onder doorlopende druiplijst. Nis met Onze-Lieve-Vrouwebeeld in boogveld. Ruitvormige gevelstenen (arduin?) aan weerszijden van inkom (onleesbaar).

Travee van schip onderling gescheiden door steunberen met versnijdingen en geajoureerd door middel van spitsboogvensters (drielichten) in geprofileerde omlijsting op afzaat en doorlopende lekdrempel. Aflijnend muizentandfries. Nauwelijks uitspringende transepten in de vorm van een puntgevel met aandak. Zuidelijk transept opengewerkt door middel van breed spitsboogvenster (vierlicht) in geprofileerde omlijsting op afzaat. Ronde oculus in de top. Gekruisigde Christus (hout?) onder luifel, voor transeptvenster. Noordtransept voorzien van een topstuk. Transeptvenster: smal spitsboogvenster (tweelicht) in geprofileerde omlijsting op afzaat. Ronde oculus (blind) in top. Sporen van korfboogvormige muuropening rechts onderaan. Rechte traveeën van de koorpartij onderling gescheiden door middel van steunberen met versnijdingen, en voorzien van spitsboogvensters (drielichten) in geprofileerde omlijsting op afzaat. Doorlopende druiplijst aan zuidzijde. Gemarkeerde sokkel, op de derde travee van noordelijke kant na. Aflijnende tandlijst en muizentandfries. Driezijdige koorsluitingen, waarbij traveeën onderling gescheiden door middel van steunberen met versnijdingen. Aflijnend overhoeks muizentandfries. Identieke Noordelijke- en zuidelijk koorsluiting, voorzien van blinde spitsboogvensters in een geprofileerde omlijsting op afzaat en doorlopende lekdrempel. Soortgelijk, doch breder venster in de middentravee van hoofdkoorsluiting. Brede spitsboogvensters (drielichten) in geprofileerde omlijsting op afzaat, in afgeschuinde travee van laatst genoemde Kruisingtoren met peervormige bekroning. Gevelritmering door middel van drie blinde, geprofileerde spitsboogvensters ter hoogte van eerste geleding; twee geprofileerde spitsboogvensters (tweelichten) op afzaat, met ingeschreven rondbogige galmgaten, ter hoogte van tweede geleding. Aflijnend mijterboogfries. Tegen de zuidoosthoek aanleunend, polygonaal traptorentje onder stenen naaldspits. Aflijnend mijterboogfries. Bepleisterde en beschilderde hallenkerk. Midden- en zijbeuken overspannen met houten tongewelf en onderling gescheiden door middel van spitsbogige scheibogen op zuilen met astragalen, achtzijdige sokkel en -kapiteel met gestileerd bladmotief. Massieve kruisingspijlers.

Mobilair: Vooral 18de-eeuws houtwerk met rococo inslag, zie portiekaltaren, lambrisering, koorgestoelte, kerkmeestersbanken, kansel en biechtstoelen; biechtstoel in noordelijke zijbeuk van 1699; communiebank (17de eeuw?). Stenen beelden (18de eeuw ?) van Sint-Anna-ten-Drieën, Ecce Homo en Piëta, en houten Sint-Rochus met engel (18de eeuw), in nissen tegen de kruisingspijlers. Marmeren doopvont (17de eeuw).

  • DEVOS-STOCKMAN A., ROOSE-MEIER B. & VERSCHRAEGEN H., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie West-Vlaanderen. Kanton Veurne, Brussel, 1975, p. 14-15.

Bron: DELEPIERE A.-M. & LION M. met medewerking van HUYS M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Veurne, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 8n, Brussel - Gent.
Auteurs:  Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Audomarus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/15811 (geraadpleegd op ).