is aangeduid als beschermd monument Zuid-Abdijmolen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Zuid-Adbijmolen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Zuid-Adbijmolen
Deze vaststelling was geldig van tot
De Zuid-Abdijmolen domineert vanop een duintop – met een monument ter nagedachtenis van gesneuvelde vliegeniers, van 1951 – het rondpunt (kruising van Ranonkel-, J. Van Buggenhout-, Leopold III- en Koninklijke Prinslaan). De molen betreft een standaardmolen met open voet, die fungeert als korenwindmolen.
In oorsprong gaat de Zuid-Abdijmolen in Koksijde terug op de Westmolen die in Houtem (Veurne) op de hoek van de Hondschootsebaan en de Westmolenstraat stond en omstreeks 1951-1952 naar Koksijde werd overgebracht. De Westmolen gaat terug tot 1771-1773, toen Alexander Louis Blanckaert op een oude molenbelt een nieuwe standaardmolen met open voet en drie zolders liet bouwen. Op de ‘Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik’ (1771-1778) van graaf de Ferraris staat de houten molen dan ook aangegeven. In februari 1919 ontstond op de tweede zolder een brand. Om de omliggende gebouwen te vrijwaren zat er voor molenaar Cesar-Bernard Lootvoet , wiens familie de molen sinds 1862 in haar bezit had, niets anders op dan de brandende staakmolen omver te trekken. Met de verzekeringspremie liet hij op de molenbelt een nieuwe staakmolen oprichten. Behalve drie zolders telde deze molen ook een kombuis. In 1940 werd de molen beschadigd door Duits geschut. Deze schade werd evenwel kort daarna hersteld door Sylvain Lootvoet, die de molen van zijn vader had overgenomen. Toen hij in maart 1942 tijdens het malen bij een vliegtuigaanval door geallieerde vliegtuigen werd gedood, kwam de windmolen stil te liggen. Een storm rukte in 1944 twee wieken af en zette het verdere verval in. In 1950 kocht de gemeente Koksijde door toedoen van burgemeester Jaak Van Buggenhout de standaardmolen op om deze nabij de ruïnes van de Duinenabdij herop te bouwen. Tot in de late 16de eeuw bezat de cisterciënzerabdij immers twee windmolens, namelijk de Noord- en de Zuidmolen. Beide staakmolens werd echter omstreeks 1580 samen met de abdij vernield. Volgens Pieter Pourbus’ Kaart van de Duinenabdij’ (1580) stond de Zuidmolen op een duin, in de volksmond de ‘meulewal’ of ‘doornoever’ genoemd.
In 1951-1952 werd de 15 meter hoge Westmolen door molenbouwer Henri Lejeune (1892-1965) gedemonteerd. Eenmaal overgebracht naar Koksijde stond deze molenmaker uit Westvleteren ook in voor de heropbouw van de standaardmolen op vier bakstenen teerlingen bovenop een duintop in de Noordduinen. Voor de uitvoering, die een volledig jaar in beslag nam, werd hij bijgestaan door zijn neef Julien Lejeune (1924-1979), molenmaker in Brielen. In afwijking met de oude toestand werd de kombuis naast de molentrap, die plaats bood aan de builmolen, niet teruggeplaatst. Niet alleen verzwakte de aanwezigheid van een kombuis de molenkast, maar was het ook de bedoeling om de molen open te stellen voor de toeristen en bijgevolg een dubbel balkon te voorzien. Ook de molentrap werd daarom van een dubbele leuning voorzien. De molenkap alsook de windzijde van de molenkast (de windweeg) werden bekleed met eternietschaliën. De oude roeden werden niet opnieuw gebruikt. Een gevlucht van 23 meter, afkomstig van de Herentmolen in Meulebeke, werd aangekocht en in november 1953 geplaatst. Wat de molenuitrusting betreft werd enkel de achtermolen maalvaardig ingericht. Niet het koppel maalstenen uit de Westmolen maar het koppel stenen uit de in 1940 omgewaaide Coopmanmolen uit Alveringem werden daarvoor aangewend. De voormolen werd enkel, vermoedelijk als reminiscentie, voorzien van een ligger en een drijfwiel. Bij het hergebruik van de molenonderdelen kregen de elementen met inscripties bijzondere aandacht. Zo bleven diverse inschriften bewaard:
Vier jaar nadat in april 1954 de nieuwe Zuid-Abdijmolen was ingehuldigd, sloeg de bliksem in op de molen. De schade werd hersteld door molenbouwer Robert Van de Kerckhove uit Ingelmunster, die werken uitvoerde aan onder andere een binnenste steekband, een buitenste steekband en de lange en korte berriebalken. Ook werd de molenstandaard met ijzeren banden verstevigd en werd in de achtermolen een nieuwe loper voorzien.
Tussen mei en november 1969 werd de molen andermaal hersteld. De Gistelse molenbouwer Peel verstevigde de voorbalk, herstelde de stalen hoepelvang en verhoogde en herbroekte de vangbalk in de molenkap. Ook voorzag hij de pinbalk van een nieuwe steun, vernieuwde hij het kraaghout (of ‘maneberd’) en werd de halssteen opnieuw opgespannen. De verzwakte molenkast werd versterkt door spanstaven en schoren aan te brengen. Tot slot werden ook het onderstel van de standaardmolen (het gebint) en de windveeg behandeld.
In het voorjaar van 1974 werden aan de molen door de Gistelse molenbouwers Peel opnieuw enkele herstellingen uitgevoerd. Het nooit in werking stellen van de nochtans maalvaardige molen werkte echter het verval verder in de hand.
In het najaar van 1982 werd naar een ontwerp van ingenieur-architect Walter Snauwaert opnieuw tot herstellingen overgegaan door de bouwonderneming Verstraete. Aanvankelijk betroffen de voorziene werken enkel het vervangen van rotte binnenzomen en buitenzomen aan de wieken, het vernieuwen van de zeilen en het verbeteren van de vangwerking. Maar vrij vlug bleek de toestand veel slechter dan was ingeschat, waardoor de restauratieopdracht werd uitgebreid tot een volledige ontmanteling en heropbouw van de molen. Op de molenas en de twee bovenwielen (namelijk het aswiel en het vangwiel) na werd nauwelijks iets gerecupereerd. Zo werden onder meer de standaard, de steenbalk, de vang en de roeden vernieuwd. Daarbij werd geopteerd voor roeden van de Ruddervoordse firma Verhaeghe, die voor Vlaanderen licentiehouder was van het stroomvleugelsysteem ‘Dekker’. Ook werd bij deze heropbouw niet altijd naar het origineel gerestaureerd. Zo werd de constructie van de zijwanden (zijwegen) gewijzigd. De nieuwe weegbanden liepen niet langer door over de graan- en maalzolder. Tussen de twee zolders werd een balk ingewerkt. Voor de nieuwe molenkap werd eveneens voor een variante gekozen door de kap van de Oude Zeedijkmolen in Avekapelle met zijn gebogen spanten als voorbeeld te nemen. In het voorjaar van 1985 werd rond de molen een kruipad voorzien en werd naar de molen een toegangsweg aangelegd. In mei 1985 werd de Zuid-Abdijmolen opnieuw ingehuldigd. Nauwelijks drie jaar later werd door de bouwonderneming Verstraete aan de molen opnieuw enkele onderhoudswerken uitgevoerd. Alle eiken onderdelen werden ingewreven met carboline, de staart werd voorzien van een U-vormige afscherming in wilgenhout, de bliksemafleiding werd hersteld, de deur en de deurstijl werden aangepast en er werd voor een betere werking van het luiwerk gezorgd. Ook werden vier nieuwe zeilen aangebracht, die echter niet langer uit vlaslinnen maar uit katoen waren vervaardigd.
In 1990 werd de schade ingevolge een voorjaarsstorm door de firma Verstraete hersteld. Deze werken bestonden onder andere uit het vervangen van afgebroken kammen van het vangwiel, het op de plaats brengen van het scheefgetrokken vangwiel, het herpalen van het vangwiel en het opnieuw aanbrengen van een veiligheidsketting. Omtrent die tijd werd ook het maaiveld op sommige plaatsen ietwat afgegraven om het kruien van de molen te vergemakkelijken.
In 1991 werden nog enkele onderhoudswerken uitgevoerd, zoals het opnieuw inwrijven met carboline van de molen, het schilderen van de wieken (voorzoom olijfgroen, de windplanken wit en de roedebalken zwart) en de askop (oranjerood met witte zoom), het vervangen van de kikkerlijnen en het herstellen van de windvang door het knotten van de te hoge bomen in de omgeving.
In mei 2009 werd naar het bestaande model een nieuwe buitentrap geplaatst door molenmaker Ronny Demol uit Reninge en gemeentelijk molenaar Patrick Geryl. Ook de stormschade die de molen in 2011 opliep, werd nog hetzelfde jaar door hen hersteld. In de zomer van 2016 voerde de bvba Boers & Peusens uit Merelbeke in samenwerking met molenmaker De Mol en molenaar Geryl enkele belangrijke onderhoudswerken uit. Deze bestonden uit het aanbrengen van nieuwe eiken gekloven schaliën op het dak en de windweeg, het vernieuwen van aangetaste beplanking, het herstellen van het kraaghout (of ‘maneberd’), het vervangen van het lood op de noordboom en de vorst, het vernieuwen van de teerlingplanken (in asobé), het passen van de windvensters en het smeren van de windwijzer.
De Zuid-Abdijmolen is een houten standaardmolen met open voet. Kenmerkend voor de korenwindmolen is dat het een vrij zeldzaam geworden driezoldermolen betreft. De molen rust op twee lage en twee hoge bakstenen teerlingen. De gebogen molenkap en de bebordingsplanken aan de windzijde zijn gedekt met eikenhouten schaliën. Bovenop de makelaar staat een windvaan in de vorm van een haan. Het gevlucht bestaat uit geklinknagelde Verhaeghe-roeden. De graanmolenuitrusting bestaat uit twee steenkuipen (met onder meer een koppel maalstenen, een graanbak en een schutbak), waarvan enkel het steenkoppel in de achtermolen operationeel is. Tot de uitrusting behoren ook roerende elementen als een zakkenwagentje, een brugbalans, een molenaarsschep, een wiekstok en een plooi van het oude vangwiel met de inscriptie: “ende zyne husvrouwe Mary Theresia Sapelier”.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Koksijde-Bad
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Zuid-Adbijmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/16319 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.