is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stalijzermolen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Windmolen Stalijzermolen van 1804
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Windmolen Stalijzermolen van 1804
Deze vaststelling was geldig van tot
De Stalijzermolen, gelegen op een lichte verheven weide, is een houten standaardmolen met open voet, die fungeert als korenmolen.
De tweezoldermolen werd in 1804 in opdracht van de familie Vanderbrigghe-Depottere gebouwd door de Alveringemse molenbouwer Louis Bogaert. Op een balk op de steenzolder staat: “DEZEN MOLEN IS GEMAEKT DOOR LOUIS/BOGAERT IN T'JAER/1804”.
In 1952 liet eigenares Genoveva De Boeck de molen herstellen door molenbouwer Julien Lejeune (1924-1979) uit Brielen. Acht jaar later, in 1960, werd de molen buiten werking gesteld. De laatste molenaar was Rafaël Blanckaert. Met de bescherming van de molen als monument in 1973 werd het gerucht dat de molen naar Bokrijk zou verhuizen, de kop ingedrukt. In 1974 werd de Stalijzermolen eigendom van de gemeente. Tussen 1979 en 1981 werd de molen, die intussen reeds jaren in slechte staat verkeerde, naar ontwerp van Paul Goethals gerestaureerd door de Aalbeekse molenbouwer Cottenier. De molen werd volledig ontmanteld om in het atelier van de firma Cottenier hersteld te worden. Volgens het goedgekeurde bestek zouden de standaard, de zetel, de steenbalk en de bovenste kruisplaat daarbij gerecupereerd en de onderste kruisplaat vervangen worden. Ook de roeden werden vernieuwd. Voorzien was ook het herstel van het vang- en voorwiel en de molenas. In 1985 was de molen opnieuw aan dringende instandhoudingswerken toe, die opnieuw door de firma Cottenier werden uitgevoerd maar evenmin tot een opnieuw maalvaardige molen leidden. Een storm in 1990 beschadigde bovendien het gevlucht. In 1995-1996 volgde een nieuwe restauratiefase. De molenbouwers Peel uit Gistel vernieuwden de staartbalk, herstelden de molenkap, het gevlucht en de vang, versterkten de steenbalk en de windpeluw, en maakten de achtermolen maalvaardig. Tevens werden de zeilen vernieuwd en werd een bliksembeveiliging aangebracht. Voortaan kon opnieuw gemalen worden. Wanneer in 1997 ingevolge slecht bevestigde metalen lemmers de pin van de molenas brak, werd een stalen hoed aangebracht. Om het verder splijten van de molenas tegen te gaan werden in 1999 halverwege de molenas asbanden voorzien. In 2002 werd een nieuwe halssteen en drie nieuwe eiken steenbedbalken in de achtermolen geplaatst. In 2004 herstelde de Roeselaarse molenbouwer Thomaes een breuk in de ijzerbalk. Stormschade in 2007 noopte tot het vernieuwen van de vangplaat en de vanghaak. Bij onderhoudswerken in 2009 legde Thomaes op de molenkap en het luikapje nieuwe houten leien en vervaardigde hij nieuwe teerlingplanken en teerlingblokken in azobé. In 2010 werden werken uitgevoerd aan de molenvoet en in 2011 werd het balkon vernieuwd. Het jaar daarop voerde molenbouwer Dirk Peusens uit Merelbeke een aantal werken aan de molen uit. Tussen de zetel en de staak werden vier metalen trekkers voorzien. De bovenste kruisplaat werd met een liplas van een nieuw stuk voorzien. De askopwiggen, de scheibussen, het hekwerk en windplanken werden vernieuwd en de zeilen hersteld. De molenas werd uitgestefeld en er werden een nieuwe waterkering en koperen kraag (maneberd) voorzien. De molentrap werd hersteld en de staart en het onderstel van de standaardmolen (gebinte) werden afgedekt met verloren beplanking. In 2013 werd het metselaarswerk van de teerlingen hersteld en heropgevoegd, en in 2014 werden de staart, de trap en het onderstel van de molen opnieuw gebeitst.
De molenuitrusting bestaat uit een builmolen en een haverpletter op de maalzolder en twee maalstoelen op de steenzolder. Het drijfwerk omvat een vangwiel van 48 kammen, waarin een schijfloop van 13 staven alsook een kamwiel voor de aandrijving van respectievelijk een maalstoel en de buil inhaken. Het voorwiel van 44 kammen drijft een schijfloop van 12 staven en een kamwiel aan, die op hun beurt respectievelijk een maalstoel en de haverpletter in werking stellen. De vang is van hout. De geklinknagelde roeden hebben een vlucht van ongeveer 24 meter. Kenmerkend voor de molenkast is de verticale beschieting op de voor- en zijkanten. De windzijde is – net als de gebroken molenkap – bekleed met houten leien. Het verkruien van de molen gebeurt met een steekstaart en niet met een windas.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Beverenstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stalijzermolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/16462 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.