is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Huis Lombaert
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Huis Lombaert
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Huis Lombaert: dubbelarmige waterpomp
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis
Deze vaststelling was geldig van tot
Het ‘Huis Lombaert’ werd in 1703 opgericht en is een voorbeeld van de bouwevolutie van de traditionele bak- en zandsteenarchitectuur naar een goed geïntegreerde landelijke Lodewijk XV-stijl uit de tweede helft van de 18de eeuw, met aanpassingen in de 19de eeuw.
Het voormalige Vredegerecht, ook wel 'Huis Lombaert' genoemd, rijst met zijn mooie voorgevel op juist aan een onverwachte insprong van de Kloosterstraat, de oude steenweg van Gent naar Antwerpen en is op nog geen tweehonderd meter gelegen van de Sint-Martinuskerk.
De werkelijke geschiedenis van het gebouw begint na de brand van 2 juli 1702, die bijna de ganse dorpskom van Beveren verwoestte.
Voorheen stond op die plaats, in de zo geheten 'Cloosterwijck'’, een grote hofstede die toebehoorde aan Jan Baptist Joossens, voormalig schepen van de halle. Volgens archivalische documenten en kaarten gaat de oorspronkelijke hoevesite minstens terug tot het midden van de 16de eeuw. De genealogie van de eigenaars/bewoners toont aan dat de hoevesite steeds eigendom geweest is van invloedrijke schepenen, griffiers en burgemeesters uit het Beverse (onder meer Anthonis De Maerle; Gillis van Esbeke; Baudewijn Joossens, enzovoort). Het figuratieve kaartenboek van 1602 opgemaakt door Pierre de Bersacques in opdracht van Karel van Croy, heer van Beveren, geeft een afbeelding weer van de hofstede. Het toenmalige eigendom van Anthonis Chaerle, schepen en later burgemeester van Beveren, is een bakstenen constructie met aandaken en gedekt met stro. Zij vormt het begin van een driehoekig pleintje en de oostelijke perceelsgrens sluit aan bij het domein van het voormalig wilhelmietenklooster(1461-1784). Het kaartenboek van Beveren opgemaakt door landmeter A. van Landeghem anno 1666 geeft de site weer als eigendom van Baudewijn Joossens, griffier van Beveren. De iconografische weergave toont een bakstenen huis met een vrij brede voorgevel en een centrale dakkapel, waarvan de oostelijke perceelgrens aansluit bij het kloosterdomein.
De afgebrande hofstede met grond wordt dan door Jan Baptist Joossens verkocht in 1703. Het nieuwe pand wordt opgericht tussen 1703 en 1711 door Pieter Lombaert, notaris en stadhouder van Melsele. Diens weduwe verkoopt vervolgens haar eigendom op 24 december 1711 aan Michiel Dullaert, griffier van de halle en van de vierschaar van Beveren. Het domein blijft dan meer dan 100 jaar in bezitting van de familie Dullaert, een familie van griffiers en advocaten bij de Raad van Vlaanderen tot het tenslotte in 1813 openbaar wordt verkocht aan Jan Baptist Everaert, vermaard burgemeester te Beveren gedurende 40 jaar en één van de rijkste grondbezitters in het toenmalige departement van de Schelde. De verkoopakte omschrijft het goed als een groot huis met remises, stallingen en andere bouwsels, alsmede twee aanpalende kleine huisjes met grond en hovingen. Het "maison de campagne met aanpalende twee kleine huisjes" omvat: "mooie kelders, zes kamers en een keuken op het gelijkvloers, acht kamers op de eerste verdieping, verschillende kabinetten, een corridor, een tuinhuis, washuis, remises, een ecurie, een Engelse tuin, venger, potager, een lage koer en een etang"; samen 2 hectare 67 are 30 centiare groot.
Op 7 mei 1836 verkoopt burgemeester Everaert een deel van zijn eigendom, met name het herenhuis en de stallen op een stuk grond van ongeveer 160 vierkante meter, aan de Jan Frans Trouwez-Merckx, winkelier en fabrikant in tabak.
Negentien jaar later, in 1855, wordt het goed openbaar verkocht door weduwe Merckx. Het eigendom wordt omschreven als "Een schoon en groot huis met twee verdiepingen en koetspoort hebbende verscheidene beneden en bovenkamers, grooten zolder, keuken, waschhuis, remisen, stallingen en hof gestaen en gelegen..", groot 10 are 10 centiare.
Het gemeentebestuur van Beveren verwerft op de openbare verkoop het deel van nummer 35 (sectie D 332 A) en later de rest van het oude perceel nummer 35, behalve de twee oostelijk aanpalende huisjes met schuur. Volgens het jaarverslag van de gemeenteraad van Beveren-Waas van 15 september 1856 wordt de bestemming van het gebouw omschreven als: “gemeenteschool en meesterswoning, zalen voor een academie en voor het vredegerecht”. De Bestendige Deputatie keurt op 9 mei 1856 het plan "Ecole Communale de Beveren, plan d'appropriation" goed. Het omvat een beschrijving van de bestaande toestand van de voorgevel en van alle gebouwen op het toen aangekochte terrein, groot 1300 vierkante meter (het plan Popp anno 1870-1880). De koetspoort had toen een omlijsting uit kettingstenen en een korfbogige overkluizing afgewerkt met een gekorniste druiplijst. Opmerkelijk is dat op voornoemd plan van de bestaande toestand slechts één draaitrap staat tussen de (hoofd)voorbouw en de (hoofd)achterbouw van het woonhuis.
Uit het ontwerp voor de aanpassingswerken blijkt dat het voormalig herenhuis volledig wordt behouden evenals de funderingen en enkele binnenmuren van de noordwestelijke bijgebouwen. Tijdens de aanpassingswerken wordt vermoedelijk de voorgevel voorzien van lintelen en lekdorpels in arduin; de overkluizing van de koetspoort wordt vervangen door een segmentboogvormige overkluizing; de voorgevel wordt bepleisterd en de plint gepekt, zoals is te zien op een foto van 1920.
Tot 1945 blijft het herenhuis in gebruik als ‘centrumschool voor lager onderwijs’. Daarna werden de lokalen ingericht voor de gemeentelijke vak- en nijverheidsleergangen (avondonderwijs). In 1960 worden er aanpassingswerken uitgevoerd om het gemeentelijk technisch onderwijs (dagonderwijs) onder te brengen in de gebouwen. De totale oppervlakte van het eigendom wordt vergroot en de gebouwen ten noorden van het herenhuis, zijnde de vroegere centrumschool, worden aanzienlijk aangepast en uitgebreid zoals te zien op de kadastrale kaart anno 1998. Door de voortdurende uitbreiding van de school worden in 1967 de lokalen van het vredegerecht ingepalmd. Tussen 1967 en 1978 wordt het zuidelijk gedeelte van het herenhuis aangewend voor het Gemeentelijk Technisch Onderwijs en de noordwestelijke vleugel als conciërgerie voor deze school. Tussen 1967 en 1978 wordt het herenhuis gerestaureerd door aannemer J. Maes onder leiding van architect Frans De Groodt, directeur van het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunde en Stedenbouw te Antwerpen. Ingevolge nieuwe aanpassingswerken staat het voormalig herenhuis tussen 1978 en 1980 leeg. In deze periode worden de betonnen lateien boven de koetspoortopeningen aangebracht. De administratie van Openbare Werken, de Technische Dienst, de Dienst Patrimonium en de kabinetten van de schepen van cultuur en van de schepen van openbare werken worden er tijdelijk in ondergebracht. In de gebouwen van het gemeentelijk technisch onderwijs worden de bibliotheek en de discotheek ondergebracht. Vanaf 1994 staat het herenhuis opnieuw leeg en wordt het gebouw stilaan ingenomen door de administratie van de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek en Discotheek.
Het voormalige herenhuis vormt een typisch voorbeeld van de bouwevolutie van de traditionele bak- en zandsteenarchitectuur naar een goed geïntegreerde landelijke Lodewijk XV-stijl uit de tweede helft van de 18de eeuw met kenmerkende 19de-eeuwse aanpassingen.
Niettegenstaande de gewijzigde bestemming sinds 1856 vertoont het gebouw nog steeds de karakteristieken van een ruim herenhuis, opgebouwd op een grondplan bestaande uit een rechthoekige hoofdvleugel aan de straatzijde met een rechthoekige zijvleugel haaks gebouwd op de linkse achterzijde. De voorbouw van het voormalige herenhuis bestaat uit zes traveeën en twee bouwlagen en wordt afgedekt door een licht geknikt zadeldak, nu bedekt met leien. Voor de restauratie van 1969-1970 was het gedekt met Boomse pannen. Haaks op de linkerzijde staat een tweelaagse vleugel licht geknikt onder zadeldak eveneens bedekt met leien. De nokken van beide vleugels ontmoeten elkaar op gelijke hoogte. De achterbouw telt aan de oostzijde vier traveeën en aan de westzijde vijf traveeën.
De voorgevel heeft een licht vooruitspringende plint in witte kalkzandsteen en was oorspronkelijk bepleisterd, maar werd gedecapeerd bij de restauratie van 1969-1970. De weinig vooruitspringende zandstenen plint doet vermoeden dat het om een deel van een oudere gevelopstand gaat. De rechthoekige vensters hebben een latei en lekdrempels in arduin en zijn voorzien van kwarthol geprofileerde zandstenen rechtstanden. Zij zijn ontstaan uit kruiskozijnen. Bij het decaperen van de gevel kwamen de witstenen raamposten bloot, met hoekrabatten voor de vensterblinden. Deze kettingstenen ontbreken bij alle ramen van de noordgevel (achterzijde hoofdvleugel), wat erop wijst dat deze achtergevel in de 19de eeuw sterk werd gewijzigd. Daarbij zijn de vroegere dubbele ontlastingsboogjes vervangen door een segmentvormige ontlastingsboog, die de gehele vensterboog overspant. Enkel de ramen aan de straatzijde zijn momenteel beluikt (type van beluiken met jaloezielatten). De voorgevel aan de straatzijde wordt afgelijnd door een ver overstekende gekorniste kroonlijst op geprofileerde modillons en dateert van de verbouwing van 1856. De achtergevels langsheen de binnenkoer zijn in onbezette baksteen en worden afgelijnd met keelvormige uitgemetselde en bepleisterde dakoverstekken.
De derde travee van de hoofdvleugel vormt een monumentaal sterk versierd middenrisaliet bestaande uit kalkzandstenen bossagewerk en wordt bekroond door een dakkapel met vleugelstukken en een gebogen fronton met sterk verweerde cartouche. De verweerde cijfers verwijzen mogelijk naar het jaartal 1685 of 1695. Een siervaas prijkt op elk van de twee horizontale schouderstukken. De top wordt beëindigd met een bol. De opbouw van dit middenrisaliet vertoont verschillende bouwstijlkenmerken en doet minstens twee en zelfs drie verschillende bouwperiodes vermoeden. De oorspronkelijke plintbekleding en de gevelbekroning van het middenrisaliet zijn vermoedelijk nog overgebleven gedeelten van de 17de-eeuwse gevelopstand van het herenhuis. De toepassing van nogal strakke en diep ingegroefde horizontale Franse voegen en het gebruik van meer donkere okerkleurige patine van de kalkzandsteen wijzen op een veel latere datering. De rechthoekige vleugeldeur in laat-Lodewijk XV-stijl is gevat in een accoladevormige en rijkgeprofileerde arduinen omlijsting op neuten. Het bovenlicht van de inkomdeur heeft een laat 19de-eeuwse roedeverdeling. Ze wordt bekroond door een gekorniste waterlijst waarvan de neerhangende eindstukken siersokkels dragen. De verbinding tussen de accoladedeur en de waterlijst is gevormd door een sierlijk geprofileerde sluitsteen. Op het rechte stuk van de waterlijst steunt de vensterdam die beëindigd wordt door twee pilastersokkels die op hun beurt de sterk geprofileerde omlijsting rond het rechthoekig bovenvenster steunen. Een eenvoudige sluitsteen bekroont de horizontale omlijsting van een 19de-eeuws Lodewijk XVI-bovenraam. In de hoektravee van de achtergevel van de voorbouw bevindt zich een massieve rechthoekige paneeldeur, met vernieuwd bovenlicht. De deur is gevat in een accoladevormige en rijk geprofileerde arduinen omlijsting op neuten, maar zonder sier- of steunelementen boven de waterlijst. Bij de verbouwing van 1856 werd de koetsdoorgang gevoelig verbreed. De zandstenen omlijsting en korfboog met gekorniste waterlijst werd vervangen door een segmentboog. Bij de aanpassingswerken van 1978-1980 werd deze dan vervangen door een horizontale latei in beton. De (oostelijke) puntgevel van de hoofdvleugel werd in de 19de eeuw aangepast met twee rechthoekige ramen.
De zijvleugel bevat vermoedelijk restanten van het oude hoevegebouw. Deze achterbouw heeft in ieder geval een oudere kern die met zekerheid reeds bestond in 1602 (figuratieve kaart van Bersacques). De (gerestaureerde) plinten van de noordgevel van de zijvleugel zijn uitgevoerd in Gobertangesteen en zijn nadien gekalkt. De plinten van de oostelijke noordgevel van de zijvleugel zijn gecementeerd en lichtgrijs geschilderd. Alle gevels zijn verankerd. De aanpassing van dubbele segmentboogjes naar een enkele segmentboog is op diverse plaatsen goed merkbaar. Enkel boven de arduinen bovendorpel van de zuidelijke travee van de westgevel van de achterbouw werden de dubbele ontlastingsboogjes behouden. In de oostgevel van de zijvleugel werd van het oorspronkelijke kruiskozijn een deur gemaakt met het behoud van de getraliede bovenlichten. Ramen en deur werden in de 19de eeuw vernieuwd. De noordelijke puntgevel van deze zijvleugel, begroeid met klimop, vertoont in de top vlechtmetselwerk en twee liggende oculi met zandstenen omlijstingen. Deze opbouw is een bevestiging voor de datering in de tweede helft van de 18de eeuw.
Bij de aanpassingswerken van 1978-80 werd de binnenkoer opnieuw vrijgemaakt. Een 20ste-eeuwse aanbouw (met sanitair voor de school) werd afgebroken, zodat de gevels langsheen de binnenkoer opnieuw vrij kwamen.
Het interieur is het resultaat van verschillende verbouwingscampagnes in de 18de eeuw en bij het begin van de 19de eeuw.
Van de vroegere 17de-eeuwse hoevewoning dateren enkel nog de kelders gelegen onder het noordelijke gedeelte van de zijvleugel. De vrij grote kelderruimte wordt in twee vakken verdeeld door een gordelboog. Hij scheidt de twee fijn geribde en gedrukte kloostergewelven, die de kelder overkluizen. De keldervloer is vernieuwd met een vochtwerende betonchape.
Een aantal 18de-eeuws interieurelementen zijn nog aanwezig. De oorspronkelijke schikking van kamers en salons in het oude herenhuis is niet onmiddellijk af te lezen. Aan weerszijden van de centrale gang heeft men twee ruime kamers van drie traveeën. De als administratieve kantoren ingerichte ruimten op de benedenverdieping, zowel in de hoofd- als zijvleugel, zijn sober gedecoreerd met geprofileerd stucwerk in Lodewijk XV-stijl op de plafonds, moerbalken en schouwboezems, met verschillende marmeren schouwmantels en paneeldeuren in Lodewijk XV-stijl vooral gekenmerkt door de nadrukkelijk aanwezige accoladevorm. De binnendeuren van de kleinere zijvertrekken zijn van oudere datum en zijn opgebouwd uit massieve stroken met deels behouden hang- en sluitwerk. In de linkerkamer van de hoofdbouw is er geen marmeren schouwmantel aanwezig, maar is de wand volledig bekleed met een houten lambrisering, waarin kasten zijn verwerkt. De Basèclevloer in de inkomhal van de hoofdvleugel bleef behouden. Een metalen steektrap met tussenbordes vervangt een 19de-eeuwse houten draaitrap in het lokaal dat aansluit bij de inkom aan de zuidkant.
De bovenverdiepingen zijn heringericht in de periode 1978-1980 voor de bestemming als lokalen voor het Gemeentelijk Technisch Instituut en later voor de tijdelijke huisvesting van de gemeentelijke technische diensten. Hier ging vermoedelijk heel wat stucwerk en schouwen verloren. Een mooie ingewerkte draaitrap met ronde, sterk geprofileerde balusters en een eenvoudige ronde trappaal verbindt het gelijkvloers van de zijvleugel met zijn eerste verdieping. Op de bovenverdieping, vlak naast de trap, leidt een zoldertrapje, ingebouwd in een kast met houten deur, naar een ruime tweedelige zolder. In de dakconstructie treft men nog enkele vroeg-18de-eeuwse gemerkte en genummerde dakspanten aan.
Tegen de achtergevel van de hoofdvleugel bevindt zich een monumentale dubbelarmige zuigerpomp, vermoedelijk daterend uit het midden van de 19de eeuw. De aankleding en het pompmechanisme is gerestaureerd. Het pomplichaam en de (gewijzigde) overloopbak zijn uitgewerkt in arduin. De twee armen en de zuigerstangen draaien op eenzelfde as, die door middel van smeedijzeren ankers bevestigd is in de muur. De bevestiging in de muur door middel van de gesmede ankers is merkwaardig te noemen. De pomp is buiten werking gesteld.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO002175, Voormalig vredegerecht met dubbelarmige waterpomp.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Beveren
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Huis Lombaert [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/17144 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.