Klooster der Zusters Franciskanessen, tot 1921 bediend door de Damen van het Christelijk Onderwijs. Gebouwengroep ingeplant rond een vierkante binnentuin en bestaande uit een ingang op het einde van een korte dreef, uitmondend in de huizenrij van de Brugstraat, een hoofdgebouw aan de noordzijde van de tuin , een kapel aan de oostzijde en recentere klooster- en schoolgebouwen aan de zuid-, west- en noordzijden.

Ingang gevat in de zuidvleugel en uitgewerkt als een puntgevel van twee bouwlagen. Getoogde, vlak omlijste en witgeschilderde poortomlijsting met erboven rechthoekig naambord. In de geveltop, vrij grote rondboognis met Madonnabeeld. Hoofdgebouw uit de tweede helft van de 18de eeuw, van het dubbelhuistype, vijf traveeën en twee bouwlagen onder afgesnuit zadeldak (mechanische pannen) met opengewerkt dakruitertje en windwijzer. Verankerde baksteenbouw met licht verhoogde begane grond op gecementeerde plint. Driehoekig fronton met drielobbige oculus boven de drie centrale traveeën. Segmentboogvensters in geprofileerd arduinen beloop. Spiegelboogdeur in rijk geprofileerde arduinen omlijsting, voorzien van een gestrekte tussendorpel, een zware versierde sluitsteen en een gekorniste waterlijst, en voorafgegaan door drie treden met geprofileerde wel. Gecementeerde achtergevel met rechthoekige vensters en deur; laatst genoemde in magere arduinen omlijsting met rechte tussendorpel en waterlijst op schouderstukken; erboven een segmentboogvormig venster in kwarthol geprofileerd zandsteenbeloop met duimen. Interieur: verschillende kamers met oorspronkelijk rococoplafond en schoorsteenmantels; alle eikenhouten paneeldeuren zijn behouden.

Haaks tegen hoofdgebouw, ten oosten ervan: hoge bakstenen kapel van 1898 (jaarsteen) met drie grote segmentboogvormige ramen in vlakke bepleisterde omlijsting met oren. Gevels beëindigd op baksteenfries. Zadeldak (leien) gevat tussen aandaken op schouderstukken en voorzien van een dakruitertje boven het vroegere altaar. Zuid- en westvleugels van twee bouwlagen onder zadeldaken (Vlaamse pannen). Eenvoudige getoogde vensters met lekdrempels. Als enige vorm van versiering een muizentandfries onder de gootlijst. In de zuidvleugel zit een achtkantige traptoren met stompe naaldspits ingewerkt. Tegen het kloostergebouw sluiten de schoolgebouwen met twee bouwlagen uit eind 19de tot begin 20ste eeuw rechtstreeks aan.