Historiek
Gotische kruisbasiliek, ingeplant te midden van een met gras begroeid en beboomd, en deels gekasseid dorpsplein. De oudste delen van de kerk klimmen vermoedelijk op tot begin 15de eeuw. In 1575 werd ze door de Spanjaarden in brand gestoken; na het herstel werd ze gewijd op 14 mei 1584. In 1652 verhogen Heyndrick Tielens (metser) en Michiel Coppieters (timmerman) het hoogkoor en brengen ze ruimere gotische vensters aan in de transeptarmen. In 1660-61 wordt de zuidelijke zijbeuk verbreed, verhoogd en overwelfd, wat in 1663 ook met de noordelijke zijbeuk gebeurt. In 1707-08 overwelft Gillis Broeckaert uit Gent het koor, de middenbeuk en de kruisbeuk, zodat de gepolychromeerde houten tongewelven werden verborgen. Hij verbreedt ook de zuidelijke zijbeuk die nu identiek aan zijn tegenhanger wordt. Bouwvallig en te klein geworden, tekent architect Hendrik Geirnaert uit Gent in 1913 de restauratieontwerpen. Door onvoldoende schoorwerk stort echter de hele benedenkerk in. Tot na de Eerste Wereldoorlog blijft de kerk onbruikbaar. Pas dan kan ze heropgebouwd worden en verlengd met twee traveeën.
Beschrijving
De plattegrond ontvouwt een driebeukige kruiskerk van zes traveeën met vieringtoren, polygonaal koor, ten zuiden sacristie en ten noorden bergplaats. In de zuidoostelijke hoek van transeptarm en koor bevindt zich een achtzijdige traptoren die door middel van een gang in de vorm van een luchtboog met de centrale toren verbonden is. De transeptarmen springen niet uit buiten de lijn van de zijbeuken. De gehele kerk is uit gekantrechte zandsteen opgetrokken. De traveeën van de zijbeuken zijn onder afzonderlijke zadeldaken gevat. Achtkantige vieringtoren van twee geledingen onder ingesnoerde naaldspits (twee bewaarde windassen tussen de kapconstructie); elke zijde bezit een spitsbogig galmgat onder waterlijst die horizontaal over de penanten doorloopt; de tweede geleding is jonger dan de onderste.
Interieur overspannen door kruisribgewelven. De spitse scheibogen van de benedenkerk rusten op zuilen van zandsteen met achtzijdige sokkel voorzien van kleine hoekklauwen en een eenvoudig lijstkapiteel. Viering op bundelpijlers: de westelijke van hardsteen met hogelkapitelen, de oostelijke van zandsteen met lijstkapitelen.
Mobilair
Schilderij "Hemelvaart van Maria" (Gaspar de Crayer, 1654). Beelden: Christus (Van Biesbroeck, 1876), Heilige Jozef (1712), Heilige Blasius (1712), Heilige Joachim en Heilige Anna (Jan de Jupploy, 1633), Heilige Barbara (1753), Heilige Ambrosius en Heilige Eligius (Kerrickx, 1722), Heilige Rochus (1600), gekruisigde Christus (17de eeuw). Halfverheven houtsnijwerk "Jezus in Nood" (15de eeuw); communiebank (Kerrickx, 1712); koorbanken (Kerrickx, 1714); preekstoel (Ph. Talboom, 1665); biechtstoel (W.I. Kerrickx, 1735). Twee catalogi (1741). Doksaal (J.B. de Wree, 1694).
- DE GROODT R., Geschiedenis van Kruibeke, Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 45/2, 1933; 46/1, 1934.