Eénbeukige kapel van drie traveeën met rechthoekig vlak gesloten koor, afgedekt door zadeldaken (leien) met een zeszijdige dakruiter (1670) boven de het koor. Bakstenen gebouw in sobere barokstijl, omgeven door een verzorgd plantsoen.
Het bloeiend heiligdom uit begin 16de eeuw werd door de Geuzen in 1578 totaal vernield. Pas in 1644 bouwde men een nieuwe kapel (wijding 12 mei 1650) om als wijkkerk te fungeren. Waarschijnlijk door haar ligging tussen de straat en de (nu gedempte) Lede vertoont haar oriëntatie een duidelijke noordwaartse afwijking. Het portaal bevond zich in de as van de straatgevel, met andere woorden achter het koor, doch werd later gedeeltelijk gedicht en tot venster omgevormd.
Erboven bevindt zich een beeldnis en hogerop een ruim, getralied venster. De hoeken zijn afgezet door zandstenen negblokken. De langsgevels, beëindigd op afgeronde korbelen, bezitten elk een segmentboogvenster in arduinen omlijsting (mogelijk van 1775). Dito vensters, doch zonder omlijsting verlichten de beuk. Klein vierkant aanbouwsel tegen de achtergevel, alsook bergplaatsje onder lessenaarsdak (Vlaamse pannen). Restauratiewerken aan de gang onder leiding van architect Roger van Driessche (Lokeren).
- VAN DRIESSCHE R., VERSTEGEN V., Waardevol Lokeren, Lokeren, 1977 p. 35-36.
- VAN VLIERBERGHE J., Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 48/1, 1936, p. 13-18