De Heirburgmolen is een stenen korenwindmolen van het type bovenkruier (bergmolen) uit het midden van de 19de eeuw met een molenaarswoning uit dezelfde periode die begin 21ste eeuw gesloopt en gereconstrueerd werd.
Historiek
De Heibrugmolen is het laatst bewaarde exemplaar van de bijna 50 molens die tot begin 20ste eeuw in Lokeren stonden. De molen werd opgetrokken in 1851-1852 maar verving een houten staakmolen die hier al zeker in 1775 stond (kaart van Ferraris). In 1873 werd een stoommachine geïnstalleerd in de molen, met een hoge schouw naast de molen die later opnieuw verwijderd werd. In de jaren veertig werden de kap en het gevlucht verwijderd, alsook de bovenas en het kruiwerk maar de molen bleef nog tot circa 1955 in gebruik door elektrische aandrijving. In 2001-2002 werd een maalvaardige restauratie uitgevoerd door ’t Gebinte Molenbouw (Johan De Punt) uit Erpe-Mere met roeden van Derckx uit Wesem (Nederland). Het oorspronkelijke (midden 19de-eeuwse) molenaarshuis werd in 2004 gesloopt om veiligheidsredenen maar in 2013-2014 gereconstrueerd en herbestemd als horeca.
Beschrijving
De molen is deels gelegen op een met gras begroeide aarden berm en deels op een aanbouw met bakstenen muren. De romp in baksteenmetselwerk wordt geopend door boven elkaar gelegen rondboogdeuren en -vensters met blinde boogvelden (imitatie bovenlichten). Het gevlucht is 25 meter en bestaat uit een recente gietijzeren askop en gelaste stalen roeden met traditioneel Vlaams hekwerk. De kap is ruim met een hoog kroonwiel en draait op een Engels kruiwerk, op rollen met kleine spieën. Rond het vangwiel zit een ijzeren vang. Er is een vrij grote vangtrommel. De ijzeren vangsabel en de vanghaak zijn relatief klein. Een rol aan de staart loopt tegen de romp aan. Het kruiwerk bestaat uit een groot ijzeren kruiwiel en ijzeren tandwielen.
In de molenberg (met muurwerk) is een mechanische maalderij geïnstalleerd (niet-werkend). Er bevindt zich een steenkoppel aangedreven door een elektromotor en een kleine wanmolen. Twee steenkoppels zijn ingewerkt in de vloer. Op de eerste verdieping, de meelzolder, bleven twee meelgoten bewaard, op de tweede verdieping twee maalstoelen met kunststenen. De luizolder bevat enkelvoudig luiwerk op een luitafel.
De molenaarswoning is een breedhuis van anderhalve bouwlaag onder een zadeldak (pannen). De voorgevel telt vier venstertraveeën en twee smalle deurtraveeën en heeft een witgeschilderde lijstgevel met zwarte plint. Op de begane grond wordt de gevel geopend met grote beluikte vensters.
- DEMEY A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7N1 (B-L), Brussel - Gent.