is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Burgerhuis ontworpen door Julien Welvaert
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Burgerhuis ontworpen door Julien Welvaert
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadswoning
Deze vaststelling was geldig van tot
Het burgerhuis, gebouwd in opdracht van de familie ‘Van Driessche’ naar een vroeg ontwerp van de Lokerse architect Julien Welvaert (1870-1949) is een historisch representatief voorbeeld voor de gangbare neoclassicistische stijl van eind 19de-begin 20ste eeuw. Achter het hoofdgebouw aan de straat bevinden zich een dwarsvleugel en betegelde koer.
Op datum van 22 januari 1901 diende architect Julien Welvaert in opdracht van P. Van Driessche een bouwaanvraag in voor het bouwen van een woning en voor het veranderen van een bestaande voorgevel, gelegen in Kapellestraat. De bestaande toestand op het plan van de bouwaanvraag leert dat het vroeg 20ste-eeuwse pand werd gebouwd op de plaats van een ouder éénlaags gebouwtje, bestaande uit twee eenvoudige enkelhuizen van twee traveeën, telkens een raamtravee en een deurtravee, opgericht onder eenzelfde zadeldak. Deze twee kleine enkelhuizen zijn een vergroting uit het jaar 1850 in de plaats van een éénlaagse aanbouw, die deel uitmaakte van een woning op het rechter perceel. Het plan voorzag het wijzigen van de gevel van het bestaande pand op de Kapellestraat 36 met het aanbrengen van een winkelpui en bovendien het bouwen van een bijkomend huis met haakse vleugel op het belendende perceel ter vervanging van de éénlaagse bouw. Bouwsporen wijzen op verbindingstoegangen tussen de woningen.
Pas in het jaar 1929, na verdeling bij erfenis van Petrus Driessche-Maes, zal de tweewoonst worden opgesplitst in twee aparte woonhuizen. Het huisnummer 36 wordt een apart winkelpand; terwijl de familie Van Driessche het huisnummer 38 zal bewonen. Deze functie als familiewoonst zorgde ervoor dat het interieur bewaard bleef.
Op het achterliggend grondstuk zal in 1938 een magazijn voor bierhandel worden opgetrokken. Dit gebouw is gesloopt.
Het goedgekeurde bouwplan van 1901 toont een eerder sobere lijstgevel, representatief voor de gangbare neoclassicistische stijl in de 19de- eeuw en die doorloopt tot het begin 20ste eeuw. De oorspronkelijke gevel was voorzien van een aantal typerende decoratieve elementen zoals de cordonlijst met uitgewerkte panelen, versierde consoles onder de kroonlijst, geprofileerde hardstenen omlijstingen van de muuropeningen en met een uitgewerkte sluitsteen, een kenmerkende toegangstravee met vleugeldeur. Op de verdieping zijn volgens bouwplan de muuropeningen in een geprofileerde geriemde omlijsting uitgewerkt met een centrale decoratieve sluitsteen. Zij zijn naar voorbeeld identiek uitgewerkt als het naastliggende 19de-eeuwse pand Kapellestraat 36 (1884).
De herenwoning uit 1901 vormt een L-vormig pand, met een hoofdbouw evenwijdig aan de straatzijde en met een achterliggende haakse vleugel aan de linkerzijde. Het pand is opgetrokken in een rode baksteenbouw, op het moment van bescherming (2015) volledig gedecapeerd, maar in oorsprong met een decoratieve bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel van drie traveeën en twee bouwlagen op een zware, geprofileerde arduinen sokkel, onder een zadeldak van Vlaamse pannen. Iconografisch materiaal van voor de Eerste Wereldoorlog bevestigt de oorspronkelijke gevelafwerking.
De traveeën van de voorgevel zijn anno 2015 gemarkeerd door gevelhoge lisenen, die bovenaan horizontaal met elkaar verbonden zijn en die de vier voluutvormige consoles van de houten kroonlijst ondersteunen. De onversierde lisenen geven de gevel een sterke verticale geleding. Zij vatten aan op een horizontaal doorlopende lekdrempel onder de benedenvensters en worden ondersteund door decoratieve hardstenen consooltjes. De muuropeningen zijn rechthoekig en voorzien van arduinen lekdrempels. De hoge rechthoekige vensters van de beide bouwlagen bewaren hun originele T-vormige raamindeling en zijn witgeschilderd. De vensters van de eerste bouwlaag zijn voorzien van in het metselwerk ingewerkte, houten rolluiken. Een opvallend element in de gevel vormt de bewaarde volle eikenhouten deur met vleugels, verdeeld door vier ongelijke panelen. De deur is groen gevernist en wordt versierd met een festoen en heeft een bovenlicht met geëtst glasraam. In de arduinen sokkel bevindt zich een klein muuropening, waarin een getralied kelderraam zit.
De achtergevel van de hoofdbouw is opgebouwd uit drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak en werd opgetrokken in een rode baksteen, sober en niet bepleisterd. De achtergevel is op de eerste verdieping opengewerkt met rondbogige muuropeningen, waarvan de hardstenen omlijsting van de ontlastingsbogen en de horizontale doorgetrokken lekdorpels verwijderd zijn. Het schrijnwerk in een typisch 19de-eeuwse T-vorm is bewaard.
Op het gelijkvloers zit een uitbouw met veranda onder steekdak. Onder de zinken afdekking zit nog de oorspronkelijke beglazing in stroken van fel gekleurd glas. De veranda wordt aan de tuinzijde volledig afgesloten door een groot erkervormig raam onder een betonnen latei, driedelig en met kleine roeden bovenaan.
De hoofdbouw aan de straatzijde wordt verbonden met de haakse vleugel aan de linkerzijde door een achteruitspringend volume van één travee en twee bouwlagen onder een plat dak. Op de verdieping is deze zijgevel in rode baksteenbouw identiek opengewerkt met een rondbogig venster. Op het gelijkvloers wordt de zijgevel afgesloten door de aanpalende ruimte van de veranda.
De totale zijgevel is identiek opgebouwd als een rode baksteenbouw, die aanzet op een hoge arduinen plint. De zijgevel wordt opengetrokken door rondbogige muuropeningen met T-vormig schrijnwerk; zeven op de eerste verdieping. Op het gelijkvloers wordt de vijfde travee uitgewerkt met twee rondbogige deurtraveeën. De hardstenen omlijstingen als versiering van de ronde ontlastingsbogen en ook de horizontaal doorgetrokken lekdrempels zijn verdwenen. De achtergevel van de haakse vleugel is architectonisch en artistiek zodanig uitgewerkt als heeft het de allure en het uitzicht van een klein kasteeltje. Het meerzijdige torentje op de hoektravee wordt gevormd door zes smalle traveeën en twee bouwlagen. Het vat aan van op de tweede bouwlaag en rondt de hoek zijgevel - achtergevel af. Het torentje met spits wordt horizontaal ingedeeld door de doorlopende lekdrempels onder hoge kruiskozijnen met verdiepte ronde ontlastingsbogen. De achtergevel van de dwarsvleugel is opgebouwd als een hoge tuitgevel van drie bouwlagen, waarvan de derde bouwlaag de zolderverdieping omvat. De tuitgevel omvat slechts één travee, met op het gelijkvloers een plankendeur met rondbogig bovenlicht, bekroond op de eerste verdieping met een breed, rechthoekig venster en op de derde bouwlaag een hoog venster van één licht.
Het herenhuis bewaart het klassieke grondplan van een enkelhuis uit het eind 19de - begin 20ste eeuw met de nok evenwijdig met de straat. De voordeur geeft toegang tot een vestibule met lange brede gang, die eindigt aan de bediendevertrekken op het gelijkvloers van de dwarsvleugel, met name de keuken en achterliggende werkruimten. De gang geeft aan de rechterzijde toegang tot de zogenaamde mooie kamers, met name salon, eetkamer en afgesloten veranda. In de gang zit de trap die toegang geeft tot een overloop op de eerste verdieping, waarop twee grote slaapkamers uitkomen. Een lange gang leidt naar verder naar de slaapkamers in de dwarsvleugel, die gelegen zijn aan de koerzijde. Een diepe kelder met getralied venster bevindt zich onder de ruimte aan de straatzijde. De oorspronkelijke binnenstructuur en kamerindeling zijn ongewijzigd gebleven.
De oorspronkelijke binnenafwerking en -aankleding van de kamers van het hoofdgebouw zijn goed bewaard gebleven.
Aan de linkerkant geeft de gevleugelde inkomdeur met bovenlicht toegang tot de vestibule met een lange gang, besloten aan de linkerzijde door de gemene muur en waarop aan de rechterzijde de vleugeldeuren zitten naar de belendende ruimten, met aan de straatkant een salon en daarachter de eetkamer en een afzonderlijke ruimte als veranda. De muurwanden van de gang en het plafond zijn volledig bepleisterd, wit geschilderd. Het brede lijstwerk in stuc is versierd met klossen. De bepleisterde draagbalken worden ondersteund door niet-dragende pilasters en de muurwanden zijn onderverdeeld door uitspringend lijstwerk. De bewaarde oorspronkelijke bevloering bestaat uit kleine (cement-)tegeltjes met geometrisch bloemenmotief in tinten van wit, blauw en bruin, gekozen naar model en representatief voor de smaak bij het begin van de 20ste eeuw.
De salon vertoont een interieurafwerking in neo-Lodewijk XVI-stijl; nog zeldzaam voorkomend en authentiek bewaard in de regio. Aan de binnenkant is de dubbele vleugeldeur versierd met brede houtomlijsting en versierd met ornamenten van fruitmanden en festoenen in opgelegd houtwerk. Het bepleisterd plafond in de salon wordt onderverdeeld in hoekige vlakken afgeboord door lijstwerk en stucwerk Het is centraal beschilderd met ornamenten van ranken en bloemen en met gebruik van pastelkleuren van goud, violet, wit en groen. Centraal in het plafond een rosas in stucwerk. De trapezoïde hoeken van het plafond zijn elk versierd met een putti in stucwerk, omgeven door een medaillon van ranken. De muurwanden zijn bekleed met kniehoge houten en beschilderde lambrisering in groene pasteltint, die versierd zijn met spiegelvlakken. Daarboven zijn de wanden ingedeeld in omlijste vlakken met groen getint en geometrisch versierd spanbehang. Kooflijsten verbinden de muurwanden met het plafond. Centraal in de kamer is de witmarmeren rechthoekige schouw een blikvanger. De schouwwangen zijn versierd met gecanneleerde pilasters; de schouwbalk heeft een decoratief centraal paneel, versierd met een festoen van bloemen. De schouwboezem, in beschilderd hout en gestuct in marmerimitatie, is versierd met omcirkelende rankenslingers en festoenen.
Een vouwdeur van drie vleugels geeft rechtstreeks toegang tot de ruimte van de eetkamer. De houten panelen zijn hier eveneens versierd met ornamenten van festoenen en fruitmandjes. Opvallend is het decoratief uitgewerkte cassetteplafond verdeeld in verdiepte panelen, die versierd zijn met motieven van rankwerk tussen de geprofileerde draagbalken op kraagstukken versierd met kleine vergulde leeuwenkopjes. De geometrische bloemenmotieven en ranken in sjabloon geschilderd op de cassetten zijn uitgewerkt in tinten van houtkleur, geel, rood en bruin. Centraal in de kamer staat een empireschouw in rood en zwart marmer. De schouwbalk is versierd met diamantknoppen en gecanneleerde vlakken. De schouwwangen zijn aangevuld met donkerrode Dorische zuiltjes. De schouwboezem is niet versierd. De kamer is volledig bekleed met een rughoge lambrisering, verdeeld in houten panelen en afgeboord met groen geglazuurde tegeltjes met voorstelling van een zeilbootje.
Een driedubbele vleugeldeur geeft toegang naar de veranda. Elke vleugel is deels beglaasd met drie glaspanelen met kleine geometrische bloemenmotieven. Centraal in de middelste vleugel een medaillon in beschilderd glas met voorstelling van een figuratief, historisch tafereel. In de hoek staat een schouwmantel van groen geglazuurde haardtegeltjes in de vorm van een hoefijzerboog. De schouw is volledig gevat in een houten schouwmantel, die verder doorloopt in de zware lambriseringen van houten panelen met een boord van een verdiept steekboogvormig paneel. De bewaarde tegelvloer vertoont een geometrisch bloemenmotief in tinten van wit en bruin. Onder de later toegevoegde, zinken afdekking van het lessenaarsdak zit nog de oorspronkelijke plafondbeglazing in panelen van ondoorzichtig glas, afgeboord met gekleurde glasstroken in groen en rood.
Een kleine ingebouwde kast in de gang verbergt de sporen van een vroegere verbinding of toegangsdeur tussen de beide woonhuizen Kapellestraat 36 en Kapellestraat 38. De binnenstructuur van het gelijkvloers bewaart een standaard plattegrond met in elkaar overlopende ruimten, achtereenvolgens een keuken, een achterkeuken met ingebouwde kasten en sanitair, op plan aangeduid als schommelplaats. Een afgesloten bergplaats en een tweede afgesloten buitentoilet met buitendeur vervolledigen de dwarsvleugel. De werkruimten op het gelijkvloers zijn naar gewoonte sober ingericht, maar behielden hun oorspronkelijk schrijnwerk van binnendeuren, betegelde vloeren en eenvoudige schouwmantel. De wanden van de kamers zijn oorspronkelijk behangen.
Het oorspronkelijke bouwplan van 1901 vertoont op de eerste verdieping een lange gang waarop aan de rechterkant de deuren van twee slaapkamers en een badruimte uitkomen. De huidige gang van de dwarsvleugel wordt aan de beide zijden afgesloten door telkens een bewaarde deur met geëtst glas. Het eenvoudig bepleisterd plafond van de lange en smalle gang wordt ingedeeld door bepleisterde draagbalken op bepleisterde kraagstenen als bekroning van risalieten. Het is versierd met eenvoudig lijstwerk en rosassen. De bepleistering is op diverse plaatsen en in grote stukken naar beneden gekomen. Elke slaapkamer telt twee ramen die uitzicht geeft op de koer. De voorziene badruimte telt één raam met gekleurd glas. Elke kamer heeft een bewaarde marmeren schouwmantel in witgrijs.
Het bouwplan van 1901 voorziet twee grote vierkante slaapkamers naast een gang, waarvan de structuur overeenkomt met de salon en de eetkamer van het gelijkvloers. Elke kamer telt twee venstertraveeën, waarbij de ene kamer zicht heeft op straat en de andere op de tuinzijde. Elke kamer heeft centraal een bewaarde, fraaie marmeren schouw en bewaarde binnendeuren.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/46014/104.1, Herenhuis uit 1901
Auteurs: Van Branden, Gudrun
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Van bij de bouw van twee aanpalende huizen op deze plaats in het begin van de 19de eeuw tot 1929 vormden de woningen met de huidige huisnummers 36 en 38 een dubbelwoonst. De meest bekende eigenaar en bewoner van beide panden was steenkoolhandelaar, filantroop en mecenas Gustave Maes (1851-1904). Hij liet ingrijpende veranderingen uitvoeren in deze dubbelwoonst, waar ook zijn bedrijf een tijdlang gevestigd was. Dit leverde een rijk aangekleed interieur op, met onder meer een salon in neo-Lodewijk XVI-stijl.
Is deel van
Lokeren
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis ontworpen door Julien Welvaert [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/17839 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.