Eenheidsbebouwing van zeven burgerhuizen ontworpen door Emile De Weerdt in 1898
In 1898 liet Jules Hye (Kortrijksesteenweg 18, Gent) een aanzienlijk gebouwencomplex optrekken van zeven opbrengstwoningen. Het ensemble werd door architect Emile De Weerdt ontworpen en geconcipieerd als een uniforme gevelwand met symmetrische opbouw. Men bouwde op lot 16, 17, 18, 19 en 20 van Verkavelingsserie II. Bij de bouw van het ensemble in 1898 was deze zijde van de Parklaan nog onbebouwd, op het hoekcomplex aan het Parkplein na (Parklaan nummers 127-135). De tussenliggende percelen zouden tussen 1899 en 1901 worden ingevuld. Aan de oostelijke zijde bevond zich de Belvedère, een café en uitkijkpunt van het Citadelpark daterend van voor de verkaveling van de Parklaan. Omdat het complex de huizenrij aan deze zijde afsloot werd de architect gevraagd om een bijkomend ontwerp voor de zijpuntgevel in te dienen. Alleen de top van deze zijgevel is vandaag nog zichtbaar.
Sinds de bouw heeft de voorgevel enkele wijzigingen ondergaan. De dakkapellen waren voorheen afgedekt met zink en voorzien van een gietijzeren bekroning. De topgevels van de risalieten hadden gelijkaardige bekroningen, zoals te zien op oude postkaarten. Bij de eerste twee woningen behielden de voortuinen hun origineel plaveisel in okerkleurige tegels, samen met hun oorspronkelijke aanleg met smalle bloemenperken langsheen het hekwerk en een centraal zeshoekig perk. Bij het vierde, vijfde en zesde huis bleef het plaveisel niet bewaard, maar is er toch nog een verwijzing naar de originele aanleg door het patroon van de vloertegels of bloemenperken. Bij het derde en zevende huis is zowel het plaveisel als de aanleg vernieuwd. Het smeedijzeren hekwerk is bij alle panden bewaard, maar alleen bij het tweede en zevende pand bleven ook de dubbele toegangshekken bewaard. Het tweede pand heeft dus de best bewaarde voortuin waar alle originele elementen nog aanwezig zijn. Het originele schrijnwerk bleef niet integraal bewaard, maar is nog op meerdere plaatsen aanwezig.
Gebouwencomplex bestaande uit zeven woonhuizen met een uniforme gevelwand van drie en een halve bouwlaag (souterrain) en vijftien traveeën met een totale lengte van ongeveer 46 meter, onder een zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat). Elk woonhuis telt twee traveeën, behalve het centrale pand dat er drie telt. De gevelwand is symmetrisch opgebouwd en bestaat uit een lijstgevel met twee zijrisalieten van elk één travee met een puntgevel (met schouderstukken en overhoeks topstuk) en één middenrisaliet van drie traveeën waarbij de middelste travee verlengd wordt in een dakvenster met puntgevel (met schouderstukken en overhoeks topstuk). Deze risalieten zijn op de eerste verdieping voorzien van trapeziumvormige erkers met bekronend balkon, in de zijrisalieten zijn de bel-etagevensters uitgewerkt als balkonvensters met balustrade, terwijl dit bij het middenrisaliet twee rechthoekige vensters zijn met een borstwering in smeedwerk in een natuurstenen omlijsting. De lijstgevels tussen de risalieten zijn eveneens symmetrisch opgebouwd en tellen elk vijf traveeën. Deze zijn opgebouwd uit een centrale deurtravee met rechthoekige houten erker en bekronend balkon. De flankerende traveeën zijn breder en hebben een souterrainvenster en een balkon zowel op de bel-etage als de eerste verdieping, alle gevat in één vensternis onder Florentijnse boog. Daarboven op de tweede verdieping zijn drie gekoppelde vensters onder ontlastingsboogjes. De volgende flankerende traveeën zijn opnieuw smallere deurtraveeën met deur, bovenlicht en rechthoekige vensters op de twee verdiepingen.
Het gevelparement uit wit geglazuurde baksteen in staand verband wordt verlevendigd door parallelle banden in rood (voor de risalieten) en groen geglazuurde baksteen (voor de tussenliggende lijstgevels). Voor de risalieten werd rood voegwerk gebruikt. In de rollagen en ontlastingsbogen boven de vensters vinden we witte en okerkleurige bakstenen terug. De houten kroonlijst heeft tussen de klossen rechthoekige kaders in groene en rode baksteen, afhankelijk van de plaats. In het dak zijn boven elke lijstgevel vier spitse dakkapellen met houten timpaan en halfronde windborden. Alle gevelopeningen hebben een zichtbare metalen latei met bloemen op natuurstenen hoekconsooltjes, behoudens de deuren die een natuurstenen linteel of tussendorpel hebben. De bovenlichten van de deuren in de vierde, negende en de twaalfde travee zijn uitgewerkt als bolkozijn. Alle balkons steunen op zichtbare ijzeren balken en consoles. De balustrades zijn uitgevoerd in hout met decoratief smeedwerk. Onder de balkons op de eerste verdieping en op de borstwering van de vensters op de verdiepingen zijn sgraffitopanelen aangebracht (imitatie faiencetegeltableaus met florale art-nouveaumotieven). De houten erkers in de risalieten hebben eenvoudig schrijnwerk met bovenlichten onder een kroonlijst en leien afdak. De twee rechthoekige erkers in vierde en twaalfde travee zijn sierlijker uitgewerkt en hebben bovenlichten met art-nouveauvormige roedeverdeling, eveneens onder kroonlijst en leien afdak. De souterrainvensters hebben drieledige ramen en dievenijzers, behalve in het middenrisaliet waar er twee rechthoekige souterrainvensters zijn. De balkonvensters zijn opgebouwd uit een centrale balkondeur met bovenlicht tussen twee vaste raamstijlen met consoles en vaste zijlichten, eveneens met bovenlicht. De overige rechthoekige vensters en bovenlichten hebben eenvoudig schrijnwerk met een bovenlicht. De deuren in de tweede, zesde, tiende en veertiende travee zijn getoogd en voorzien van paneelversiering met schijfmotieven, een brievengleuf en twee rondbogige deurvensters met smeedwerk en (al dan niet gekleurd) reliëfglas. De overige deuren zijn rechthoekige vleugeldeuren met paneelversiering, deurtrekker en twee rechthoekige deurvensters met smeedwerk en (al dan niet gekleurd) reliëfglas.
Het centrale venster op de tweede verdieping van het middenrisaliet is samen met het bovenliggende dakvenster gevat in een vensternis onder Florentijnse boog belijnd met natuurstenen waterlijsten. Op de borstwering tussen beide vensters is een verdiept boogveld met sgraffitopaneel met florale art-nouveaumotieven in natuurstenen omlijsting. In de zijrisalieten hebben de balkonvensters van de tweede verdieping een Florentijnse boog in rode baksteen als bekroning. Dit vensters ligt verdiept in een vensternis, eveneens een Florentijnse boog, afgelijnd met witte en okerkleurige bakstenen en natuurstenen waterlijst onder een blinde oculus. Elk woonhuis van dit ensemble heeft een omheinde voortuin. De smeedijzeren balustrade met dubbel toegangshek heeft een zweepslagmotief (identiek aan dat van het burgerhuis Parklaan 33, van dezelfde architect). Waar dit bewaard bleef heeft de voortuin een aanleg bestaande uit een centraal zeshoekig bloemenperk en langwerpige bloemenperken langsheen het hekwerk. Het originele plaveisel bestaat uit okerkleurige tegels die rechtop worden geplaatst ter afboording van de bloemenperken.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/44021/119.1, Parklaan met omgeving, laan met tweeëndertig gekandelaarde platanen, in Gent (DECLERCQ D., 2016).
Auteurs: Declercq, Daan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Declercq D. 2016: Eenheidsbebouwing van burgerhuizen ontworpen door Emile De Weerdt [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194611 (geraadpleegd op ).
In zijn geheel ontworpen gevelwand met art-nouveau-inslag, naar ontwerp van architect E. De Weerdt, van 1898. Complex van zeven woningen met voortuintjes afgesloten door fraaie ijzeren hekken. Symmetrisch opgebouwde gevelwand met drie bouwlagen, begrensd door twee zijrisalieten met bekronende topgevel en met geaccentueerd middenrisaliet met gelijkaardig dakvenster. Aflijnende kroonlijst en zadeldak met houten dakkapelletjes.
Voorgevelparement van lichte, verschillend getinte baksteen, horizontaal gemarkeerd door donkere bakstenen banden en natuurstenen cordons en waterlijsten. Verticale accenten door de met lisenen afgelijnde risalieten met bekronende topgevels met hoefijzerboogvormig venster in dito nis onder waterlijst eindigend op voluten. Afzonderlijke huizen van twee traveeën (repeterend en spiegelbeeldschema). Smalle deurtravee met alternerend korfboogdeuren en rechthoekige deuren met vierkant bovenlicht onder waterlijst. Brede venstertravee met ruime drielichten onder I-balk met rozetten op hoekconsooltjes, houten en smeedijzeren balkons en erkers op identieke smeedijzeren consoles. Verdiepte borstweringen met sgraffitopanelen met gestileerde florale motieven. Aflijnende houten kroonlijst op uitgelengde modillons. Centrale gevel (nummer 11) van drie traveeën met driezijdige houten erker geflankeerd door smalle vensters onder hoefijzerboogvormig boogveld; idem boogveld met sgraffitopaneel op de bovenste verdieping. Bekronend dakvenster met topstuk.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, 19de- en 20ste-eeuwe stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nc, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1983: Eenheidsbebouwing van burgerhuizen ontworpen door Emile De Weerdt [online], https://id.erfgoed.net/teksten/18565 (geraadpleegd op ).