Eenheidsbebouwing van drie burgerhuizen ontworpen door Jules-Pascal Ledoux, volgens gevelopschrift en bouwaanvraag daterend van 1899.

Historiek

Eclectisch getinte eenheidsbebouwing van drie woonhuizen, ontworpen door Jules-Pascal Ledoux in 1899 (volgens archiefstukken en gevelopschrift). De bouwheren, A. & P. Frère uit Gent (Rue de Brabant, 22), bouwden deze opbrengstwoningen op het resterende perceel tussen de reeds bestaande bebouwing (lot 27, 28 en deel van lot 29 van Verkavelingsserie I) waardoor de totale gevellengte 14,20 meter meet. De volgens artikel 10 van het lastenkohier minimaal vereiste gevellengte van vijf meter werd hiermee niet gehaald, maar de bouwaanvraag werd toch goedgekeurd op 30 maart 1899. Het ensemble omvat drie woningen maar is ontworpen als één geheel met een geaccentueerd middenrisaliet met puntgevel en centrale erker, geflankeerd door twee lijstgevels. Ten behoeve van de symmetrie is één van de vier toegangsdeuren blind.

De indrukwekkende en gedetailleerde gevel werd uitgevoerd zoals deze werd ontworpen door Ledoux. Alleen het smeedijzeren hekwerk voor de balkons kent een ander patroon en het smeedwerk voor de deurvensters van nummer 8 en 18-18D is weggelaten of later verwijderd. Niet alleen de gevelafwerking bleef zeer goed bewaard, maar ook alle schrijnwerk is nog aanwezig. De decoratieve betegeling onder en boven het venster in de puntgevel is grotendeels verdwenen, en de dakkapel boven het rechterpand (nummer 8) is vervangen door een modern dakraam.

Beschrijving

Eclectisch getinte eenheidsbebouwing van drie woonhuizen, volgens gevelopschrift in 1899 ontworpen door Jules-Pascal Ledoux. Het ensemble telt zes traveeën en drie bouwlagen (vier in het middenpand) onder een zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat; Haaks op de straat bij het middenpand) met een gezamenlijke verankerde bakstenen voorgevel. De centrale woning is uitgewerkt als middenrisaliet met bekronende puntgevel terwijl de beide licht verzonken zijpanden zijn opgebouwd volgens spiegelbeeldschema onder een houten kroonlijst op klossen en bekronende dakkapel onder leien en gietijzeren bekroning (alleen bewaard in het linkerpand). De gevels worden horizontaal geritmeerd door doorlopende lekdrempels en natuurstenen banden in een combinatie van blauwe hardsteen en beschilderde natuursteen (blauwe hardsteen of zandsteen). Alle muuropeningen zijn afgewerkt door een ontlastingsboog in gele baksteen (sommige met sluitsteen) en behielden hun origineel houten schrijnwerk met bovenlichten met kleine roedeverdeling en groen reliëfglas. Op twee rondboogvensters na zijn alle muuropeningen rechthoekig met natuurstenen hoekconsooltjes.

De centrale woning is uitgewerkt als middenrisaliet met bekronende puntgevel met voluutvormige vleugelstukken, een overhoeks topstuk met siervaas. In de beschilderde natuurstenen onderbouw met lage hardstenen plint bevinden zich een deuropening, een venster en een tot venster omgevormde deuropening. In de bossageplint zijn een kelderraam en twee ijzeren voetschrapers bewaard, samen met de gevelsteen met opschrift "Jul. Pasc. Ledoux/ architecte/ 1899". De vensters zijn voorzien van houten rolluiken en de paneeldeur heeft schijfmotieven, twee deurvensters met smeedwerk en een centrale deurtrekker. De bovenliggende tussenverdieping heeft twee gekoppelde waarbij de centrale kolom een natuurstenen sluitsteen heeft met gebeeldhouwd 'duiveltje' of vleermuis. Hierboven bevindt zich de houten erker met bekronend smeedijzeren balkonhek. De erker steunt op drie natuurstenen consoles en zichtbare metalen balken. Het verzorgde houtsnijwerk heeft neoclassicistische en neo-Vlaamserenaissance-kenmerken onder een overkragende kroonlijst op consoles met gekoppelde tollen. Op het balkon zijn twee gekoppelde vensterdeuren. De geveltop bewaart tenslotte een zoldervenster met een verdiepte borstwering en bekronend boogveld (voorheen van tegels voorzien).

De twee zijpanden zijn identiek opgebouwd volgens spiegelbeeldschema. De gelijkvloerse verdieping heeft een hogere hardstenen bossageplint, doorbroken door een souterrainvenster onder een linteel met gutae en voorzien van gietijzeren dievenijzers (alleen bewaard bij het rechterpand, nummer 8). Daarboven het benedenvenster van de bel-etageverdieping met verdiepte borstwering met tegels met eglomiséschilderingen tussen natuurstenen pilasters. De voordeur met bolkozijnbovenlicht is hoger dan deze in het middenpand. De houten toegangsdeur heeft een identieke vormgeving, maar zonder de deurvensters en met een andere deurtrekker. Er bleef ook een ijzeren voetschraper bewaard. De eerste verdieping wordt gemarkeerd door een balkon op een hardstenen vloerplaat en twee natuurstenen consoles. Het gietijzeren balkonhek is gevat tussen twee gesculpteerde natuurstenen hoekpijlers. Twee gekoppelde vensterdeuren, identiek aan deze in het middenpand. Op de tweede verdieping zijn twee gekoppelde vensters waarbij de verdiepte borstweringen voorzien zijn van tegels met gelijkaardige eglomiséschilderingen. In het dak bevindt zich een spitse dakkapel onder leien met ijzeren bekroning (alleen bewaard bij het linkerpand, nummer 18-18D).