Tuinwijk van 99 huizen, tussen 1922 en 1928 gerealiseerd door de sociale huisvestingsmaatschappij Le Foyer Gantois (sinds 1951 De Gentse Haard). De ontwerpen van A.R. Janssens werden door de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken (NMGWW) in 1922 gepubliceerd als typeplannen.
Het tuinwijkconcept vertaalt zich in de omhaagde voortuintjes en de terugspringende rooilijn van één woninggroep, en oorspronkelijk ook in twee gemeenschappelijke speelpleinen en wandelpaden. De cottagegetinte vormgeving van de woninggroepen wordt bepaald door de puntgevels en het (verdwenen) contrast tussen de naakte baksteen onderaan en de witte bepleistering bovenaan.
In 1922 startte de sociale huisvestingsmaatschappij Le Foyer Gantois (sinds 1951 De Gentse Haard) met de bouw van een sociale woonwijk van 99 huizen aan de Radijsstraat, Poperingestraat, Hoppestraat en Gambrinusstraat. Ontwerper was de Gentse architect Amandus Robert Janssens (Veerdam 11). De gevelplannen van Janssens werden in 1922 reeds gepubliceerd als typeplannen door de NMGWW. In 1923 werden 93 woningen van ”De blok” opgeleverd door de Gentse aannemers A. en P. Serck (Visserij 129). De overige zes werden gerealiseerd in 1928 door de Gentse aannemer Lievevrouw.
De officiële naam (Tuinwijk Generaal Drubbel) dateert waarschijnlijk van 1924, het jaar dat de gelijknamige Gentse generaal overleed. Baron Honoré Drubbel (Oostakker, 1855-1924) speelde een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog als Luitenant Generaal der Infanterie en Commandant van het 2de Legerdivisie. Hij wordt echter vooral herinnerd omwille van een uitspraak uit 1920, waarmee hij leek te suggereren dat een regiment van Activisme verdachte Vlaamsgezinde soldaten tijdens het septemberoffensief in 1918 doelbewust was ingezet in de gevaarlijke sector van Diksmuide: "Le régiment coupable y a laissé peut-être 1000 hommes et s'est briallement réhabilité".
Tuinwijk Generaal Drubbel is een eenvoudig type tuinwijk. Vandaag zijn de tuinwijkkenmerken beperkt tot de voortuintjes en de terugspringende rooilijn van één woninggroep (Hoppestraat 15-18). Oorspronkelijk waren er ook twee gemeenschappelijke speelpleinen en wandelpaden die leiden naar de achtertuinen en speelpleinen. In het midden van de Gambrinusstraat en op het einde ervan (aan de Hoppestraat) was bovendien een kleine gemeenschappelijk groenzone voorzien. De voortuinen waren volgens de ontwerptekeningen omhaagd. De woninggroepen omvatten twee tot elf woningen en kunnen verdeeld worden in twee types. Bij het eerste, meest voorkomende type zijn de hoeken uitgewerkt als diephuizen met een puntgevel onder een zadeldak (en als variant met ook centraal een grote puntgevel en ertussen twee kleinere puntgevels). De andere twee woninggroepen bevatten dwarshuizen met lijstgevels onder schilddak (Hoppestraat 15-18 en 28-29). Waarschijnlijk zijn deze zes huizen van het tweede type toegevoegd in 1928. De vormgeving is cottage getint (onder andere door de combinatie van witte bepleistering (beschildering) bovenaan en naakte baksteen onderaan). De deuren zijn rondboogvormig, de vensters rechthoekig met kleine roedeverdeling en beluikt. De puntgevels op de hoeken bevatten een ovalen ossenoog.
Op de gelijkvloerse verdieping bevond zich volgens de plannen vooraan de traphal en een ruime salle commune, achteraan een kleine werkkeuken, berging, WC (van buitenaf toegankelijk) en een slaapkamer (die ook kon dienen tot spreekkamer), op de eerste verdieping twee grote slaapkamers en één kleine.
Dit bouwkundig geheel heeft in de eerste plaats een architecturale en stedenbouwkundige waarde als voorbeeld van de toepassing van de tuinwijkgedachte in de sociale woningbouw tijdens de eerste helft van de jaren twintig. Bepalende erfgoedelementen zijn de circulatiepatronen (autowegen en voetgangerspaden), de inplanting en de architectuur: volume, silhouet (puntgevels) en materialiteit-coloriet (naakte baksteen onderaan en (verdwenen) witte beschildering bovenaan).
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. & Vandeweghe E. 2016: Tuinwijk Generaal Drubbel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/184178 (geraadpleegd op ).
Tuinwijk van de "Foyer Gantois" (Gentse Haard), doorlopend in de Grensstraat met Gambrinus - en Hoppestraat als binnenstraten. Eenvoudig type tuinwijk naar ontwerp van architect A.R. Janssens van 1921. Bakstenen huisjes van anderhalve bouwlaag met rondboogdeuren en rechthoekige vensters vaak met aangepast houtwerk. Volgens bouwaanvraag zeven geveltypes voornamelijk gekenmerkt door puntgevels van hoekhuizen en middelste huizen, in de overige huizen is de venstertravee doorgetrokken in een dakvenster met puntgevelvorm.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, 19de- en 20ste-eeuwe stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nc, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1983: Tuinwijk Generaal Drubbel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/18636 (geraadpleegd op ).