De Sint-Coletakerk werd in een sobere neogotische baksteenarchitectuur opgericht in 1888-1890 op initiatief van de Gentse bisschop als parochiekerk van de zogenaamde Stropwijk. Het ontwerp wordt toegeschreven aan August Van Assche.
Onder impuls van de toenmalige bisschop van Gent Henri Bracq (1804-1888) werd door kanunnik Verbruggen in 1888 een stuk grond gekocht tussen de Thaliestraat (huidige Sint-Coletastraat), de Ottergemsesteenweg, de Vlier- en de Bommelstraat om er voor de zusters Onze-Lieve-Vrouw Visitatie, waarvan bisschop Bracq directeur was, een klooster met kapel en school te bouwen. Deze grond maakte deel uit van de nieuwe 19de-eeuwse stadswijk ten zuiden van Gent, aangelegd op een deel van het vroegere landelijke Sint-Pietersdorp extra muros en gronden van de ontmantelde citadel. Het gebied werd verkaveld als typische arbeiderswijk, zogenaamd de Stropwijk. Kort na de eerstesteenlegging stierf monseigneur Bracq op 17 juni 1888. Door de toenemende bevolking besloot zijn opvolger monseigneur Lambrecht (1848-1889) de kapel te vervangen door een ruime kerk. Dit nieuwe neogotische kerkgebouw was klaar in 1890 en kreeg een sober bakstenen exterieur, geïnspireerd op de Scheldegotiek waardoor het ontwerp in de literatuur toegeschreven wordt aan architect August Van Assche (1826-1907). De bewaarde plannen zijn echter niet gesigneerd. Aannemer was Frans De Meyer van Gent. Dit kerkgebouw werd de uitdrukking van de sterk demografische groei en het herstel van het katholiek geloof aan het einde van de 19de eeuw waar bij voorkeur teruggegrepen werd naar de vormentaal van de gotiek.
De voorgevel in de straat vormde een architecturaal ensemble met het klooster en de school. Op 27 februari 1890 werd de kerk ingezegend. Eerste proost en in 1893 eerste pastoor was Th. Bracq. In 1893 werd Sint-Coleta een autonome parochiekerk, afgesplitst van de moederkerk Sint-Pieters. Na de dood van Th. Bracq wordt Robert de la Kethulle de Ryhove als pastoor benoemd. Afkomstig uit een gefortuneerde adellijke familie zal hij optreden als de grote mecenas-sponsor van haast alle meubilair en versiering van de nieuwe kerk. Bij akte verleend 25 juni 1894 door notaris Van de Weyer te Gent, schenkt de bouwheer, kanunnik Constantijn Verbruggen het kerkgebouw aan de kerkfabriek van Sint-Coleta, op voorwaarde onder meer dat de eigendom nooit tot iets anders dient dan tot rooms-katholieke kerk. De eerste voorzitter van de kerkfabriek was aannemer Frans De Meyer.
In sterk contrast met het sober exterieur kreeg de kerk een uitzonderlijk kleurrijk interieur met neogotische muurschilderingen van 1901, 1904 tot 1909, uitgevoerd door decoratieschilder Eugène de Buck zeker voor de figuratieve voorstellingen in het koor en vermoedelijk ook voor de decoratieve elementen. Ter vervanging van een voorlopige dakruiter werd in 1912 de achtkantige monumentale kruisingstoren met hoge naaldspits toegevoegd om de kerk meer allure geven en als baken te fungeren voor de talrijke toeristen die met de trein de Wereldtentoonstelling van 1913 zullen bezoeken. De plannen werden getekend door architect Gerard De Meyer (Gent), zoon van aannemer Frans De Meyer die de oorspronkelijke kerk bouwde en uitgevoerd door aannemer Alfons Naessens (Gentbrugge). Tussen 1916 en 1918 was priester Edward Poppe hier onderpastoor.
De glasramen in het koor dateren van 1895 en zijn voorzien van het wapenschild van de schenker, pastoor de la Kethulle de Ryhove met familiespreuk "Gode Lof" en uitgevoerd door het atelier van Jozef Casier. In 1933 worden drie glasramen geplaatst in de voorgevel. Zij werden gerealiseerd door het Gents neogotisch atelier van de gebroeders Paul en Marcel Ganton. In 1937 worden de glasramen voor de zijbeuken en transept goedgekeurd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) en geplaatst in 1945. Ze werden uitgevoerd door het atelier van de Brusselse meester-glazenier Florent Prosper Colpaert naar kartons van schilder Louis Charles Crespin. Veel glasramen werden gesponsord door schenkers. Restauratie en herstellingswerken aan de gevel en dakgoten hadden plaats in de jaren 1951-1953, grondige restauraties volgden in 1960 onder leiding van architect R. Van Driessche (Gent).
In 1976 werden door de kerkfabriek interieurwerken gepland door het architectenbureau Bressers waarbij de neogotische polychromie wit overschilderd zou worden. Onder impuls van de Gentse studiegroep voor de 19de eeuw en de toenmalige Rijksdienst voor Monumentenzorg kon het interieur in 1980 gered worden van overschildering. De restauratie en opfrisbeurt werd uitgevoerd door het schildersbedrijf A. Baert (Moerzeke).
De voorgevel, naar het noorden gericht, is opgenomen in de straatwand en was oorspronkelijk geflankeerd door aanverwante neogotische constructies van het klooster. De plattegrond ontvouwt een driebeukige basilicale kerk van vijf traveeën met iets uitspringend transept en koor van twee traveeën met driezijdig sluiting. Ten zuidoosten aansluitende sacristie met bovenverdieping, ten zuidwesten de vroegere kloosterkapel nu horende bij de aanpalende zorginstelling en buiten de bescherming gelaten. Een strook ten oosten van de kerk met poortje aan de straat hoort bij de kerk en geeft onder meer toegang tot de sacristie.
Sobere, hoge bakstenen voorpuntgevel tussen versneden steunberen geflankeerd door lagere zijtraveeën onder schuin lopende daklijsten. Een hoge hardstenen sokkel in bossage wordt gestut door een afgeschuinde plint. Centraal spitsboogportaal onder waterlijst op consooltjes met geklinknagelde deur met fraai gesmeed ijzeren hengsels. Erboven, hoog spitsboogvenster met drieledige tracering en glas-in-lood en bekronende topoculus. Onder de dorpel vormt het opschrift met chronogram: "+ SANCTE COLETAE EXTRUXIT ME EPISCOPUS GANDAVENTIS" het jaartal 1888. Zijbeuken met gedrukte rechthoekige zijportalen in geprofileerde hardstenen omlijsting met latei op imposten; mooie geklinknagelde deur met gesmeed ijzeren hengsels en deurring. Erboven, spitsboogvenster met brede afzaat en tweeledige hardstenen tracering. Afdekkend leien zadeldak en lessenaarsdaken boven de zijbeuken. Zijgevels geritmeerd door steunberen waartussen telkens drie hooggeplaatste lancetvensters en aflijnende baksteenfries onder de houten gootlijst. Transeptarmen met hoge puntgevels doorbroken door één groot spitsboogvenster met zesledige tracering en topoculus. Vrij imposante achtkantige kruisingstoren onder leien naaldspits met vier uurwerkplaten, lancetvormige galmgaten en steigergaten onder de daklijst.
Hoog koor gestut door versneden steunberen en doorbroken door drie spitsboogvensters met drieledige tracering en glas-in-loodvulling; aflijnende bakstenen muizentandfries onder de houten gootlijst. Een zandstenen jaarsteen, ingemetst in de koormuur links onderaan, met kruismotief ingeschreven in een vierlob en cirkelmotief, geeft door de cijfers "1 8 8 8" in de vier hoeken, het bouwjaar weer. Ten zuidoosten aansluitende onderkelderde sacristie met twee bouwlagen onder leien zadeldak, in de zuidgevel doorbroken door telkens drie getoogde vensters, rechts onderaan met tweeledige tracering en sierlijk traliewerk ter bescherming van de glas-in-loodramen. Een kleine ronde traptoren onder kegeldak bevindt zich in de zuidoostelijke oksel met het transept. De zusterkapel van het voormalige klooster, eveneens met bovenverdieping sluit in het zuidwesten aan bij het koor en werd grotendeels verbouwd.
Basilicaal schip met drieledige opstand met spitsboogarcaden op hardstenen zuilen met knopkapiteel, 'schijntriforium' met gekoppelde blindnissen en drielichten als bovenlichten. Overwelving met bakstenen kruisribgewelven met hardstenen ribben, geschilderd in de kruising. De volledig authentieke neogotische interieurschildering van 1901-1909 is bewaard en bestaat uit geschilderde imitatie steenvoegen op een okergele achtergrond, geschilderde polychrome booglijsten en medaillons met tekstbanden met een sterk symbolisch en decoratief karakter verwijzend naar de litanie-iconografie. Architecturale elementen zoals bogen, profileringen van vensters, deuren en doorgangen, ribben en steunen zijn door banden en friezen en kleine florale motieven geaccentueerd.
In het koor en de dwarsbeuken zijn de wanden boven de houten lambriseringen voorzien van een brede strook met decoratieve sjabloonpatronen in dominerend bruinrood, blauw of groen. Deze typische damastmotieven en de medaillons vertonen sterke gelijkenissen met de decoraties uitgevoerd door het atelier van Adrien Bressers zoals bijvoorbeeld in de Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes basiliek in Oostakker. In het koor zijn de vier figuratieve panelen, volgens het Liber Memoralis gratis uitgevoerd door decoratieschilder Eugène De Buck en 1901. De figuratieve panelen stellen achtereenvolgens voor: "De barmhartige Samaritaan", "De bruiloft van Kana", "Het offer van Melchisedech" en "Het offer van Abraham" met opschriften onderaan; erboven zijn vier engelen met banderollen, zwevend op wolken aangebracht. Ook zij herinneren aan gelijkaardige motieven in de basiliek van Oostakker.
Het centraal glasraam in het koor met voorstelling van de heilige Coleta en wapenschild met spreuk "Gode Lof" van de familie de la Kethulle de Ryhove en de twee ramen met grisailleschilderingen werden in 1895 geschonken door pastoor Robert de la Kethulle de Ryhove. Ze werden uitgevoerd door het glazenieratelier van Joseph Casier (Gent). Het grote glasraam in de voorgevel met centrale voorstelling van St.-Cecilia is volgens het opschrift onderaan geschonken door te toenmalige voorzitter van de kerkfabriek Gustaaf Kallaert: "Dono dedit Familia G. Kallaert, 1933" en werd uitgevoerd door de gebroeders Ganton (Gent). Ook de glasramen links en rechts in de voorgevel, met voorstelling van "Het doopsel van Christus" en "De goede herder" dateren van 1933 en komen uit het atelier van de gebroeders Ganton. De figuratieve glas-in-loodramen in lancetvensters van de zijbeuken werden besteld in 1937 door pastoor Bernard Van de Keere in het kader van de viering van het 50-jarige bestaan van de kerk in 1938, doch pas geplaatst na de Tweede Wereldoorlog onder toezicht van architect Valentin Vaerwyck. De heiligenfiguren met opschrift: "Sanctus Eduardus, Sanctus Michael, Santus Bernardus, Sanctus Amandus, Sancta Elisabeth, Sancta Godelieva, Sancta Martha en Sancta Faraïlda" staan middenin elk raam, twee ervan zijn onderaan gesigneerd: "L.C; Crespin/ Glasschilderij/ F.P. Colpaert". De twee zesdelige glasramen in de transepten, eveneens uitgevoerd naar ontwerp van schilder L.C. Crepin en uitgevoerd door het atelier Colpaert hebben in het oostelijke raam als centrale figuren het Heilig Hart van Christus tussen de geknielde Heilige Margaretha en Heilige Lutgardis en Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt geflankeerd door de geknielde Heilige Bernadette en paus Pius IX met opschriften. De wapenschilden, links van paus Pius XI en rechts van moseigneur Coppieters verwijzen naar de kerkelijke geestelijken onder wiens bisdom en pontificaat de glasramen begonnen en geplaatst werden. Het westelijk raam stelt "De roeping der apostelen" voor met als hoofdfiguur Christus tussen Petrus en Paulus. De wapenschilden onderaan zijn van paus Pius XII en het wapenschild van België. Zij vormen een kleurrijk en harmonieus ensemble die de kerk tot een extra stemmig en smaakvol heiligdom maakt.
De keramische tegelvloer met geometrisch patroon in beige, rood en zwart draagt bij tot het kleurrijke totaalbeeld van het kerkinterieur.
Meubilair
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingdossier 4.001/44021/109.1, Parochiekerk Sint-Coleta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Parochiekerk Sint-Coleta [online], https://id.erfgoed.net/teksten/177555 (geraadpleegd op ).
Parochiekerk Sint-Coleta. Eenvoudige neogotische kerk opgetrokken in 1888-1890, gezien de bouwstijl toegeschreven aan architect A. Van Assche of een van zijn volgelingen. Voorgevel (noord) opgenomen in de straatwand tussen aanverwante neogotische constructies. Driebeukige basilicale kerk van vijf traveeën met niet uitspringend transept en driezijdig afgesloten koor van twee traveeën, onder leien zadeldak. Nadien toegevoegde achtkantige kruisingstoren met spits (leien) naar ontwerp van Gerard de Meyer en van 1911, ter vervanging van een voorlopige dakruiter aan de westkant.
Voorpuntgevel tussen versneden steunberen op arduinen plint in bossage. Spitsboogportaal onder dito venster met traceerwerk en een ronde topoculus. Rechthoekige zijportalen met latei op imposten onder spitsbooglicht. Typerende authentieke neogotische interieurschildering, daterend van 1901 en later, met een sterk symbolisch en decoratief karakter.
Mobilair: drie neogotische eikenhouten altaren waarvan Maria- en Coleta-altaar uitgevoerd in 1895 door Ed. van den Eynde; neogotische preekstoel; neogotisch koorgestoelte en twee biechtstoelen van 1913 door de gebroeders Todt.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, 19de- en 20ste-eeuwe stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nc, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1983: Parochiekerk Sint-Coleta [online], https://id.erfgoed.net/teksten/18680 (geraadpleegd op ).