is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
Deze vaststelling was geldig van tot
Als stedelijk centrum heeft Gent steeds grote aantrekkingskracht gehad op alle mogelijke onderwijsinstellingen. In de 18de eeuw werden over het hele land kunstacademies opgericht. Gent was met zijn Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in 1748-1751 aan de beurt. Het instituut vestigde zich aan het begin van de 19de eeuw in de gebouwen van het voormalige augustijnenklooster. Het complex werd in 1827 uitgebreid met de noordvleugel naar ontwerp van Louis Roelandt en in 1870-71 met een oostvleugel.
De augustijnenorde vestigde zich in 1296 op de plaats waar nu nog hun klooster staat: Academiestraat recht over de huidige Academie. Kort voor deze datum moeten ze in de stad aangekomen zijn. In 1589 openden de augustijnen hun eerste colleges. Het aantal colleges groeide zienderogen en anno 1624 waren het er al dertien. Gent kwam pas aan de beurt in 1609. De colleges werden beschouwd als ideale instrumenten ter vrijwaring van het Ware Geloof ten tijde van de Contrareformatie.
Het onderwijs gebeurde oorspronkelijk in het klooster maar in 1612 kregen de Gentse augustijnen van hun provinciaal de toelating om een eigen schoolgebouw op te trekken. Dat schoolgebouw werd ingeplant op de terreinen van, en aansluitend bij, het klooster. Vermoedelijk moest een deel van de tuin plaats ruimen voor de nieuwbouw. Hoewel het college niet fysiek met het klooster verbonden was (een deel van de tuin lag tussen de beide) werd er wel van op de straat een visuele eenheid bereikt door de doorlopende hoge muur welke rond de kloostereigendommen liep en waarbinnen het college was gelegen.
Op 2 november 1796 werden de augustijnen door de Franse bezetter verplicht hun pand te verlaten. Alle goederen werden getransporteerd naar de centrale depots in de Baudeloo- en de Sint-Pietersabdij. De abdij werd als zwart goed verkocht. Op vraag van de Commission des Arts werd het college niet verkocht maar door de stad in gebruik genomen als tekenschool.
Anno 1748-1751 werd door de schilder Marissal te Gent de "Academie de dessin, d'architecture et de peinture" gesticht binnen de structuur van de Sint-Antoniusgilde. Vier jaar later (1754) erkende de stad Gent de Academie als 'Ecole de Dessin'. Reeds in 1759 kreeg de ecole een vaste stek in het Pakhuis aan de Korenlei. Pas na de Franse Revolutie (1804) kreeg de Academie voldoende ruimte door de inname van het aangeslagen college van de augustijnen.
Koning Willem I streefde naar een hervorming van tekenscholen en academies voor architectuuronderwijs. Zij zouden volledig in functie staan van de opkomende nationale nijverheid. Op 13 april 1817 wordt een wet uitgevaardigd die de hervorming van het kunstonderwijs bepaalt. Een uniforme nomenclatuur en een geografische spreiding moet het kunstonderwijs rationaliseren. Er ontstaan tekenscholen, tekenacademies in de grote steden en de "Koninklijke Academies voor Schone Kunsten" in Antwerpen en Amsterdam. De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent paste dan ook in de tweede categorie. Het onderwijs aan de Academie was onder andere gericht op tekenen naar naakt model en gipsafgietsels van klassieke beelden.
Het oude college bestond vermoedelijk uit twee vleugels, haaks op elkaar. Door de aanleg van de Academiestraat in 1812 werden het klooster en het college voor de eerste maal visueel van elkaar gescheiden. Zodoende ligt de Academie momenteel op de hoek van de Sint-Margrietstraat en de Academiestraat. De nog bestaande vleugel (westvleugel) kwam dwars op de Academiestraat te liggen terwijl het tweede been van de L (de zuidvleugel) langs de straat lag. Bij de eerste uitbreiding (1827) onder leiding van L. Roelandt werd de noordvleugel opgetrokken. De alzo bekomen U-vorm met erekoer was geopend naar de Sint-Margrietstraat. Wellicht werd de vleugel langs de Academiestraat nooit in zijn geheel herbouwd en ging de kern dus terug op de collegeperiode. Volgens oud fotomateriaal was de externe vormgeving te situeren in de eerste helft van de 19de eeuw. In 1871 werd de Academiestraat echter verbreed. De zuidvleugel moest eraan geloven. Het verlies aan ruimte werd gecompenseerd door een nieuwe vleugel langs de Sint-Margrietstraat en een uitbreiding in de diepte van de collegevleugel. De gevel van de nieuwe oostvleugel werd langs de erekoer volledig geïnspireerd op de bestaande 18de-eeuwse koergevel van de westvleugel. Langs de straatzijden is het een ontegensprekelijk 19de-eeuws pand met typische vormgeving.
De zuidvleugel werd vervangen door een hekwerk om de toegankelijkheid van de schoolgebouwen te verbeteren. Links van de oude collegevleugel werd een nieuwe toegang gemaakt waarvan momenteel enkel nog de gevel bewaard bleef. Uiteindelijk werd dus terug een U-vorm met erekoer bekomen, nu geopend naar de Academiestraat.
De westvleugel van het pand is een deel van het voormalige augustijnencollege dat tot de Franse Revolutie op deze plek gevestigd was. De erekoergevel van deze vleugel dateert uit 1737-38. Het is een bepleisterde en beschilderde lijstgevel met zeven traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak. De gevel kreeg een sobere Lodewijk XIV-vormgeving waarbij hij verticaal begrensd wordt door geblokte hoekbanden. De begane grond werd in arduin opgetrokken en heeft ruime rondboogdeuren (aanpassing van 1871) met booglijsten op imposten, horizontaal belijnd door een arduinen kordon. Het uitspringende middenrisaliet telt drie traveeën. De benedenverdieping heeft bossage. Kolossale Korinthische pilasters op een geprofileerde basis verbinden beide bovenverdiepingen. Steekvormige en rechthoekige vensteropeningen versterken het ritme. Een eenvoudig hoofdgestel met gelede arduinen architraaf wordt boven het risaliet bekroond met een driehoekig fronton gevuld met een half verheven reliëf van de Maagd van Gent. De straatgevel kwam tot stand na de verbreding van de Academiestraat in 1871. Het is een bepleisterde en beschilderde gevel van drie traveeën en drie bouwlagen. Hij heeft geblokte hoekbanden. De muuropeningen op de benedenverdieping zijn rondboogvormig. De bovenvensters zijn rechthoekig met typisch 19de-eeuwse druiplijsten boven de ramen. De kroonlijst is eveneens recht.
De noordgevel langs de erekoer dateert van 1827 en werd ontworpen door architect Louis Roelandt. Hij ontwierp een brede, drie ongelijke traveeën en drie bouwlagen tellende gevel in neoclassicistische stijl. De gevel werd begrensd door geblokte hoekpilasters en vertoont een arduinen kordon als aflijning van de begane grond met rondboogpoorten. De opvallend bredere en licht uitspringende middentravee is voorzien van imitatiebanden op de benedenverdieping. Een groot omlijst rondbogig bovenvenster, heden blindraam, is gevat tussen gekoppelde Korinthische pilasters die boven het hoofdgestel een onversierd driehoekig fronton dragen. De zijtraveeën hebben omlijste rechthoekige bovenvensters. De gevelafwerking is typisch voor L. Roelandt. De accentuatie van een raam door gekoppelde zuilen, een fronton en het geheel rustend op een bossage had hij reeds gebruikt bij het Gentse gerechtshof.
De erekoergevel van de oostvleugel kreeg eveneens een neoclassicistische vormgeving. De verhoudingen zijn gebaseerd op de tegenoverliggende gevel van 1737-38 maar de geest is duidelijk 19de-eeuws door het gebruik van rechte ramen, druiplijsten boven de ramen, rondboogramen op de gelijkvloerse verdieping, het lege timpaan. Een rechte kroonlijst draagt het onversierde driehoekige fronton boven het risaliet. De gevel in de Academiestraat is gelijkaardig. De straatgevel in de Sint-Margrietstraat valt uiteen in twee gevelhelften. De linker gevelhelft uit 1871 is identiek aan de voorgevel maar een blinde attiek bekroont het risaliet. De rechtergevelhelft telt vier traveeën. Deze uit 1827 stammende, door geblokte pilasters geritmeerde, gevel is de straatgevel van de 'Roelandtvleugel'.
Het neoclassicistische poortgebouw in de Academiestraat dateert van 1871. De lijstgevel telt slechts één travee en wordt begrensd door pilasters met lijstkapitelen versierd met opgehangen festoenen, rozetten en eierlijsten. De omlijste rondboogpoort is gevat in een rechthoekige omlijsting, afgelijnd door een rechte kroonlijst op Lodewijk XVI-geïnspireerde consoles. Het bekronend gesculpteerd veld heeft een centraal schild waarop de klauwende leeuw, omgeven door krullende acanthusbladeren. Eindigend op een dakvenster met driehoekig fronton voorzien van een versierd palmet.
De westvleugel behield alle historische constructiedelen uit de collegeperiode als gordelbogen, kruisgewelven, hardstenen zuilen, consoles, ... De structuur van de oude 17de-eeuwse collegevleugel valt bijgevolg nog goed af te lezen. In het huidige gebouw is zelfs de achtergevel met segmentboogvormige ramen terug te vinden. In het midden van de 18de eeuw werden verschillende consoles uitgewerkt in rococostijl. De oorspronkelijke consoles uit de 17de eeuw werden daartoe herkapt in rococostijl. Vermoedelijk werd op hetzelfde ogenblik het stucwerk aangepast aan de nieuwe smaak. De ontvangstkamer wordt opgedeeld door hardstenen zuilen. De consoles hebben een eigen vormgeving en een witmarmeren schouw uit de 19de eeuw vervolledigt het beeld. De schouw werd gedecoreerd met een bekroond hartvormig wapenschild voorzien van een keper en drie griffioenkoppen. Links en rechts staan twee staande griffioenen; zij houden nogmaals een wimpel met het wapenschild in de poten. Onder het wapenschild prijkt de leus: "A DEOE TREGE".
Het merendeel van het 19de-eeuwse interieur (binnen- en buitenschrijnwerk, hang- en sluitwerk, gepleisterde plafonds, rondbooggewelven, ...) bleef intact bewaard. Opmerkelijk is de zichtbare aanwezigheid van metalen trekstaven op de bovenverdieping van de 19de-eeuwse delen. Deze zichtbare constructie was nodig daar het plafond van de ateliers de dakhelling gedeeltelijk volgt zodat lichtstraten konden aangebracht worden.
De noordvleugel uit 1827 is typisch voor zijn ontstaansperiode. Op de bovenverdieping werd een grote gewelfde ruimte gecreëerd met zenitaal licht. De decoratie is sober en beperkt zich tot enkele consoles en schouwlichamen.
Voor het interieur van de oostvleugel, gebouwd in 1871, werd een vormentaal gebruikt die enigszins paste bij de gevel (kruisgewelven, moerbalken met consoles, gordelbogen). De ervaring van de ruimten is echter ontegensprekelijk 19de-eeuws. Op de bovenverdieping werd net als in de noordvleugel een gewelfd atelier ingericht met zenitaal licht.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002250, Gentse Kunstscholen
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten verliet de gebouwen in 2011. Deze werden samen met de aanpalende voormalige brandweerkazerne herbestemd tot een grootschalige woonsite, gecombineerd met ruimte voor cultuur, horeca en groenaanleg. Het ontwerp was in handen van 3D Real Estate nv, in samenwerking met architecten Robbrecht & Daem, Marie-José Van Hee, Dierendonck-Blancke en Vandenbussche-Claessens. De werken werden aangevat vanaf 2015 met als doel het project af te werken in 2020.
Is deel van
Academiestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koninklijke Academie voor Schone Kunsten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/18821 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.