Beluik dat in 1851 op een doodlopende zijsteeg (straat) van het Godshuishammeke opgericht werd door de fabrikant S.F.B. Dierman. Beluikje bestaande uit een smalle open steeg met drie woningen (nummers 114-118), waarachter zich een koertje met een grotere woning (zonder nummer) bevindt. Het eigenaardige karakter van het beluik spruit voort uit het feit dat de eerste woning van het rijtje (nummer 114) aan de straat paalt, en toegankelijk is vanaf deze; nummer 116 bezit zijn deur in de steeg en nummer 118 is toegankelijk vanaf de koer.

Deze drie huizen bezitten telkens een gevel van twee bouwlagen en twee traveeën; door hun schikking bezitten de nummers 114 en 118 tevens een blinde gevel langsheen de steeg. Gemeenschappelijk zadeldak (pannen, nok loodrecht op de straat). Openingen onder strekse boog en met hardstenen plint; de nummers 114 en 118 bezitten in zolderverdieping een ten opzichte van nok asymmetrisch geplaatst rondboogvenster.

De woning zonder nummer kwam tot stand door verbouwing van een voordien reeds in binnenblok gelegen gebouw (bergplaats). Woning van twee bouwlagen, vier traveeën onder zadeldak (nok parallel met de straat, pannen). Rechthoekige openingen (blind in derde travee; deur in eerste travee) onder houten latei en met hardstenen dorpel.

Al de gevels bezitten nog hun verankering, en zijn witgekalkt, met gepikte plint.