is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis met atelier en tuin
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Herenhuis met atelier en tuin
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis
Deze vaststelling was geldig van tot
Het herenhuis is een in oorsprong 15de-eeuws onderdeel van de vorstelijke residentie Prinsenhof, opgenomen in een groot woonhuis uit de late 18de of het begin van de 19de eeuw met een kenmerkende en uitwendig goed bewaarde neoclassicistische architectuur waar Jean Baptiste Bethune, promotor van de neogotiek, lange tijd heeft verbleven en waaraan zijn glazeniersatelier was gehecht.
In 1858 werd een reeds bestaand huis samen met twee nevenliggende woningen aangekocht door Jean Baptiste Bethune (1821-1894), de bekende promotor van de neogotiek die zich in Gent kwam vestigen en er tot aan zijn overlijden bleef wonen. J. B. Bethune verbleef er gedurende de voornaamste periode van zijn architectenloopbaan en kunstenaarsbestaan; hij was er ook actief als glazenier. Wanneer het voorhuis werd opgetrokken, is niet bekend en tot nog toe werden daarover geen geschreven bronnen teruggevonden. In elk geval bevat het gebouw oudere relicten, onder meer onderdelen van afhankelijkheden van het Prinsenhof, de 15de-eeuwse vorstelijke residentie die vanuit een vroegere site met walgracht is ontstaan. De poort zou in kern nog op de Prinsenhofbebouwing teruggaan. Algemeen wordt aangenomen dat de herenwoning zijn huidige typerende kenmerken verkreeg in de late 18de of het begin van de 19de eeuw.
Ruim breedhuis van zes traveeën en drie bouwlagen, grotendeels onder een zeer opvallend steil en hoog zadeldak (Vlaamse pannen). Huidige voorgevelordonnantie resulterend uit een aanpassing uit de late 18de of het begin van de 19de eeuw. Bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel met enkelhuisopstand. Rechthoekige vensters. Benedenverdieping met imitatiebanden en diamantkopsluitstenen. Bovenvensters in geriemde omlijstingen en op doorgetrokken lekdrempels. Rondboogpoort met afgeschuinde zandstenen dagkanten. Kroonlijst met tandlijstversiering en klossen.
Verankerde en bepleisterde achtergevel van zes traveeën en twee bouwlagen, met rechthoekige vensters. Kleine dakkapel uiterst rechts. Achter de koetspoort, gecementeerde tuitgevel van twee bouwlagen met zadeldak (nok loodrecht op de straat, kunstleien); tweede bouwlaag met voormalig atelier, voorzien van ruim spitsboogvenster met vierledige neogotische tracering.
Interieur. De grote koetspoort leidde naar de achterzijde van het pand en staat in verbinding met de vestibule en centrale middengang van waaruit de hele woning kon worden bereikt, inclusief trap naar de bovenverdiepingen. Het rijk ingerichte interieur is alleen nog bekend uit beschrijvingen, want bij een herinrichting in 1928 verdwenen de meeste kunstvolle interieurelementen. Bij de verbouwingswerken die Bethune wellicht in 1858 liet uitvoeren werd boven de koetsdoorrit aan de tuinzijde een representatieruimte voor glasramen ingericht. De wanden bewaren nog typische neogotische schilderingen en het grote spitsboogvenster in de tuitgevel is nog van neogotisch maaswerk voorzien; aldus is het een representatief voorbeeld voor dergelijk lokaal bij glazenierswoningen van die tijd. Het grote raam bewaart een uitzonderlijke gebrandschilderde glasramenreeks vervaardigd begin jaren 1880 door Arthur Verhaegen die het glazeniersbedrijf van Bethune vanaf 1876 verderzette (recent onderzoek van Jean van Cleven bevestigde zijn hypothese hieromtrent in zijn publicatie van 1982 over het huis met atelier van Bethune). De uitgebreide iconografie van deze glasramen refereert expliciet aan de figuur van Bethune en zijn kunstenaarschap. In het huis zouden ook nog glasramen uit Bethunes eigen atelier bewaard zijn, onder meer van een scheidingswand.
De bijbehorende tuin paalt achteraan (ten westen) aan de kloostertuinmuur van de paters karmelieten. Ten zuiden en ten noorden wordt de tuin begrensd door twee bij de woning aansluitende bijgebouwen.
Zijaanbouw ten zuiden in de tuin: vleugel van twee bouwlagen en zes traveeën, met zadeldak (Vlaamse pannen) voorzien van centrale dakkapel met hijsbalk, uit de 18de eeuw. Bepleisterde lijstgevel met licht getoogde muuropeningen, afgelijnd door een onversierd hoofdgestel. In deze grootste vleugel richtte Bethune een gedeelte in als paardenstallen en koetshuis, de bovenverdieping als werkplaats of glazeniersatelier. De vestiging van Bethune in Gent vormde het uitgangspunt voor een buitengewone carrière en zijn woning met glazeniersatelier is derhalve te aanzien als de bakermat van waaruit heel wat neogotische glasramen werden geproduceerd.
Zijaanbouw ten noorden in de tuin: vleugel van één bouwlaag afgedekt met schilddak (Vlaamse pannen), volgens sporen in de rechter zijgevel uit midden 15de eeuw.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Prinsenhof
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis met atelier en tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/19605 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.