Enorm complex in neotraditionele stijl, van 1911-13 naar ontwerp van architecten A. Lemeire, A.R. Janssens, O. Bernaert, en S. Mortier. Vooreerst in 1914 gebruikt als kazerne, zogenaamd Albrechtskazerne, sinds 1925 als Seminarie gebruikt waarvoor het aanvankelijk gebouwd werd.
Het complex gebouw, begrensd door de Reep, Seminariestraat, en een deel van de Notarisstraat, omhelst verschillende vleugels gegroepeerd rondom twee binnenhoven op rechthoekig plattegrond.
Met uitzondering van de voorgevel van Balegemse steen zijn alle vleugels opgetrokken uit baksteen met gebruik van hardsteen voor de plint, vensterkruisen of traceringen en aflijnende waterlijsten. Alle vleugels tellen drie bouwlagen onder leien bedaking.
Geaccentueerde voorgevel met vrij symmetrische opstand doch ongelijke uitwerking der uitspringende hoekpartijen. Centrale uitspringende toegangspartij met bekronende trapgevel onder haaks zadeldak. Poort en geveltop met overwegend neogotische inslag: accoladeboogvormige druiplijst met hogers en kruisbloem, verdiepte nissen. Links en rechts, gelijkaardige gevelwanden met centraal getrapt dakvenster en driezijdige uitsprong met bekronend balkon. Sterk vooruitspringende rechter hoekpartij met bekronende trapgevel en vierkant torentje met portiek in de oksel van het aanpalende hoekpand met de Notarisstraat. Brede, vijfzijdige uitbouw op de linkerhoek onder afzonderlijk schilddak met centraal getrapt dakvenster. Hoeken geaccentueerd door lisenen, onder de kroonlijst onderling verbonden door een boogfries. Omlopende waterlijsten ter hoogte van de onderdorpels van de kruiskozijnen geven het geheel een samenhangend en vrij horizontaliserend aspect.
De overgang met de bakstenen zijvleugels in de Seminariestraat wordt gevormd door een schuin geplaatste travee met bekronend trapgeveltje en deur met bordes en luifel op de begane grond. Sterk geritmeerde zijvleugels met travee-indeling door verticaliserende lisenen en horizontaal aflijnende waterlijsten. Traditionele, getrapte dakvensters doorbreken de eentonigheid. Gelijkaardige sobere gevels uitziend op de binnenhoven. Diagonaal in de noordoostelijke hoek van het tweede binnenhof bevindt zich een rechthoekig gebouw met auditorium en kapel op de bovenverdieping. De plattegrond van de kapel ontvouwt een driebeukig schip met licht uitspringende transeptarmen en koor met vijfzijdige sluiting. Uitwendig eveneens opgetrokken uit baksteen. Apsis ondersteund door een spitsboogarcade op hardstenen zuilen.
Verlichting door spitsboogvensters met bekronend roosvenster in de topgevels van de transeptarmen.
Mobilair: Vermeldenswaardig is een omlopende gang met kruisriboverwelving en de refter en voormalige recreatiezaal met merkwaardige gietijzeren zuilen.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Noord-Oost, Brussel - Gent. Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)