De Gasthuismolensite werd waarschijnlijk in twee fases bebouwd. Rond 1742 werd de molenaarswoning zonder verdieping gebouwd.
De windmolen met stenen onderbouw werd rond 1755 opgericht, in opdracht van het Gasthuis van Leuven. De molen, een houten achtkantige bovenkruier, is voor Zuid-Brabant uitzonderlijk en had een zeldzaam model voor deze streek. Het gelijkvloers was een in kubusvorm gemetselde ruimte, waarvan de buitenmuren in een latere periode gecementeerd werden. De bovenhoeken waren afgeschuind. De kubus had twee verdiepingen. Beneden in de stenen ruimte bevond zich rond 1900 de builmolen en de wanmolen.
Om de productie te kunnen opdrijven, werd in in 1898 een nieuw industrieel gebouw naast de windmolen gebouwd. In 1901 liet Jozef Wierinckx de maalderij uitbreiden tot drie maalgangen en een haverpletter. In 1915 werd het gebouw vergroot. In 1923 werden 4 paar maalstenen, een haverpletteraar, een graankuiser, een mechanische builmolen, een verbrijzelaar voor lijnzaadkoeken en een trieur aangedreven door deze motor. Rond 1946 schakelde men over op een elektrische motor. De windmolen werd in 1915 voorgoed stilgelegd en de wieken werden weggehaald. De houten romp werd enkele jaren later afgebroken. Het laatste restant van de windmolen werd in 1997 afgebroken.
De bedrijfsgebouwen bestaan uit 2 vleugels, opgesteld in L-vorm. Het machinegebouw en het magazijn/ opslagplaats vertonen geen decoratieve elementen. Langs de zijgevel van het machinegebouw bevindt zich een katrol. Tussen 1928 en 1940 werden de twee delen verenigd in één blok en het magazijn kreeg een verdieping bijna zo hoog als het maalderijgebouw. Aan de straatkant staan in het oude gedeelte 3 vensters op het gelijkvloers en 3 kleinere vensters op de 1ste verdieping. Zij hebben een arduinen dorpen en linteel ontlast door een bakstenen boog. Verlichting/ verluchting in de magazijnen geschiedt door één venster aan de straatzijde op het gelijkvloers, twee grote poorten aan de kant van de binnenkoer en twee vrij kleine deuren in de gevel tegenover de poorten.
Oorspronkelijk was er één opslagruimte, daarna opgedeeld. In de jaren 30 werd de middelste ruimte uitgebreid tot tegen de straat en werd het eerste gedeelte van het machinegebouw verhoogd. Van die periode dagtekent het houten dak en dakgebinten. De houten vloer en de vloerbalken van de jaren 30 zijn bewaard, alsook een oude smalle recuperatie trap en trapleuning (te dateren einde van de 19de eeuw).