De eclectische herenwoning, gelegen in een grote stadstuin met monumentale groene beuk aan de oever van de Demer, werd gebouwd in 1876.
Het betreft een oorspronkelijk bepleisterd, half vrijstaand enkelhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder een afgesnuit kunstleien zadeldak, voorzien van twee sierlijke dakkapellen. Typerend zijn de ritmiek van de vensters, de door het balkon beklemtoonde middelste traveeën, de koetspoort met bovenlicht in rondboogomlijsting en het horizontale karakter van de gevel, beklemtoond door de hardstenen plint, de pseudo-speklagen, de cordonlijsten, het balkon op zware voluutconsoles en de kroonlijst op klossen en decoratieve consoles. Mooie details in de vormgeving zijn bovendien de afgeronde bovenhoeken van en de luikjes opgeborgen in de omlijstingen van de vensters op de verhoogde begane grond, het ronde raam in het bovenlicht van de koetspoort, de sierstukken aan de bovenhoeken van de vensters op de verdieping, de met gestileerde bloemen en bladeren gedecoreerde gietijzeren balustrade, de consoles met bladmotief onder de kroonlijst en de dakkapellen met houten omlijsting, voorzien van inzwenkende voluten, een getoogde kroonlijst en een sluitsteen met rocaillemotief.
Rijk neoclassicistisch interieur is zeer goed bewaard.
De op de achtergevel ingeplante dienstvleugel met koetshuis werd in 1936 gesloopt. Met uitzondering van de recent opgetrokken bungalow achteraan op het perceel, bleef de omvang van de grote tuin onaangeroerd.