erfgoedobject

Herenhuis met bijgebouwen en tuin

bouwkundig element
ID
200066
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200066

Juridische gevolgen

Beschrijving

Herenhuis van twee bouwlagen en acht traveeën, met een minstens tot de 18de eeuw opklimmende kern. Laat 19de-eeuwse koetshuis en vormelijk identieke houtopslagplaats, symmetrisch tegenover elkaar ingeplant en verbonden door middel van een smeedijzeren hekwerk met poortvleugels. Gedeeltelijk ommuurde tuin met enkele waardevolle bomen.

Historiek

Zowel de kaart van Voncken als die van Popp tonen aan dat de panden 28 en 30 tot het einde van de 19de eeuw één geheel vormden, bestaande uit een grote rechthoekige woning (nummer 30) met schuur (nummer 28), waartussen een koetsdoorgang die leidde naar een grote tuin. In 1879 werd het grootste deel van nummer 30 afgebroken: de mutatieschetsen tonen een L-vormig volume aan de straatzijde en een rechthoekig bijgebouw (vermoedelijk koetshuis) achteraan op het perceel. De schuur bleef onveranderd. Een bouwaanvraag in het stadsarchief van Diest (28 maart 1894) en een mutatieschets tonen aan dat de schuur in 1895 vervangen werd door de huidige woning nummer 28, en dat beide woningen vanaf dan kadastraal opgesplitst werden. Een lang en smal bijgebouw verbond het woonhuis nummer 28 met een achterliggend dienstgebouw, dat op zijn beurt in verbinding stond met het koetshuis van het grote herenhuis nummer 30 door middel van een (glazen?) afdak. In 1909 werd door de eigenaars van het grote herenhuis in de tuin een schuur opgetrokken tegen het bijgebouw van nummer 26. De poorttravee, nu een deel van het grote herenhuis, maakte toen deel uit van pand nummer 28 en werd gevormd door een rechthoekige poort waarboven een driedelig steekboogvenster onder een verdiepte spiegel. Oude foto’s tonen aan dat de toegang tot het grote herenhuis zich toen in de derde travee bevond, rechts van de aangrenzende poort, en dat de grote herenwoning op dat moment nog uit drie bouwlagen bestond. Het dak was nog niet voorzien van dakkapellen. Vreemd genoeg is er voor deze ingrijpende veranderingen -onder andere twee bouwlagen in plaats van drie, de poorttravee bij de herenwoning en de art deco en neoclassicistische binneninrichting- geen bouwaanvraag terug te vinden in het stadsarchief, waardoor de aanpassingen aan het pand niet precies kunnen gedateerd worden. Het feit echter dat de grote herenwoning geen wijzigingen onderging tussen 1879 en 1916, doet vermoeden dat de grondige ingrepen vlak vóór 1916 plaatsvonden, toen de woning en het bijhorende koetshuis met elkaar verbonden werden door een keuken en een opkamer.

Beschrijving

Het betreft een tweelagig breedhuis van acht traveeën onder een pannen zadeldak, voorzien van vier dakkapellen en met een minder steile dakhelling boven de koetsdoorgang. De gevel kreeg een cementering met Franse voegen en wordt gedomineerd door de poorttravee uiterst links, bestaand uit een korfboogvormige inrijpoort met houten poortvleugels waarin twee bovenlichten geïntegreerd werden, een balkon met eenvoudige balustrade –vroeger vaasvormige balusters-, rustend op sierlijke voluutconsoles en toegankelijk door middel van een balkondeur, geflankeerd door twee smalle vensters onder een bovenlicht en bekroond door een geprofileerde waterlijst. Met uitzondering van het balkon met dubbele balkondeur, centraal in de gevel, worden de traveeën gevormd door grote, rechthoekige vensters, voorzien van een licht vooruitspringende onderdorpel in blauwe hardsteen en bekroond door een geprofileerde waterlijst. Een platte kordonlijst scheidt de gelijkvloerse van de eerste verdieping, waar de borstwering van de vensters versierd zijn door middel van verdiepte spiegels. Een houten geprofileerde kroonlijst vormt de overgang met het dak waarin vier dakkapellen: een rechthoekig venster met roedeverdeling, geflankeerd door inzwenkende voluten en bekroond door middel van een licht gebogen fronton.

De onbepleisterde achtergevel van het pand is, door de veelvuldige toevoegingen, moeilijk leesbaar. Uiterst rechts bevindt zich de koetsdoorgang die door middel van een dubbele tweedelige deur -geometrisch uitgewerkt en duidelijk geïnspireerd door de art-decostijl- van de tuin kan afgesloten worden. Een rechthoekig venster verlicht de ruimte boven de doorgang. Links van de poorttravee bevindt zich een tweelagig en kubusvormig volume bestaand uit twee traveeën met steekboogvensters onder een tentdak. Hiernaast, een ietwat achteruitspringend volume dat de traphal begeleidt, geflankeerd door twee lagere en aansluitende traveeën. Alle steekboogvensters in de achtergevel hebben een uitgesproken classicistische vormgeving met roedeverdeling. Haaks op de travee, uiterst links in de gevel, werd een éénlagige dienstvleugel ingeplant, voorzien van een smalle deur en een venster.

Aansluitend op de dienstvleugel en parallel met het hoofdvolume bevindt zich een houtopslagplaats met laadzolder onder een pannen zadeldak die een half open binnenkoer vormt en verbonden is met een qua vorm identiek koetshuis door middel van een gietijzeren hekwerk op bakstenen borstwering, voorzien van een poort tussen vierkante bakstenen pijlers. Achter de poort strekt zich een grote ommuurde tuin met enkele oude bomen uit, waarin een tot garages omgebouwde oudere schuur ligt, grenzend aan het koetshuis. De wandelpaden in de tuin en een gedeelte van de binnenkoer kregen een kasseibedekking.

Achteraan rechts onder de koetspoort bevindt zich de toegang tot het herenhuis: een hoge dubbele deur in glas en hout -geometrisch uitgewerkt met duidelijke art-deco-inslag- leidt naar een lange gang, waarvan de oorspronkelijke marbrering op de muren grotendeels werd overschilderd (duidelijke aftekening op de plaats waar ooit een kast en een spiegel stonden) en die volledig betegeld is met kleurige cementtegels. Een houten gecanneleerde pilaster ondersteunt een boog die de gang overspant. Vier eiken deuren met geprofileerde houten omlijsting geven toegang tot drie salons en een keuken. Het eerste vertrek, gelegen aan de straatzijde naast de koetsdoorgang, is een twee traveeën breed salon, voorzien van een donker groene, geaderde marmeren schouw en op het plafond zwaar lijstwerk met acanthusbladeren.

Aan de overzijde van de gang ligt een tweede salon dat eveneens twee traveeën breed is en uitkijkt op de tuin en de binnenkoer. Ook hier werd een marmeren schouw geplaatst en is het plafond voorzien van een rozet en lijstwerk, ditmaal eenvoudiger van vorm dan in het salon aan de straatkant. Een derde salon, gelegen aan de straatzijde, is van de gang afgesloten door middel van een hoge dubbele deur en wordt door de eigenaars 'de grote zaal' genoemd omwille van haar proporties, wel vijf traveeën breed. De ruimte wordt gedomineerd door twee zuilen en pilasters, ter decoratie geplaatst aan de uiteinden van een zware moerbalk met casement, waardoor de kamer optisch in twee verdeeld wordt. De gecanneleerde composietzuilen en pilasters zijn voorzien van een schachtring met rocaillemotief en rusten op een balkvormig basement met spiegels en diamantkoppen. De kamer is voorzien van twee tegenover elkaar liggende, witte geaderde marmeren schouwen, versierd met triglief- en metopenmotief en zuilen en spiegels in geel-rose en bruin geaderde marmer. Ook hier wordt het plafond beklemtoond door middel van zware moulures met pseudo-eierlijst- en trigliefdecoratie. Een schijfmotief tussen twee verdiepte spiegels siert de gordijnafkastingen. Onder het vast tapijt ligt een mozaïekvloer die zwaar beschadigd werd tijdens een grote watersnood in het stadscentrum. Tegenover de dubbele deur van de grote zaal bevindt zich de trap, waarnaast een smal gangetje naar het toilet op de binnenkoer leidt.

Grenzend aan de grote zaal ligt de eetkamer: een vierkante ruimte, voorzien van een volledig in faiencetegels uitgevoerde wit-blauwe lambrisering met gestileerde bloemenfries waaronder florale, vegetale en geometrische motieven in art-decostijl. De ruimte wordt verlicht door middel van één venster dat uitkijkt naar de binnenkoer en aan de rechterzijde geflankeerd wordt door een deur naar de keuken, een eerder rechthoekige ruimte die eveneens voorzien is van een lambrisering in faiencetegels, maar vanzelfsprekend minder rijk versierd en kleurig is. Van in de keuken geeft een deur toegang tot een rechthoekige, ietwat lager gelegen kelderruimte, grenzend aan de eetkamer. Drie trappen en een bouwnaad in het metselwerk wijzen op de vroegere aanwezigheid van een (buiten)deur tussen de kelder en de eetkamer. Achter de keuken bevindt zich een voorraadkamer, bestaande uit een lager gelegen wijnkelder met daarboven een opkamer.

Terug in de gang leidt een eenvoudige smalle trap naar de kamers op de verdieping. Links en rechts van het trappenhuis bevinden zich twee ruime, vierkante kamers, met elkaar verbonden door middel van een smalle gang en elk voorzien van een sobere, zwart marmeren schouw. Aan het einde van de gang ligt, boven de koetsdoorgang, een badkamer die gericht is naar de tuinzijde, en een slaapkamer met balkon, uitkijkend op de Demerstraat. De rest van de kamers aan de straatzijde zijn ongeveer één meter hoger gelegen dan de andere vertrekken op de eerste verdieping. Twee pilaren en pilasters in composiete orde op een basement, onderling verbonden door middel van een balustrade en versierd door middel van guirlandes met loofwerk en strik, scheiden de gang van de hoger liggende overloop en zijn duidelijk een herhaling van de optische indeling in de grote zaal op de gelijkvloerse verdieping. Een koperen handlijst begeleidt de trap tussen de pilaren naar de overloop, waar drie deuren toegang geven tot de achterliggende kamers: uiterst rechts een kamer van twee traveeën, centraal op de overloop een kamer met hoge dubbele toegangsdeur en balkon en uiterst links een grotere kamer van drie traveeën. Alle kamers hebben een plankenvloer en zijn voorzien van een zwart marmeren schouw en eenvoudig lijstwerk aan de overgang naar het plafond.

De zolder van het hoofdvolume en de poorttravee is opgedeeld in drie ruimtes die dienst deden als kamers voor het personeel, verlicht door middel van vier dakkapellen. De nokbalk van het dak is hier niet zichtbaar, doch uit de genummerde spantbenen kan duidelijk afgeleid worden dat het 18de-eeuwse dakspant aangepast werd tijdens de verbouwingen van 1916. In de gemene muur met de woning nummer 28, tekent zich het profiel van een dichtgemetste deur af, waardoor de verbinding tussen beide panden kan verondersteld worden. Links en rechts van de trap, boven het aangebouwde volume, bevindt zich een kruipzolder.

  • FERRARIS J. 1775: Carte Chorographique des Pays-Bes Autrichiennes.
  • VONCKEN J.G. 1822: Primitieve kadasterkaart, Gemeente van Diest, s.l.
  • POPP P.C. 1857: Atlas Cadastral de Belgique. Province de Brabant. Arrondissement de Louvain. Plan Parcellaire de la ville de Diest, avec les mutations, Brugge.
  • BRANS M. 1994: Diest. Stille getuigen, s.l.
  • LEMAIRE R. e.a. 1971: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, 1, Provincie Brabant, arrondissement Leuven, Luik, p.56-99.
  • VAN DER EYCKEN M. 1994: Steden in beeld. Diest, s.l.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Diest vroeger en nu, Tielt.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Geschiedenis van Diest, Diest.
  • S.n. 1853-1855: Diest, situation administrative, s.l.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingdossier DB002163, Herenhuis met bijgebouwen en tuin
Auteurs: Verloove, Claartje; Deneef, Roger; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis met bijgebouwen en tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200066 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.