De tweeënhalflagige en vijf traveeën tellende herenhuis werd aan het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw gebouwd en was deel van een groter geheel. De eenvoudige classicistische lijstgevel werd opgetrokken in baksteen met verwerking van zandhoudende kalksteen en moet oorspronkelijk bepleisterd geweest zijn. De plint, de registers van de naar boven toe verjongende vensters in hun platte bandomlijsting en de kroonlijst geven aan de gevel haar strakke ritmering en horizontaal karakter dat doorbroken wordt door de bredere poorttravee, uiterst links in de gevel. Verder typerend zijn de beluikte vensters van de gelijkvloerse verdieping, de sierlijke gietijzeren borstweringen met florale motieven en de geprofileerde kroonlijst die de gevel afsluit.

Het pand maakte deel uit van een groot complex dat in 1822 nog bestond uit een groot L-vormig gebouw -gevormd door het hoofdvolume met dienstvleugel, een tuin en twee bijgebouwen. De dienst- en bijgebouwen werden één voor één afgebroken, waardoor nu enkel nog het hoofdvolume overblijft en een tuin op de plaats van de dienstvleugel. De voorgevel van het pand bleef ongewijzigd, uitgezonderd de dichtgemaakte deur in de middelste travee en de koetspoort, die vermoedelijk verhoogd maar zeker verbreed werd (vermoedelijk in de loop van de 20ste eeuw).

Het betreft een breedhuis opgetrokken in baksteen en kalkzandsteen, en vijf traveeën en tweeënhalve bouwlaag telt onder een pannen zadeldak met een sierlijk geprofileerde en ver uitkragende kroonlijst. Het gevelvlak is opengewerkt door middel van rechthoekige, naar boven toe verjongende vensters en wordt uiterst links gemarkeerd door een poorttravee met brede poort. De poort uiterst links in de gevel is gevat in een omlijsting met natuurstenen penanten en voorzien van houten poortvleugels met spiegels onder een bovenlicht met roedeverdeling. Ze wordt aan de rechter zijde geflankeerd door beluikte vensters in een platte bandomlijsting boven een deels gecementeerde, deels natuurstenen plint. In de middelste travee is ter hoogte van de plint de aanzet van de vroegere deuromlijsting nog aanwezig. De eerste verdieping en de mezzanino worden gevormd door rechthoekige vensters, verjongend zowel in de hoogte als in de breedte, en -net zoals de vensters op de begane grond- gevat in een platte bandomlijsting. De vensters van de eerste verdieping zijn voorzien van een met florale motieven uitgewerkte 19de-eeuwse gietijzeren borstwering.