erfgoedobject

Brouwerij De Kroon

bouwkundig element
ID
200080
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200080

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd monument Brouwerij De Kroon
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Brouwerij De Kroon
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Brouwerij De Kroon
    Deze bescherming was geldig van tot

  • is aangeduid als beschermd monument Brouwerij De Kroon
    Deze bescherming was geldig van tot

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Brouwerij De Kroon
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

De brouwerij De Kroon werd opgericht in 1897 en situeert zich ten zuidwesten van de parochiekerk Sint-Petrus en -Paulus in Neerijse (Huldenberg).

De brouwerijgebouwen staan opgesteld rond een besloten rechthoekige brouwerijkoer. Aan de westzijde bevindt zich het brouwerijgebouw met de brouwzaal, de koelruimte en de gistingskelders, aan de zuidzijde de brouwerswoning met aansluitend burelen, technische ruimtes en kelders en aan de noordzijde de zogenaamde garage. Aan de oostzijde sluit een hek de koer af van de straat.

Historiek

De bierbrouwerij De Kroon werd in 1897 opgericht door de plaatselijke koster Engelbert De Coster. Het jaar daarop was de brouwerij volledig uitgerust en werden de eerste brouwsels bereid. Een paar jaar later was ook de brouwerswoning voltooid en kon die door Engelbert De Coster en zijn echtgenote Adolphine Depré worden betrokken.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de brouwerij De Kroon te lijden onder de Duitse bezetting. Vanaf 1916 werden de meeste brouwerijen en stokerijen in het bezette landsgedeelte ontmanteld en beroofd van hun koperen materieel ten behoeve van de oorlogsmunitie. Ook in de brouwerij De Kroon werden de koperen brouw- en kookketels uitgebroken en afgevoerd. Na de oorlog werd de brouwerij, mede dankzij de vergoeding voor de geleden oorlogsschade en de wederbeleggingspremie, opnieuw bedrijfsvaardig gemaakt. Na het herstel van de oorlogsschade en de installatie van nieuwe koperen ketels werd de productie van hoge gistingsbieren volgens de oude opgiet- of infusiemethode omstreeks 1922 heropgestart.

Omstreeks 1930 kende de brouwerij De Kroon enkele uitbreidingen. Aan de zuidzijde van de brouwerijkoer werd tussen de brouwerswoning en het brouwerijgebouw het kantoorgebouw opgetrokken. Aan de noordzijde werd een nieuw gebouw opgetrokken voor de inrichting van een moderne brouwzaal, die echter nooit werd gerealiseerd. Het gebouw werd uiteindelijk gebruikt als opslag- en voertuigenbergplaats (de zogenaamde garage). De oude brouwzaal bleef verder in gebruik, maar dit stond een belangrijke brouwtechnische aanpassing in 1932-1933 niet in de weg.. Om te concurreren met de steeds populairdere pils- of lage gistingsbieren werd de brouwerij voorzien van een koelingssysteem. Door het bier bij vriestemperatuur voortaan te lageren en te klaren duurde het productieproces van de hoge gistingsbieren wel langer, maar werd een ruimer bierenassortiment mogelijk. Naast Geuze, Kriek, Express en Gerstenbier werd nu ook een Bock, een Duits hoge gistingsbier, gebrouwen.

Aan het rendement van deze grote investering kwam een einde met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De brouwinstallatie werd weliswaar door de Duitse bezetter intact gelaten, maar de schaarste aan grondstoffen legde de bierproductie in de meeste brouwerijen, waaronder ook De Kroon, grotendeels stil. Afhankelijk van de beschikbaarheid van vervangingsgrondstoffen, zoals rapen en voeder- en suikerbieten, beperkte het bierbrouwen zich tot het toegestane fluitjesbier of zéro huit (0,8°).

Na de Tweede Wereldoorlog werd het bierassortiment verder uitgebreid zonder noemenswaardige veranderingen aan de installatie of de gebouwen. Het gamma bestond voortaan uit Bock, Express, Witbier (of Bière Blanche), Super Crown Pale Alle (aanvankelijk Lux Ale genoemd), Dubbel Wit, Leuvens, Speciale Victorie en tafelbier. In 1983 stopte de brouwerij De Kroon met bierbrouwen om zich ten volle te richten op de reeds vroeger opgestarte drankenhandel. Officieel werd de brouwerij pas in 2000 met het verzegelen van de kookketels buiten dienst gesteld.
Bij de verkoop van de voormalige brouwerij in 2013 werd in de oude gebrouwen ten noorden van de brouwerijkoer een onderzoekslaboratorium en een eetcafé ingericht, wat ingrijpende verbouwingen met zich meebracht. In een oude zijvleugel ten zuiden van de oude brouwzaal, die voor de opslag van voornamelijk kolen en bierbakken werd gebruikt, werd voor een proefbrouwerij een hedendaagse brouwerijinstallatie geplaatst. De oude brouwzaal en enkele andere brouwerijruimtes bleven ongewijzigd om als brouwindustrieel erfgoed voor het brede publiek te worden ontsloten.

Beschrijving

De bakstenen gebouwen van de brouwerij De Kroon vormen, U-vormig geordend rondom een centrale binnenkoer, een aaneengesloten geheel dat twee belangrijke bouwfasen heeft gekend. Het brouwerijgebouw (aan de westzijde) en het woonhuis (aan de zuidzijde, met nok haaks op de Beekstraat) dateren uit de late 19de eeuw. Het kantoorgebouw (aan de zuidzijde) en de noordvleugel (grenzend aan de Schaveystraat, met nok haaks op de Beekstraat) met de zogenaamde garage gaan terug tot de vroege jaren 1930.

De brouwerijkoer met toegangshek

De gekasseide koer is aan de oostzijde afgesloten met een ijzeren hek met twee opendraaiende elementen en drie vaste elementen, opgehangen aan vier bakstenen hekpijlers. Deze pijlers worden bekroond met een tentvormige cementen afdeksteen. De vaste hekken bevinden zich boven een lage bakstenen afsluitingsmuur die met een cementen afdeksteen is afgezoomd. Deze muurtjes alsook de voet van de hekpijlers zijn voorzien van een gecementeerde plint.

Het brouwerijgebouw

Het brouwerijgebouw uit 1897-1898 situeert zich aan de westzijde van de brouwerijkoer. Het betreft een verankerde roodbakstenen constructie van één bouwlaag met een halfverzonken kelderverdieping en een gecementeerde plint. Van het gebouw dat zich noordwaarts uitstrekt tot aan de Schaveystraat, zijn op de brouwerijkoer drie symmetrisch opgevatte traveeën zichtbaar. Deze worden benadrukt door bakstenen lisenen, die met een bakstenen bovenlijst met bloktanden zijn verbonden. De drie muuropeningen steken onder een getoogde baksteenstrek. De centrale travee wordt geaccentueerd door een dubbele metalen trappenpartij met eenvoudige ijzeren leuning, die via een bordes en een getoogde vleugeldeur met bovenlicht toegang geeft tot de brouwzaal. Aan de gevel van de brouwzaal hangt een klok. Verdiept onder het bordes bevindt zich een getoogde toegang tot de brouwerijkelders die vanop de brouwerijkoer via een natuurstenen buitentrap bereikbaar is. De muuropening in de linker travee is ingevuld met een getoogd T-vormig kozijn met gedeeld bovenlicht. De bakstenen strek maakt deel uit van een ovale ontlastingsboog. Dankzij deze boog was het mogelijk om het onderliggende metselwerk weg te kappen bij vervanging van één van de kook- of brouwketels in de brouwzaal. Boven het maaiveld steekt een getoogd kelderraam. In de rechter travee bevindt zich een getoogde laaddeur (vleugeldeur) met gedeeld bovenlicht. De onderliggende kelderopening is ingevuld met een tweedelig luik onder betonnen linteel. Twee luchtstraten of zogenaamde brouwerijdaken kenmerken het zadeldak ter hoogte van de brouwzaal en de koelruimte. Een eenvoudige geprofileerde gootlijst lijnt het roodpannen zadeldak af. De noordelijke zijgevel (aan de Schaveystraat) van het brouwerijgebouw werd bij de gedeeltelijke herbestemming als onderzoekslaboratorium voor mouterijen en brouwerijen aangepast. Een later ingebracht laadvenster onder betonnen latei werd vervangen door een glaspartij. Vier getoogde vensteropeningen in het gevelvlak alsook twee korfboogvormige kelderopeningen zijn dichtgemetseld. In de geveltop is het laadvenster onder een met schaliën afgedekte luikap nog bewaard. De achter- of westgevel is gesloten op een venster met T-kozijn in de brouwzaal na. Het schrijnwerk van het brouwerijgebouw is geschilderd in zogenaamd brouwerijrood.

Ingevolge het hergebruik van de voormalige brouwerij als onderzoekslaboratorium, proefbrouwerij en eetcafé hebben diverse ruimtes in het brouwerijgebouw een nieuwe functie gekregen. Op enkele relicten na is het weinige brouwerijmaterieel in de oude gistingszaal, bottelarijzaal en brouwerijkelders overgebracht naar andere lokalen in de brouwerij. In kelder 1 is de beluikte opening nog aanwezig langs waar de bierbakken werden verhandeld. Tegen de muren bevinden zich nog diverse buizen met koperen kranen. Ook de daarop aangesloten luchtfilter voor de compressor is nog bewaard. In de kelder nr. 2 hangt aan de muur een STORCK-bierpomp met ACEC-elektromotor. Door de invulling van de technische ruimte op het gelijkvloers van het kantoorgebouw met een hoogspanningscabine staat ook de grote compressor “PHOENIX GAND” in deze kelderruimte opgesteld. Beide kelders zijn voorzien van een tegelvloer. De muren en het plafond van bakstenen troggewelven, geschraagd door I-profielen en gietijzeren zuilen, zijn er, zoals destijds omwille van de hygiëne werd voorgeschreven, nog deels wit gekalkt.

De interieurs van de brouwzaal met stookruimte en baudelotruimte, de koelruimte (met het koelschip) en de kelder nr. 3 zijn (zo goed als) volledig bewaard.

De brouwzaal met stookruimte en baudelotruimte

De brouwinstallatie in de brouwzaal is nog volledig aanwezig. Omwille van het risico op brand en waterschade is deze ruimte voorzien van een tegelvloer. Op een zuidelijk en noordelijk zoldergedeelte na is de brouwzaal opengewerkt tot de nok. Boven dit centrale deel bevindt zich in het zadeldak met zijn eikenhouten gebinte een luchtstraat om de warme dampen naar buiten te leiden.

Centraal in de ruimte staat op de tegelvloer de gietijzeren roerkuip die met een gegalvaniseerde dekplaat is afgedekt. Conform de accijnswetgeving staat op de roerkuip “ROERKUIP N° 1 INHOUD 35 H 60 L” geschilderd. In de roerkuip vormen zes geperforeerde koperen bodemplaten de losse bodem of druipbodem om het wort te filtreren. Onder deze bodemplaten bevinden zich in de gietijzeren bodem van de roerkuip goten voor de afvoer van het wort naar de onder- of lekbak. Daartoe zijn op deze goten drie koperen kranen aangesloten. Een grotere koperen kraan, links boven deze kranen, leidt eveneens naar de lek- of onderbak. Het ontbreken van een mechanisch roerwerk in de roerkuip wijst erop dat deze nog dateert van bij de opstart van de brouwerij in 1898 en in de latere mechanisering van de brouwerijuitrusting niet is meegenomen. Het roeren van het beslag gebeurde dan ook manueel met roerstokken. Het geplette mout werd gewoon rechtstreeks vanuit de moutzakken in de roerkuip gestort, wat de afwezigheid van een mouttrechter boven de roerkuip verklaart. Na het hopkoken werd het wort in een hop- of filterbak gepompt om de hop uit het wort te filtreren. Het wort vloeide vervolgens via de druipbodem van de roerkuip naar de lekbak, van waaruit het naar het koelschip werd overgepompt. Ingevolge de doorbraak vanaf het einde van de 19de eeuw van industriële mouterijen die uit goedkopere buitenlandse brouwersgerst kwalitatiever mout bereidden, was de brouwerij De Kroon niet met een eigen mouterij uitgerust.

Nabij de roerkuip steekt verzonken in de tegelvloer een onder- of lekbak, waarvan de benaming en de inhoud (“LEKBAK INHOUD 4 HL. 35 L.”) eveneens op de roerkuip is geschilderd. In deze bak werd het wort, eenmaal voldoende gefiltreerd, verzameld vooraleer te worden opgepompt naar de brouwketel. De nood aan een wortpomp geeft aan dat de brouwerij niet als een cascadebrouwerij werd geconcipieerd. De elektrische voeding (schakelkast met opschrift “ACEC Charleroi Type CA 40.45”) voor de wortpomp bevindt zich nog op de muur.

Links van de roerkuip bevinden zich twee ingemetselde geklinknagelde roodkoperen ketels met hun bijhorende koperen helmen of keteldeksels. Beide ketels, waarvan één met een diameter van 180 cm en een mangatdiameter van 60 cm en één met een diameter van 215 cm en een mangatdiameter van 60 cm, dateren van kort na de Eerste Wereldoorlog. De oude koperen ketels werden immers samen met ander koperen materieel tijdens de oorlog opgeëist door de Duitse bezetter. Aan de muur zijn twee houten borden bevestigd die de ketels duiden als “CHAUDIÈRE EAU MOUT N° 1, 51 HL – VAISSEAU COLLECTEUR” en “CHAUDIÈRE EAU MOUT N° 2, 58 HL 50 L – VAISSEAU COLLECTEUR”. Hieruit blijkt dat beide ketels zowel als warmwaterketel en als brouwketel dienst deden. Met het warme of gekookte water uit de kookketel werd het geplette mout beslagen in de roerkuip. In de brouwketel werd het wort met hop gekookt. Aan de hand van de twee peilglazen aan de muur kon de ketelinhoud afgelezen worden. Via de aan de muur bevestigde koperen af- en aanvoerbuizen en de bijhorende kranen stonden beide ketels in verbinding met de betonnen koudwaterbak bovenop het gebouw en met de roerkuip. In de brouwzaal bevindt zich onder kookketel n° 1 een vuurhaard die als makelij vermeldt: “EMILE MERCKX FONDERIES DE ZAVELENBORRE”. Vermoedelijk betreft deze oven een restant uit de periode vóór de Eerste Wereldoorlog. Boven deze vuurhaard bevinden zich twee thermometers van het merk “THERMOMETRE FOURNIER CENTIGRADE”, dat door “MAX VONKLICH ARTICLES DE BRASSERIE BRUXELLES” werd verdeeld. Deze thermometers, die door een beglaasd houten kader zijn afgeschermd, gaven de temperatuur aan van het water of het wort in de achterliggende kook- of brouwketels. De bij deze ketels horende vuurhaarden bevinden zich in de ietwat hoger gelegen stookruimte, die vanuit de brouwzaal toegankelijk is via een houten steektrapje met dito leuning en met een houten deur wordt afgesloten. Deze vuurhaarden, met vermelding van het type “L M T” en de firmanaam “FOYER WANSON BRUXELLES”, dateren van kort na de Eerste Wereldoorlog. In de zuidmuur steken twee kleine, met houten luiken afgesloten openingen (zogenaamde kolengaten) om de fijne kolen 12/22 voor de vuurhaarden aan te leveren. Een plafond van bakstenen troggewelven met een verluchtingsopening dekt de stookplaats af, die net als de brouwzaal omwille van het brandgevaar met tegels is gevloerd. Op de muren zijn restanten van de oude elektrische leiding alsook de elektrische aandrijving en manuele regeling van de vuuraanwakkeraar terug te vinden.

Nabij de stookruimte leidt vanuit de brouwzaal een houten trap achter een houten schutting naar de zuidelijke zolderruimte ter hoogte van de kookketels en de bijhorende aan- en afvoerleidingen met drie kranen. Op een tegelvloer rond de ketels na, die via een houten trapje bereikbaar is, is deze ruimte voorzien van een plankenvloer. Tegen de zuidmuur bevinden er zich nog restanten van oude elektrische leidingen alsook een transformator (220 V naar 24 V) in functie van de reiniging van de kookketels. Op een gording staat een deels vervaagd opschrift in krijt: ”FRANS FERDINAND 1897”, dat verwijst naar de kuiper die de eerste tonnen voor de nieuwe brouwerij vervaardigde.

In de noordwesthoek van de brouwzaal geeft een houten steektrap met ijzeren leuning toegang tot de noordelijke zolderruimte of baudelotruimte. Op de betonnen vloer van deze open ruimte, die met een ijzeren balustrade is afgesloten, staat de roodkoperen afsijpelingskoeler, waarmee het warme wort in eerste instantie werd afgekoeld. Deze wortkoeler (baudelot of réfrigéreant) (met een lengte van 250 cm) is voorzien van een koperen goot en vijftien onderliggende koperen koud- en pekelwaterbuizen en aan beide uiteinden verbonden met een ijzeren buizenstel met koperen kranen. Dit buizenstel is verbonden met de kookketels op de zuidelijke zolderruimte. In dezelfde ruimte bevindt zich ook een tubulaire koeler (van 5 m lang en een diameter van 22 cm), die werd vervaardigd door de firma Meura (opschrift: “USINES MEURA MATÉRIEL DE BRASSERIE TOURNAI - BELGIQUE”) en zeer waarschijnlijk in het kader van de aanpassingen in 1932-1933 werd geïnstalleerd. Met het katrolsysteem dat aan de vloer is vastgemaakt werden de biertonnen uit de kelder mechanisch opgehaald.
Vanuit de baudelotruimte leidt een ijzeren trap met leuning naar de koelruimte.

Koelruimte

De koelruimte bevindt zich onder het zadeldak van het brouwerijgebouw. Deze hoge ligging vergemakkelijkte de ventilatie. Een gietijzeren koelschip, rustend op I-profielen, neemt de volledige ruimte in. Op de voorzijde van de koelbak staat vermeld: “BAC RÉFROIDISSOIR N° 2” EN “60 H 75 L”. Boven het koelschip wordt het dak onderbroken door een luchtstraat om de warme dampen van het gehopte wort makkelijker te laten ontsnappen.

Brouwerijkelder nr. 3

Brouwerijkelder nr. 3 laat zich kenmerken door een plafond van witgekalkte bakstenen troggewelven, witgekalkte muren en een betonnen vloer. Naar de oude functie van lageringskelder, ingericht omstreeks 1932-1933, verwijzen een grote lagertank, twee kleine lagertanks met de merknaam “USINES BOEL-MARLIER ROUCOURT (HAINAUT) BELGIQUE”, en een aan het plafond bevestigd ventilatiesysteem. Een andere verwijzing naar de in een lageringskelder vereiste lage temperatuur vormt de isolatiedeur tussen de brouwerijkelders nr. 2 en nr. 3, vervaardigd door “ISOLATIONS FRIGORIQUES LIÈGES AGGLOMÉRÉS LA QUERCINE AVENUE LOUISE 101 - BRUXELLES”. Afkomstig uit deze gistingsruimte en thans opgesteld in brouwerijkelder nr. 3 zijn de twee gietijzeren gistingskuipen, namelijk een ronde geëmailleerde kuip en een rechthoekige gemamoeteerde kuip met de merknaam “USINES BOEL-MARLIER”. De kelder herbergt ook een aantal brouwerijtoestellen die afkomstig zijn van de ruimtes die van een nieuwe functie werden voorzien.

De zogenaamde garage

Haaks georiënteerd op het brouwerijgebouw en de Beekstraat bevindt zich een verankerd roodbakstenen volume dat dateert van omstreeks 1933. Dit gebouw, dat was bedoeld voor de inrichting van een nooit gerealiseerde moderne brouwzaal, telt twee bouwlagen onder een roodpannen zadeldak. Aan de koerzijde is het gelijkvloerse niveau doorbroken door twee grote openingen, destijds voor het stallen van de brouwerijvoertuigen. De cementbepleistering, die de openingen accentueert, draagt het opschrift “BROUWERIJ DE KROON”. Ten behoeve van de accijnsbeambten moest de brouwerijfunctie duidelijk zichtbaar vanop de openbare weg worden aangegeven. Aan de centrale penant is een oude manuele “SHELL”-benzinepomp bevestigd. Op de bovenverdieping, die vóór de herbestemming als horeca als opslagruimte fungeerde, bevinden zich drie vensteropeningen onder een getoogde bakstenen strek met natuurstenen sluit- en hoekstenen. De smalle, in een puntgevel oplopende blinde zijgevel aan de oostzijde (palend aan de Beekstraat) vertoont op het gelijkvloerse niveau een dichtgemetseld laadvenster onder natuurstenen linteel. Nabij de op de begane grond afgeronde noordoosthoek bevindt zich een beglaasde gevelnis met Madonna en Kind. De noord- of straatgevel (aan de Schaveystraat), opgevat als een lange lijstgevel met korte dakoverstek, wordt enkel op de eerste verdieping door vier kleine segmentbogige vensteropeningen (met recent schrijnwerk) doorbroken. Het oostelijke muurgedeelte is hoger opgetrokken en vertoont een verzonken veld, vermoedelijk bedoeld voor een brouwerijenseigne. Beide gevels zijn voorzien van een gecementeerde plint. Het interieur werd bij de herbestemming in 2013 aangepast en heringericht als eetcafé.

Tussen het brouwerijgebouw en de zogenaamde garage bevonden zich twee volumes met lessenaarsdak. Het behouden westelijke volume, dat tegen het brouwerijgebouw aansluit, gaf destijds toegang tot de bottelarij of afvulplaats. Het oostelijke volume, dat fungeerde als de opslagplaats van het leeggoed, werd bij de herbestemming in 2013 opgetrokken en voorzien van een pannen zadeldak, parallel met het dak van het brouwerijgebouw. Ook werden de erfgevels van beide volumes toen bekleed met cortenstaal. Beide volumes zijn nu in het laboratorium geïntegreerd.

De brouwerswoning

Aan de zuidzijde van de brouwerijkoer bevindt zich de brouwerswoning, een verankerd roodbakstenen bouwvolume van twee bouwlagen en vijf traveeën. Boven een houten bakgoot en kroonlijst met klossen dekt een half schilddak, doorbroken door twee schoorstenen, de woning af. Centraal in de erfgevel steekt in een rechthoekige natuurstenen omlijsting de houten voordeur met panelendecoratie. Boven de deur is een vast bovenlicht voorzien. Twee natuurstenen treden accentueren de verhoogde inkom. Links en rechts wordt deze geflankeerd door twee vensters met T-kozijnen en bovenlicht. Op de bovenverdieping steken in de eerste, derde en vijfde travee vensters met identiek schrijnwerk. De tussenliggende traveeën vertonen blinde vensters. Alle ramen zijn witgeschilderd en voorzien van een stenen dorpel en latei, die met een getoogde bakstenen strek wordt overspannen. Rechts van de inkompartij steken boven het maaiveld in de gecementeerde gevelplint twee rechthoekige keldervensters. De plint loopt door over de gesloten straatgevel. In de sobere achtergevel steken de deur- en vensteropeningen onder een getoogde bakstenen strek met onderliggende natuurstenen latei. Boven de achterdeur bevindt zich een vast bovenlicht. Kenmerkend voor de bovenverdieping zijn de drie tweelichten.

Het kantoorgebouw

Tegen de westelijke zijgevel van de brouwerswoning leunt het kantoorgebouw aan, een lager gebouw van twee bouwlagen onder zadeldak, dat dateert van 1932-1933. Links, op de bovenverdieping situeerden zich de burelen, die door een ijzeren trap onder een glazen luifel worden ontsloten. Het interieur vertoont een sobere inrichting van latere datum. De onderliggende verdieping was ingevuld met technische ruimtes, noodzakelijk voor de koelinstallatie die omstreeks 1933 het lageren en klaren mogelijk maakte. Vandaag zijn deze ruimtes onder meer ingevuld met een hoogspanningscabine in functie van de nieuwe proefbrouwerij. Een in de muur verankerd controlepaneel met vermelding “PHOENIX GAND” verwijst naar de compressor die er destijds stond maar nu in de brouwerijkelder nr. 2 is opgesteld. Het rechtergedeelte van het kantoorgebouw maakt deel uit van de hedendaagse brouwerij en geeft – net als voorheen – toegang tot achterliggende bijgebouwen.

  • BECUWE F. 2011: Het gerief van de bierbrouwer. Producenten van brouwerijmachines en -benodigdheden in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, Het Vlaams brouwbedrijf in historisch perspectief 16, Alveringem.
  • BECUWE F. 2015: De drijvende kracht van de bierbrouwer. Natuurlijke en mechanische krachtbronnen en hun producenten in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, Het Vlaams brouwbedrijf in historisch perspectief 20, Alveringem.
  • BECUWE F. 2016: Tel orge, tel malt. Klein- en grootmouterijen in Vlaanderen ((1850-1950), Relicta Monografieën 10, Brussel – Gent.
  • BECUWE F. 2021-2022: Van De Snoek en consorten. De dorpsbrouwerij in Vlaanderen, ca. 1750 - ca. 1950, Het Vlaams brouwbedrijf in historisch perspectief 26-27, Alveringem.
  • TOLLET A. 2015: Vlaams-Brabant drinkt. Bier- en jenevercultuur sinds 1800, Leuven.
  • VANNOPPEN H. 1993: Brouwerij- en jeneverstokerijgeschiedenis in Midden-Brabant, Midden-Brabant 8, 55-70.
  • VANNOPPEN H. 2001: Een korte evolutie van de brouwerijgebouwen in Vlaanderen, Ons Heem 55.1, 15-18.
  • VANPÉE D. 2003: Van een lokale brouwerij en bier te Neerijse. Deel 5, Huldenbergs Heemblad 22.1, 2-16.
  • VANPÉE D. 2003: Van een lokale brouwerij en bier te Neerijse. Deel 6, Huldenbergs Heemblad 22, 2, 141-160.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/24045/101.1, Brouwerij De Kroon.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Brouwerij De Kroon [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200080 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.