Teksten van Landhuis Michiels met tuin

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200088

Landhuis Michiels met tuin ()

Landhuis in eclectische stijl gebouwd in 1903 met langwerpige villatuin in landschappelijke stijl van 3,5 hectare, min of meer symmetrisch aangelegd; conciërgewoning tegen de westelijke perceelgrens; wegenpatroon met een dubbele lus met vijvertje; zware verbouwingen en verminkingen (rusthuis, conferentiecentrum).

Historiek

In 1903 liet August Michiels (1831-1903) zich, ter bekroning van een succesvolle carrière als wisselagent in Brussel, een fraai landhuis bouwen aan de noordwestelijke rand van zijn geboortestad. Volgens C. Noppen zou Alphonse Ballat de ontwerper zijn, maar die was op dat moment reeds overleden. De keuze viel op een langgerekt blok gevormd door twee percelen langs de oude Leuvensestraat (nu Rozenstraat), percelen die vroeger eigendom waren van respectievelijk de kerk en de 'commissie van openbare onderstand'. August Michiels heeft het landhuis nooit bewoond, want hij overleed nog datzelfde jaar. Edouard Michiels, een lid van een bekende boomkwekersfamilie uit Scherpenheuvel, erfde het goed maar verkocht het al in 1907. Momenteel doet het dienst als rusthuis, waarvoor in de jaren 1960 aan de westzijde een nieuwe vleugel werd aangebouwd.

Beschrijving

Het landhuis met kasteelallures is vanaf de Rozenstraat bereikbaar via de tuin met een lusvormige toegangsweg. De plattegrond is te herleiden tot een U-vorm met aan weerszijden een paviljoenvormige uitbouw en een ronde en rechthoekige hoektoren. Het geheel is opgetrokken in een combinatie van hardsteen en geglazuurde witte baksteen met een natuurleien bedaking. Het omvat een ruim souterrain en twee bouwlagen en kan getypeerd worden als eclectisch met overwegende neorenaissance-inslag (kruisvensters, korfbogen, torens), terwijl het materiaalgebruik eerder aan de art nouveau herinnert (witte geglazuurde baksteen, beglaasde luifel, smeedwerk van perron, terras en dakbekroningen). Opvallend is ook de rijke en verzorgde detailafwerking, die vooral in uiting komt in het veelvuldig gebruik van blauwe hardsteen en smeedwerk. Dezelfde verzorgde afwerking geldt eveneens het historiserend interieur (opvallend gaaf bewaard). Boven het als een licht afgeschuinde sokkel uitgewerkte, volledig in hardsteen uitgevoerde souterrain waar de dienstruimten zijn ondergebracht bevindt zich het over twee niveaus verspreide woongedeelte opengewerkt met grote kruisvensters met hardstenen omlijsting en dubbel ontlastingssysteem.

De overluifelde inkompartij situeert zich in de zuidgevel. Een brede, door muurtjes geflankeerde, hardstenen trappartij leidt naar een rechthoekig, betegeld perron met een korfbogige vensterdeur geflankeerd door twee vensters. Het perron met tussen cirkelvormige hardstenen pijlers gevatte smeedijzeren balustrade is overkapt met een oorspronkelijk beglaasde (nu golfplaten) luifel op smeedijzeren schoren. De toegang krijgt een extra accent in de vorm van een aanleunend hoektorentje voor de diensttrap, voorzien van vier smalle rondboogvenstertjes en een kegelvormige bedaking.

Twee registers van grote kruisvensters en vier korfbogige openingen, waaronder twee vensterdeuren bepalen de strakke ordonnantie van de achtergevel. Het geheel wordt afgedekt door een complexe, natuurleien bedaking op geprofileerde houten schoren met fraai gedetailleerd dakkapellen, diverse schouwelementen en smeedijzeren nok- en topbekroningen. Zoals eerder vermeld wordt de eveneens met kruisvensters opengewerkte oostelijke zijgevel gedomineerd door een deels ingebouwde vierkante toren.

Op de westelijke perceelsgrens bevindt zich een dienstgebouw (nummer 17A) oorspronkelijk wellicht bestemd als woning voor conciërge of tuinman. Deze werd in dezelfde stijl ontworpen en met dezelfde zorg voor details. Het heuveltje in de noordwesthoek van de tuin is een abri, die vermoedelijk op het einde van de jaren 1930 werd gebouwd met het oog op de komende oorlog.

Tuin

De tuin zoals hij voorkomt op de stafkaarten van 1909 en 1931 heeft een eenvoudige structuur, die ook bepaald werd door de beperkte oppervlakte (3,5 hectare) en de langwerpige vorm van het perceel: een 8-vorm of dubbele lus met de villa in het knooppunt. De kleine, naar de Rozenstraat toegekeerde lus, vormt de toegangsweg en de uitrit en omsluit het 'ceremoniële' gedeelte, het ere-erf. Van de oorspronkelijke hoogstammige beplanting die bedoeld was om het zicht op de villa te omkaderen, blijven nog enkele exemplaren over: een moeraseik (Quercus palustris) met 245 cm stamomtrek en een enigszins gehavende treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula') met 228 centimeter. Van een recentelijk gesneuvelde zilverlinde (Tilia tomentosa) is nog de stronk met opslag aanwezig.

De grote lus aan de noord- of achterzijde van de villa loopt door dicht plantsoen dat oorspronkelijk een bergafwaarts lopende vista omkaderde met een gelobd vijvertje als eindpunt. Aan de naar de villa toegekeerde oever bevindt zich een rond terrasje, dat grotendeels door een als zitbank bedoeld, bakstenen muurtje wordt omsloten. Van de oorspronkelijke beplanting in dit gedeelte zijn nog ongeveer twintig bomen overgebleven, met stamomtrekken tussen 2 en 3 meter, maar ook enkele uitzonderlijk dikke exemplaren, waarvan moeilijk kan worden aangenomen dat zij nog geen eeuw oud zijn. Dit geldt onder meer voor de twee (ten opzichte van de vista symmetrisch opgestelde) bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') achter het vijvertje, met respectieve omtrekken van 371 cm en 326 centimeter. De twee treurbeuken, de witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en de moeraseik in die omgeving hebben meer normale afmetingen. Aan het andere uiteinde van deze vista, in de omgeving van het landhuis, staan enkele oude bomen: een zwarte walnoot (Juglans nigra) en vier zilverlindes, waarvan andermaal één van buitenissige afmetingen: 369 cm stamomtrek. Verspreid over de tuin komen enkele oude struiken schijnhulst (Osmanthus heterophyllus) voor, waarvan één de zeldzame cultivar 'Myrtifolius'.

Door de bouw van het houten prefabgebouw dat als 'bezinningscentrum' dienstdoet en de nivelleringswerken die daaraan voorafgingen, werden de vista en de beplantingen van het middengedeelte van de tuin grotendeels vernietigd. In deze zone komt bijna niets anders voor dan hoge opslag van robinia (Robinia pseudoacacia) en gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).

Merkwaardige bomen (opname 8 augustus 1997)
(Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.)

  • 5. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 371
  • 13. zwarte walnoot (Juglans nigra) 252
  • 15. zilverlinde (Tilia tomentosa) 369
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Scherpenheuvel, art. 1242 en 1493.
  • NOPPEN C., Het kasteel van Scherpenheuvel, in Brabantse Folklore nr. 166, 1965, p. 245-249.

Deze tekst is een samenvoeging van de teksten:

  • AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2008: Landhuis Michiels met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125652 (geraadpleegd op 29 oktober 2019)
  • DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.

Auteurs:  Deneef, Roger; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Paesmans G. 2019: Landhuis Michiels met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313251 (geraadpleegd op ).


Landhuis Michiels ()

Twee bouwlagen en een ruim souterrain tellend landhuis uit 1903, in eclectische stijl. Opvallend is de rijke en verzorgde detailafwerking die vooral tot uiting komt bij de royaal aangewende blauwe hardsteen en het sierlijke smeedwerk van perron, terras en dakbekroningen. Dezelfde verzorgde afwerking geldt eveneens het historiserend interieur (opvallend gaaf bewaard). Het villatuinconcept is nog duidelijk herkenbaar.

Het landhuis met kasteelallures is vanaf de Rozenstraat bereikbaar via de tuin met een lusvormige toegangsweg. De plattegrond is te herleiden tot een U-vorm met links en rechts twee paviljoenvormige uitbouwen en een ronde en rechthoekige hoektoren. Het geheel is opgetrokken in een combinatie van hardsteen en geglazuurde witte baksteen met een natuurleien bedaking.

Boven het als een licht afgeschuinde sokkel uitgewerkte, volledig in hardsteen uitgevoerde souterrain waar de dienstruimten zijn ondergebracht bevindt zich het over twee niveaus verspreide woongedeelte opengewerkt met grote kruisvensters met hardstenen omlijsting en dubbel ontlastingssysteem.

De overluifelde inkompartij situeert zich in de zuidgevel. Een brede, door muurtjes geflankeerde, hardstenen trappartij leidt naar een rechthoekig, betegeld perron met een korfbogige vensterdeur geflankeerd door twee vensters. Het perron met tussen cirkelvormige hardstenen pijlers gevatte smeedijzeren balustrade is overkapt met een oorspronkelijk beglaasde (nu golfplaten) luifel op smeedijzeren schoren. De toegang krijgt een extra accent in de vorm van een aanleunend hoektorentje (diensttrap) voorzien van vier smalle rondboogvenstertjes en een kegelvormige bedaking.

Twee registers van grote kruisvensters en vier korfbogige openingen waaronder twee vensterdeuren bepalen de strakke ordonnantie van de achtergevel. Het geheel wordt afgedekt door een complexe, natuurleien bedaking op geprofileerde houten schoren met fraai gedetailleerd dakkapellen, diverse schouwelementen en smeedijzeren nok- en topbekroningen. Zoals eerder vermeld wordt de eveneens met kruisvensters opengewerkte oostelijke zijgevel gedomineerd door een deels ingebouwde vierkante toren.

Op de westelijke perceelsgrens bevindt zich een dienstgebouw (nummer 17A) oorspronkelijk wellicht bestemd als woning voor conciërge of tuinman. Het heuveltje in de noordwesthoek van de tuin is een abri, die vermoedelijk op het einde van de jaren 1930 werd gebouwd met het oog op de komende oorlog.

De tuin heeft een eenvoudige structuur. Van de oorspronkelijke hoogstammige beplanting die bedoeld was om het zicht op de villa te omkaderen blijven nog enkele exemplaren over. De grote lus aan de noord- of achterzijde van de villa loopt door dicht plantsoen dat oorspronkelijk een bergafwaarts lopende vista omkaderde met een vijvertje als eindpunt. Van de oorspronkelijke beplanting in dit gedeelte zijn nog een twintigtal bomen overgebleven. Door de bouw van een 'bezinningscentrum’ en de nivelleringswerken die daaraan voorafgingen, werden de vista en de beplantingen grotendeels vernietigd.


Bron: Beschermingdossier DB002154
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2008: Landhuis Michiels met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125652 (geraadpleegd op ).


Tuin van het kasteel van Scherpenheuvel ()

Landhuis in eclectische stijl gebouwd in 1903 met langwerpige villatuin in landschappelijke stijl van 3,5 hectare, min of meer symmetrisch aangelegd; conciërgewoning tegen de westelijke perceelgrens; wegenpatroon met een dubbele lus met vijvertje; zware verbouwingen en verminkingen (rusthuis, conferentiecentrum).

In 1903 liet August Michiels (1831-1903) zich, ter bekroning van een succesvolle carrière als wisselagent in Brussel, een fraai landhuis bouwen aan de noordwestelijke rand van zijn geboortestad (volgens C. Noppen zou Alphonse Ballat de ontwerper zijn, maar die was op dat moment reeds overleden). De keuze viel op een langgerekt blok gevormd door twee percelen langs de oude Leuvensestraat (nu Rozenstraat), percelen die vroeger eigendom waren van respectievelijk de kerk en de 'commissie van openbare onderstand'. August Michiels heeft het landhuis nooit bewoond, want hij overleed nog datzelfde jaar. Edouard Michiels, een lid van de bekende Scherpenheuvelse boomkwekersfamilie, erfde het goed maar verkocht het al in 1907. Momenteel doet het dienst als rusthuis, waarvoor in de jaren 1960 aan de westzijde een nieuwe vleugel werd aangebouwd.

Het landhuis met kasteelallures heeft een U-vormig grondplan met langs weerszijden van de hoofdvleugel twee paviljoenvormige uitbouwen en een ronde en vierkante hoektoren. Het omvat een ruim souterrain en twee bouwlagen en kan getypeerd worden als eclectisch met overwegende neorenaissance-inslag (kruisvensters, korfbogen, torens), terwijl het materiaalgebruik eerder aan de art nouveau herinnert (witte geglazuurde baksteen, beglaasde luifel, smeedwerk van perron, terras en dakbekroningen). Opvallend is ook de rijke en verzorgde detailafwerking. De combinatie van blauwe hardsteen, natuurleien en witte geglazuurde baksteen – een materiaal dat rond 1900 veelvuldig werd gebruikt bij stedelijke burgerwoningen – geeft het gebouw een kleurrijk uitzicht. Links (aan de westzijde) van het landhuis bevindt zich een woning voor tuinier of huisbewaarder die in dezelfde stijl en met dezelfde zorg voor details is ontworpen. Het heuveltje in de noordwesthoek van de tuin is geen ijskelder maar een abri, die vermoedelijk aan het einde van de jaren 1930 werd gebouwd met het oog op de komende oorlog.

De tuin zoals hij voorkomt op de stafkaarten van 1909 en 1931 heeft een eenvoudige structuur, die ook bepaald werd door de beperkte oppervlakte (3,5 hectare) en de langwerpige vorm van het perceel: een 8-vorm of dubbele lus met de villa in het knooppunt. De kleine, naar de Rozenstraat toegekeerde lus, vormt de toegangsweg en de uitrit en omsluit het 'ceremoniële' gedeelte, het ere-erf. Van de oorspronkelijke hoogstammige beplanting die bedoeld was om het zicht op de villa te omkaderen, blijven nog enkele exemplaren over: een moeraseik (Quercus palustris) met 245 cm stamomtrek en een enigszins gehavende treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula') met 228 centimeter. Van een recentelijk gesneuvelde zilverlinde (Tilia tomentosa) is nog de stronk met opslag aanwezig.

De grote lus aan de noord- of achterzijde van de villa loopt door dicht plantsoen dat oorspronkelijk een bergafwaarts lopende vista omkaderde met een gelobd vijvertje als eindpunt. Aan de naar de villa toegekeerde oever bevindt zich een rond terrasje, dat grotendeels door een als zitbank bedoeld, bakstenen muurtje wordt omsloten. Van de oorspronkelijke beplanting in dit gedeelte zijn nog ongeveer twintig bomen overgebleven, met stamomtrekken tussen 2 en 3 meter, maar ook enkele uitzonderlijk dikke exemplaren, waarvan moeilijk kan worden aangenomen dat zij nog geen eeuw oud zijn. Dit geldt onder meer voor de twee (ten opzichte van de vista symmetrisch opgestelde) bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') achter het vijvertje, met respectieve omtrekken van 371 cm en 326 centimeter. De twee treurbeuken, de witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en de moeraseik in die omgeving hebben meer normale afmetingen. Aan het andere uiteinde van deze vista, in de omgeving van het landhuis, staan enkele oude bomen: een zwarte walnoot (Juglans nigra) en vier zilverlindes, waarvan andermaal één van buitenissige afmetingen: 369 cm stamomtrek. Verspreid over de tuin komen enkele oude struiken schijnhulst (Osmanthus heterophyllus) voor, waarvan één de zeldzame cultivar 'Myrtifolius'.

Door de bouw van het houten prefabgebouw dat als 'bezinningscentrum' dienstdoet en de nivelleringswerken die daaraan voorafgingen, werden de vista en de beplantingen van het middengedeelte van de tuin grotendeels vernietigd. In deze zone komt bijna niets anders voor dan hoge opslag van robinia (Robinia pseudoacacia) en gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).

Merkwaardige bomen (opname 8 augustus 1997)
(Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.)

  • 5. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 371
  • 13. zwarte walnoot (Juglans nigra) 252
  • 15. zilverlinde (Tilia tomentosa) 369
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Scherpenheuvel, art. 1242 en 1493.
  • NOPPEN C., Het kasteel van Scherpenheuvel, in Brabantse Folklore nr. 166, 1965, p. 245-249.

Bron: DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.
Auteurs:  Deneef, Roger; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Paesmans G. 2007: Landhuis Michiels met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313250 (geraadpleegd op ).