Voormalige onderwijzerswoning van de jongensschool van Merchtem, gebouwd omstreeks 1863-1864 naar ontwerp van provinciaal architect Louis Spaak. Hoewel de bijhorende klassenvleugel werd gesloopt, vormt de woning een representatief voorbeeld van de schoolarchitectuur uit het derde kwart van de 19de eeuw en is ze eveneens exemplarisch voor het oeuvre van architect Spaak. De onderwijzerswoning is beeldbepalend ingeplant tegenover de parochiekerk en de borchtsite.
In juni 1861 was er voor het eerst sprake van een nieuwe gemeenteschool en dit naar aanleiding van opmerkingen van de provincie over de in 1838 opgerichte school op de plaats van het huidige gemeentehuis, die te wensen overliet betreffende capaciteit, verlichting en gezondheid. Op 9 september 1861 besliste de gemeenteraad een nieuwe school te bouwen. Hiertoe werd een historische hofstede met 13 are 70 centiare grond, die ook in gebruik was geweest als brouwerij Den Rooden Leeuw, aangekocht; na sloping van de bestaande gebouwen zou dit een geschikte locatie vormen, centraal gelegen, vlak tegenover de parochiekerk.
De openbare aanbesteding vond plaats op 19 maart 1863. De werken, geraamd op 32.500 frank, werden toegewezen aan aannemer Petrus Sacré uit Merchtem. Door graaf de Beughem de Lippelo werd een weide ter beschikking gesteld voor de aanmaak van 250.000 bakstenen terwijl voor de voorgevel gebruik werd gemaakt van Boomse baksteen. De blauwe hardsteen was afkomstig uit de groeven van Feluy. Laurentius Vandervorst en Judocus Tassenoy, beide uit Merchtem, stonden respectievelijk in voor de timmer- en schilderwerken.
Zoals in die periode gebruikelijk werd voor het ontwerp beroep gedaan op de provinciaal architect. Deze functie werd op dat moment waargenomen door Louis Spaak (1804-1893). Na een opleiding aan de Academie van Brussel en aan de Ecole des Beaux-Arts te Parijs was Louis Spaak van 1830 tot 1867 actief als provinciaal architect voor Brabant. In die functie was hij niet alleen betrokken bij diverse aanpassingen en restauraties van kerken maar realiseerde hij ook tal van openbare gebouwen gaande van kerken, gemeentehuizen, scholen tot een hospitaal en zelfs een gevangenis. Zijn oeuvre is overwegend neoclassicistisch geïnspireerd en getuigt van een grote soberheid, eenvoud en regelmaat. De meeste van zijn werken zijn inmiddels gesloopt, wat ook geldt voor het gemeentehuis en het gasthuis (1845) van Merchtem.
Het schoolgebouw was in juli 1866 klaar voor gebruik. De onderwijzerswoning werd bewoond door de opeenvolgende schoolhoofden en hun families. Omstreeks 1930 telde de school bijna 300 leerlingen en acht onderwijzers. Op 7 januari 1938 werd de school verlaten in functie van de nieuwe gemeentelijke jongensschool in de Stationsstraat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in de lokalen onder meer de zagerij en kistenmakerij Joostens ondergebracht. Na de oorlog werd het schoolgebouw tot in 1983 gebruikt door de politiediensten. Nadien stond het pand geruime tijd leeg en omstreeks 1995 werden de klaslokalen gesloopt.
De renovatie van het schoolgebouw werd voorbereid vanaf circa 2000 en aangevat omstreeks 2010. Op 13 juni 2014 volgde de opening van het zogenaamde August De Boeckhuis. Het herbestemde pand werd op die manier genoemd naar een voornaam Merchtems componist, die leefde van 1865 tot 1937. Vandaag doet het gebouw dienst als archiefruimte van de Heemkundige Kring Soetendaelle, als trouwzaal, vergaderruimte en August De Boeckmuseum.
De parallel met de straat ingeplante jongensschool was samengesteld uit de woning van de hoofdonderwijzer met aansluitend op de achtergevel drie klaslokalen. De klassenvleugel was een eenlaags rechthoekig volume met zadeldak dat inmiddels werd gesloopt.
De woning van de hoofdonderwijzer is opgevat als een compact, rechthoekig volume, drie traveeën breed, twee bouwlagen hoog en afgedekt met een zwak hellend schilddak van zwarte pannen. Oorspronkelijk volledig bepleisterd, zoals bouwsporen duidelijk aantonen, is het materiaalgebruik momenteel goed afleesbaar: overwegend baksteen met gebruik van witte natuursteen voor de plint en muurbanden en blauwe hardsteen voor cordons; blauwe hardsteen werd ook aangewend voor de lekdrempels op consoles, de omlopende waterlijsten met gestrekte uiteinden boven de muuropeningen en de deuromlijsting.
De gevelopstand wordt gekarakteriseerd door een centraal inkomrisalitiet met driehoekige bekroning waarop links en rechts de door hoekpilasters met verdiepte schacht afgelijnde zijtraveeën aansluiten. De middentravee wordt nog geaccentueerd door de schaduwwerking van de verdiepte, in een hardstenen rondboog gevatte inkomdeur en een gekoppeld rondboogvenster met verdeelzuiltje en bekronende oculus op de verdieping. De versiering van de zijtraveeën beperkt zich tot een evenwichtige plaatsing van afwisselend lichtgetoogde en rondboogvensters. Al het schrijnwerk is vernieuwd naar oorspronkelijk model.
De volledig vlak gehouden zijgevels tonen een sobere ritmering van lichtgetoogde benedenvensters en rondboogvensters op de verdieping, telkens voorzien van een druiplijst in gesinterde baksteen.
Tegen de achtergevel is een sterk beglaasde nieuwbouw gerealiseerd. Het oorspronkelijke interieur was reeds ontmanteld voor de restauratie.
Auteurs: Verhelst, Julie; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. & Paesmans G. 2017: Onderwijzerswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195329 (geraadpleegd op ).
In juni 1861 is er voor het eerst sprake van een nieuwe gemeenteschool en dit naar aanleiding van opmerkingen van de provincie over de in 1838 opgerichte school die te wensen overliet wat betreft capaciteit, verlichting en gezondheid. Op 9 september 1861 besliste de gemeenteraad een nieuwe school te bouwen. Hiertoe werd een hofstede met 13 a 70 ca grond (sectie H, nummer 84a) aangekocht die na sloop een geschikte locatie zou vormen, centraal gelegen, vlak tegenover de parochiekerk. De openbare aanbesteding vond plaats op 19 maart 1863. De werken, geraamd op 32.500, werden toegewezen aan aannemer Sacré uit Merchtem. Door graaf de Beughem de Lippelo werd een weide ter beschikking gesteld voor de aanmaak van 250.000 bakstenen terwijl voor de voorgevel gebruik werd gemaakt van Boomse baksteen. De blauwe hardsteen was afkomstig uit de groeven van Feluy. Vandervorst en Tassenoy, beide uit Merchtem, stonden respectievelijk in voor de timmer- en schilderwerken. Zoals in die periode gebruikelijk werd voor het ontwerp beroep gedaan op de provinciale architect, functie die op dat moment werd waargenomen door Louis Spaak.
De parallel met de straat ingeplante jongensschool, in de onmiddellijke nabijheid van de beschermde Onze-Lieve-Vrouwkerk en de borchtsite, was samengesteld uit de woning van de hoofdonderwijzer met aansluitend op de achtergevel drie klaslokalen. Deze laatsten, ondergebracht in een eenlaags rechthoekig volume met zadeldak zijn inmiddels gesloopt.
De woning van de hoofdonderwijzer is opgevat als een compact, rechthoekig volume, drie traveeën breed, twee bouwlagen hoog en afgedekt met een zwak hellend schilddak van zwarte pannen. Oorspronkelijk volledig bepleisterd, zoals bouwsporen duidelijk aantonen, is het materiaalgebruik momenteel goed afleesbaar: overwegend baksteen met gebruik van witte natuursteen voor plint en cordonlijsten en blauwe hardsteen eveneens voor cordonlijsten alsook voor omlijstingen, dorpels en ontlastingsbogen.
De gevelopstand wordt gekarakteriseerd door een centrale, licht vooruitspringende, risalietvormige inkompartij met driehoekige bekroning waarop links en rechts de door verdiepte hoekpilasters afgelijnde zijtraveeën aansluiten. De middentravee wordt nog geaccentueerd door de schaduwwerking van de verdiepte, in een hardstenen rondboog gevatte inkomdeur en een vensterloggia in de vorm van een gekoppeld rondboogvenster met verdeelzuiltje en bekronende oculus op de verdieping.
De versiering van de zijtraveeën beperkt zich tot een evenwichtige plaatsing van afwisselend lichtgetoogde en rondboogvensters met hardstenen druiplijsten en op sokkels rustende onderdorpels. Een doorlopende plint en brede lijsten die de onderdorpels verbinden en de bouwlagen markeren zorgen voor een strakke binding tussen midden- en zijtraveeën.
De volledig vlak gehouden zijgevels tonen een sobere ritmering van lichtgetoogde vensters op het gelijkvloers, rondboogvensters op de verdieping, telkens voorzien van een druiplijst in gesinterde baksteen.
Alle ramen zijn voorzien van wit geschilderd, T-vormig schrijnwerk, met nog twee bewaarde luiken in de rechterzijgevel. De groen geschilderde voordeur wordt bekroond met een waaiervormig bovenlicht. Het interieur werd volledig ontmanteld.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002133, Onderwijzerswoning.
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2001: Onderwijzerswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125678 (geraadpleegd op ).