Wederopbouwhoeve. Met haar kruisvensters, bolkozijnen, trap- en topgevels, houten modillons en kraagstenen zijn de detailverwijzingen naar de zogenaamde traditionele bak- en zandsteenstijl legio. De soberheid in materiaalgebruik staat in sterk contrast tot het levendige volumespel met licht verspringende nokken en kroonlijsten en steile, uitzwenkende en zwaar overkragende daken.
De hoeve Piekaerts, genoemd naar de laatste uitbaters, bevindt zich ten zuidwesten van de dorpskern. In de nazomer van 1914 volledig verwoest werd ze circa 1918 heropgebouwd en dit, naar verluidt met financiële steun van het Oeuvre Suisse Belge. De meestal gebruikelijke gedenksteen met adelaar en wapenschild in de straatgevel ontbreekt.
De Ferrariskaart (circa 1777) toont twee parallel met de straat ingeplante langgerekte volumes. Volgens de Atlas der Buurtwegen(1840) werd dit complex met een westvleugel uitgebreid tot een U-vorm. Op het plan van 15 februari 1916 met aanduiding van de verwoeste gebouwen in Eppegem en opgemaakt door Leopold Engelebert is de noordvleugel verdwenen en vervangen door een vleugel aan de oostzijde van het erf. Deze inplanting zal worden hernomen bij de wederopbouw. De hoeve Piekaerts is een middelgrote hoeve, opgetrokken in een roodbruine baksteen met steile, sterk overkragende en uitbuigende zadeldaken (rode Pottelbergse pan). Het U-vormige complex omvat een woonhuis, herkenbaar aan de twee getrapte straatgevels, met links een L-vormige stal- en wagenhuisvleugel en rechts de toegang tot het erf met aansluitend de in 1949 na een brand heropgetrokken langsschuur. Los van de hoeve, meer oostwaarts bevindt zich het vrijstaande bakhuis, een klein rechthoekig volume met zadeldak.
Zoals overal elders in het land werd bij de wederopbouw geopteerd voor een neotraditionele vormgeving waarbij de zogenaamde streekeigen architectuur de inspiratiebron vormde. Typerend voor de volumewerking is het sterk wisselende dakenspel met licht verspringende nokken en kroonlijsten, vrij steile daken die onderaan licht uitzwenken tot een zware dakoversteek op geprofileerde houten modillons, diverse doorbraken met trapgevels en eveneens getrapte dakkapellen, het geheel bekroond met slanke schouwmassieven. Dit pittoreske effect wordt ondersteund door de op regelmatige afstanden geplaatste, afgeschuinde steunberen die de vrijwel blinde stalvleugel schragen. Tegenover dit pittoreske volumespel staat een uiterst sobere gevelbehandeling. Afgezien van het met driedelige kruisvensters en bolkozijnen opengewerkte woonhuis toont de rest van het complex, en vooral de straatzijde, een sterk gesloten karakter. Deze algemene soberheid komt nog sterker tot uiting in de erfgevels met de eenvoudige rechthoekige muuropeningen van het woonhuis en de brede korfboogpoorten van het vroegere wagenhuis.