Ontginningshoeve, in oorsprong eigendom van de cisterciënzerinnen abdij van Valduc.
Naar verluidt bevond de hoeve zich alleszins vóór 1753 op een andere locatie. Funderingsresten zouden hiernaar verwijzen. Zoals veelal gebruikelijk bij de oudste hoeves kende het Rachierhof de gangbare evolutie van in los verband gegroepeerde lemen constructies naar een meer gestructureerde, versteende vierkantvorm, zoals voorgesteld op de figuratieve pre-kadastrale kaart van de baronie Bierbeek (circa 1760). Deze toont een vierkanthoeve met losse bestanddelen, opgetrokken in baksteen met pannen daken. Duidelijk herkenbaar is het huidige T-vormige woonhuis dat volgens de archivalia in 1753 werd heropgebouwd. Typologisch merkwaardig is het grote, vrijstaande volume rechts van de hoeve, ongeveer ter plaatse van het huidige bakhuis. Welke de bestemming was is niet te achterhalen. Het verdween blijkbaar kort nadien want op de Ferrariskaart (circa 1770) is het niet meer terug te vinden. Direct aansluitend op de hoeve lagen de moestuin en een grote boomgaard, het geheel met hagen omheind.
Het Rachierhof omgeven door weiland, akkers en relicten van een hoogstamboomgaard is ingeplant aan de oostrand van het Mollendaalbos. De hoeve bestaat uit een heterogeen geheel van bakstenen constructies met pannen zadeldaken, ingeplant volgens een semi-gesloten vierkantstructuur rond een gekasseide binnenkoer die wordt gesloten met smeedijzeren poorten. Rechts van de hoeve, middenin de boomgaard, het vrijstaande bakhuis. Het oudst en het meest in het oog springend is het witgeschiderde woonhuis uit 1753 met zijn T-vormige plattegrond en mank zadeldak op de erfvleugel. Het telt één bouwlaag van vier traveeën met korte dwarsvleugel onder zadeldak met bakstenen muizentandfries, aandaken, vlechtingen, top- en schouderstukken. De erfgevel is opengewerkt met rechthoekige openingen, omlijst met negblokken met sponningbeloop, langs de veldzijde voorzien van diefijzers. In het verlengde van en aansluitend op de woning bevindt zich een eenvoudig stalvolume met verspringende nok uit 1951. De westzijde van het erf wordt afgesloten met vrijstaande stalvleugel uit 1953 die sporen vertoont van een oudere kern.
De zuidvleugel omvat de drie traveeën diepe langsschuur, in de geveltop '1832' gedateerd. De oostelijke geveltop, met aandak, vlechtingen en topstuk, is opengewerkt met een poort met witstenen omlijsting, houten latei en boogbekroning met bovenaan in de top een uilengat. In 1954 werd ze aan de westkant uitgebreid met een nieuwe stal. De oostvleugel langs de straat ten slotte bevat de ondiepe varkensstal uit 1941, eveneens een verbouwing van een oudere kern, die nadien werd verhoogd.
- BOVIN K., GOEDSEELS V. en VAN MELLAERT P., Boerderijen in Bierbeek, Leuven, 1985.