Zeker tot het einde van de 16de eeuw opklimmend complex, gevormd door een aan de straat grenzend L-vormig hoofdgebouw, waarop aan de noordelijke zijde een achterhuis aansluit en aan de zuidzijde een kleine, haakse vleugel. De tuin van het complex wordt begrensd door een gedeelte van de eerste stadsomwalling - muur en een toren - en gaf via een achteruitgang zeker al in 1675 toegang tot het Handbooghof.
In zijn huidige vorm, acht traveeën tellend herenhuis met een kelderverdieping en twee bouwlagen onder een leien zadeldak, en een eenvoudige, bepleisterde lijstgevel die gekenmerkt wordt door registers van rechthoekige vensters in platte bandomlijsting, een door oplopende pilasters afgelijnd middenrisaliet en een neobarokke deuromlijsting met klokvormig bovenlicht. Het huidig voorkomen van de gevel is het resultaat van vele aanpassingen waarvan die in 1854 de meest ingrijpende was. Toen werd de oorspronkelijke gevel in traditionele bak- en zandsteenstijl omgevormd tot een neoclassicistische lijstgevel: het steile dak met zijtrapgevels, het laadvenster en het getrapt dakvenster werd vervangen door een minder hellend dak, de vensters werden verlaagd en de gevel bepleisterd. In 1874 werd in opdracht van de Nationale Bank, de toenmalig eigenaar van het complex, een bijkomende toegang naar de burelen gemaakt uiterst rechts in de gevel. Deze werd in 1946 vervangen door de bestaande deur in neobarokke omlijsting. In dezelfde campagne werd de monumentale rondboogpoort in het middenrisaliet vervangen door een lage garagepoort en een venster, en werden in het dak neobarokke dakkapellen geplaatst (architect F. Vandendael?). De rechter garagepoort kwam er in 1958.
De gevel en het dak werden recent (2002) gerenoveerd.
Hoewel sterk gewijzigd (1854?), vertoont de achtergevel van het hoofdgebouw nog sporen van de oorspronkelijk toestand in bak- en zandsteenstijl: een zandstenen plint, vensters in negblokomlijsting, resten van speklagen en een hoekketting. Twee laadvensters verwijzen naar de economische functie die het pand ooit moet gehad hebben.
Het achterhuis is ongetwijfeld het meest gaaf bewaard geheel van het complex en werd vermoedelijk in de 17de eeuw gelijktijdig met het hoofdvolume opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl, met vier traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak dat gevat is tussen twee trapgevels. Het wordt gekenmerkt door een hoge, zandstenen sokkel met souterrainvensters, kruiskozijnen in negblokomlijsting en een hoekketting.
Interieur. Hoofdvolume met 18de-eeuwse salons, één volledig afgewerkt in Lodewijk XV-stijl (lambrisering, schouw en beschilderd stucplafond), een ander in Lodewijk XVI-stijl (schouw, wanden en stucplafond). Trap met fraaie Lodewijk XV-trappaal.
Het achterhuis heeft nog haar originele structuur van moer- en kinderbalken (bewerkte balksleutel).
Bij ministerieel besluit beschermd op 27/01/2000.
Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Leuven: Archief Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossier (27.01.2000).
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)