erfgoedobject

Klokkengieterij Van Aerschodt: poortgebouw, woning en stadsschool

bouwkundig element
ID
200125
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200125

Juridische gevolgen

Beschrijving

Ensemble van een poortgebouw, resten van een directeurswoning en een schoolgebouw, gelegen op de site van de voormalige klokkengieterij Van Aerschodt. De woning en het poortgebouw werden in 1842 ontworpen door architect C.G. Stevens in neoclassicistische stijl, voor de gekende klokkengieter A.L.J. Van Aerschodt. Van de woning blijft enkel de onderste bouwlaag over. Vanaf 1901 vormt de poort de toegang tot de School n°6, een lagere school voor jongens door de Stad opgetrokken in 1899-1901 naar ontwerp van stadsarchitect-ingenieur Eugène Frische.

Historiek

In 1842 liet de gekende klokkengieter A.L.J. Van Aerschodt (1814-1888) op zijn terrein aan de Naamsestraat voor eigen rekening een nieuwe woning met aansluitend poortgebouw in neoclassicistische stijl optrekken, naar ontwerp van architect C.G. Stevens. Zijn gieterij-atelier, gevestigd aan de Tiensestraat, zou hij het jaar nadien, in 1843, naar hier overbrengen. Via het aanpalende poortgebouw kreeg men toegang tot het woonhuis en leidde een brede doorgang verderop naar de meer noordoostwaarts gesitueerde gieterij en de ruime en diepgelegen tuin achterin.

Na teistering van de klokkengieterij door brand in 1895, werd het eigendom Van Aerschodt openbaar te koop gesteld. In 1898 besloot de Stad een nieuwe lagere school voor jongens, Gemeenteschool n° 6, op te richten. Gezien het stijgend aantal scholieren was immers de jongensschool n° 1 die sinds 1862 was ondergebracht in het voormalige Vanden Winckelecollege aan de Tiensestraat, zowel op hygiënisch als op pedagogisch vlak ontoereikend geworden. Voor de nieuwe inplanting leek de aankoop van de site Van Aerschodt opportuun: het pand kon gemakkelijk omgevormd worden tot schoolsite, waarbij het eigenlijke schoolgebouw achter in de ruime tuin en het gymnasium op de plaats van de vroegere klokkengieterij zouden worden opgetrokken, en de woning Van Aerschodt zou worden omgevormd tot directeurswoning en uitgebreid met een portierswoning.

De plannen werden uitgetekend door toenmalig stadsarchitect Eugène Frische, op 18 december 1899 werden de werken aanbesteed en op 21 april 1901 werd de nieuwe jongensschool officieel ingehuldigd. Frische, die te Leuven de meeste stadsscholen op zijn naam heeft staan, concipieerde voor School n°6 een typisch schoolcomplex volgens de toenmalige overheidsprogramma's inzake scholenbouw en geënt op het plantype van de Brusselse "Ecole Modèle" (1873-1875), zij het met aanpassingen in functie van de lokale situatie. Door hergebruik van het Van Aerschodt-woongedeelte fungeerde de vroegere poort nu als nieuwe monumentale toegang tot de schoolsite en de woning aan de straat als directeurswoning. Hierachter kwamen van west naar oost opeenvolgend het gymnasium (12 meter x 22 meter), een eerste kleine open speelplaats, de eigenlijke schoolvleugel (28 meter x 34 meter) en ten slotte een ruime tweede speelplaats te liggen.

Tot de sluiting in 1984 - als gevolg van de overheveling naar het nieuwe scholencomplex in het Redingenhof - bleef School 6 haar initiële functie behouden: vanaf 1960 ten behoeve van het Koninklijk Atheneum, waarvoor de Stad het complex in 1966 overdroeg aan de Staat.

In 1985 kwam het ganse complex in het bezit van het belendende Heilig Hartziekenhuis, dat in de eigenlijke schoolvleugel haar technische diensten onderbracht. De directeurswoning, die sinds de op pensioenstelling in 1914 van de toenmalige directeur achtereenvolgens ter beschikking werd gesteld van de stedelijke beroepsschool voor meisjes, het Koninklijk Atheneum, diverse officiële diensten en - later tot haar sluiting in 1963 - van daklozen, geraakte geleidelijk, bij gebrek aan onderhoud, in vervallen toestand. Het gymnasium werd inmiddels door tussenschotten en -plafond opgedeeld in diverse ruimten. Het poortgebouw en de schoolvleugel werden bij ministerieel besluit van 17.05.1999 beschermd als monument.

Beschrijving

De woning werd opgevat als een diephuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak, met een gecementeerde gevel in laat-classicistische stijl, aanvankelijk gekenmerkt door een pui met pseudobanden, een bovenbouw met geriemd omlijste vensters en hoekpilasters met Franse voegen, en een bekronend hoofdgestel met spiegelfries en kroonlijst op klossen. Van de gevel resteren enkel nog de pui met hardstenen plint en dito puilijst, en de rechthoekige muuropeningen (oorspronkelijk alle vensters) met hardstenen lekdrempels op gegroefde voluutconsoles.

De markante toegangspoort werd opgetrokken uit baksteen met zandstenen parement verwerkt met blauwe hardsteen voor het lijstwerk en de plint aan straatzijde. Zijn volkomen symmetrische opbouw resulteert uit zijn driedelige compositie: een geprononceerde bredere en hoger opgetrokken centrale inkompartij opgevat als een dubbel risaliet, tussen smalle bijkomende en identiek uitgewerkte toegangspartijen aan weerszij. De imposante poort is omlijst door een geriemde rondboog voorzien van een voluutsluitsteen, met doorgetrokken imposten onderbroken voor de flankerende pilasters met geprofileerd basement en tussen spiegelmotieven in de zwikken van het veld. Ter bekroning een gekornist geleed cordon en breed - heden bovenaan verweerd - entablement, met sterk uitkragende en geprofileerde druiplijst boven tandlijst. Een geleed cordon markeert de scheiding tussen de rechthoekige zijingangen met geprofileerde dagkanten en de thans gedichte oculi met consolevormig voluutornament. Het hoger opgetrokken baksteenmetselwerk links dateert van de latere aanbouw achterin.

De schoolvleugel vormt een quasi rechthoekig, noord-zuidgeorienteerd volume met twee bouwlagen onder gecombineerde zadel- en lessenaarsdaken (mechanische pannen, zink en glas). In opstand vertoont het gebouw een functionele eclectische gevelarchitectuur in rode baksteen, met kleurrijke verwerking van gesinterde baksteen, natuursteen en blauwe hardsteen. De west- en oostgevels, respectievelijk 10 en 11 traveeën breed, worden sterk horizontaal geleed door de plint en de muurbanden en zijn gestructureerd door het symmetrisch traveeënritme van de klassen - nog benadrukt door de gootpijpen - en de bredere toegangspartijen ten zuiden. De talrijke omlijste verluchtingsopeningen met deels bewaarde kunstig, met vierpassen uitgewerkte gietijzeren roosters zorgen hierin voor een levendig accent. De eenvormige rechthoekige vensters zijn voorzien van afgeronde lekdrempels en lateien onder de ontlastingsbogen. De bredere toegangstravee met poort onder latei op kraagstenen wordt in de westgevel extra geaccentueerd door een gevelplaat - voorheen met opschrift "ECOLE N° 6" - en hogerop een ruim drielichtvenster. In de oostgevel kreeg de uiterst rechtertravee een afwijkende ordonnantie door de verspringende vensterniveaus en in de zichtbare blinde zuid-zijgevel ritmeert een rij spitsboognisjes de benedenbouw.

Inwendig ontvouwt het gebouw een driebeukige constructie met centraal hoger opgetrokken "préau", waarrond oorspronkelijk over twee bouwlagen aan de lange zijden een symmetrische klassendispositie van telkens tweemaal drie klassen, en bijkomend in de noordoostelijke hoek een waslokaal op de beneden- en het bureau van de directeur op de bovenverdieping. Aan de zuidzijde: een flankerende doorgangspartij die tevens toegang verleent tot de centrale ruimte en op de bovenverdieping bijkomende lokalen en de trappen naar de zolderverdieping herbergt.

De préau-ruimte (± 12 meter x 29 meter en circa 14 meter hoog) wordt overspannen door een tweeledige, deels beglaasde, deels met hout ("pitch-pine") beklede kap met Polonceau-spanten op consoles. Aan vier zijden omlopende galerij op zware consoles met cirkelmotief, ten noorden gedragen door sierlijke gietijzeren colonnetten en toegankelijk via een centrale bordestrap met dubbele traparmen; gesmeed ijzeren leuningen met decoratieve spijlen, cirkel- en voluutmotieven. De tweeledige opstand vertoont een sobere neoclassicistische inslag: bepleisterde en beschilderde muren met sporen van panelendecor en schijnvoegen en geleed door geprofileerde stuc-cordons, klassieke houten klassendeuren in entablement met diamantkoppen - op de bovenverdieping ten noordoosten momenteel tijdelijk verwijderd -; rondboogdeuren en -venster ten zuiden, breed rechthoekig in plaats van op plan rondbogig venster ten noorden.

Typerend in de ruime klaslokalen (± 7 meter x 9 meter en 4,75 à 5 meter hoog) zijn de afgeronde hoeken, de vlak bepleisterde en beschilderde muren en plafonds, op de bovenverdieping met balkenconstructie. Beneden werd een klaslokaal ten zuidwesten inmiddels aangepast tot een beglaasde bureauruimte en ten oosten opgedeeld en centraal geopend door een schuifdeur.

Klassen en overdekte speelplaats kregen een geelbruine tegelbevloering. De zolders behielden hun oorspronkelijk houten dakspant, ten oosten ter vervanging van de oorspronkelijk geplande doch om financiële redenen niet uitgevoerde bijkomende mansarde-ateliers onder ijzeren spant.

  • Afdeling Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Archief Monumenten en Landschappen: beschermingsdossier (17.05.1999).
  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, bouwdossiers 16379 (1841), 8136 (1898-1902), 26676 (1901), 26677 (1948-1949), 26679 (1939), 27782 (1963-1964); Kaarten en Plannen School n° 6; Bulletin Communal, 1898, p. 128-133, 1899, p. 157-158, 362-363, 434-439.
  • BRAEKEN J., Scholen om te leren, in Monumenten en Landschappen, jg. 11/4, 1992, p. 3-6.
  • CARMELIET J., Vernieuwbouwproject "School 6" - Naamsestraat – Leuven, eindverhandeling K.U.Leuven, Faculteit Toegepaste Wetenschappen, Afdeling Architectuur, 1985.
  • De lagere school in België van de middeleeuwen tot nu, Tentoonstellingcatalogus ASLK, 10/12/1986-11/1/1987.
  • D'HOKER M., Leuven, de onderwijsstad van Vlaanderen, en BEKKER L., CARMELIET J., STEVENS P., De 19e eeuwse modelschool, en School 6, in Open Monumentendag, 13 september 1992, p. 4-8, 25-27, 33-35.
  • L'Emulation, 1879, pl. 40-44.
  • NARJOUX F., Les écoles publiques, construction et installation, en Belgique et en Hollande, Parijs, 1878.
  • PEETERS M., Gids voor Oud Leuven, Antwerpen, 1983, p. 174-176.
  • UYTTERHOEVEN R., Leuven weleer, deel 3, Leuven, 1987, figuren 81c, 82a-b, 89a-c, 90a-c.
  • VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895, p. 498-499.
  • VERNIMMEN P.-F., De klokkengieters Van Aerschodt, in Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, XXII, 1982, p. 57-76.
  • VERPOEST L., Twee eeuwen scholenbouw, in Terug naar School, Onderwijs - vroeger en nu – gebouwen, in Open Monumentendag Vlaanderen, 1992.

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Burgerhuis

  • Is deel van
    Naamsestraat


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klokkengieterij Van Aerschodt: poortgebouw, woning en stadsschool [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200125 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.