Wijnmuur (geintegreerde tekst) ()

De 'Wijnmuur', een unieke, 1,5 kilometer lange stapelmuur, en de terrassen op de zuidflank van de Wijngaardberg zijn geen relicten van middeleeuwse wijncultuur maar van een wijngaard (30 hectare) die van 1814 tot circa 1845 van Wezemaal een echt wijndorp maakte; er bestaat echter een vroeg-19de-eeuwse afbeelding van de wijngaard, zonder terrassen.

Lang werd verondersteld dat de zogenaamde Wijnmuur – een stapelmuur van brokken ijzerzandsteen, 1546 meter lang, 1,7 meter breed en 2 meter hoog – op de kruin van de Wijngaardberg uit de late Middeleeuwen dateerde, toen het Hageland een bloeiende wijncultuur zou hebben gekend. Studie van de bronnen leerde echter dat de wijngaarden in Wezemaal slechts een kleine oppervlakte innamen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het aangrenzende Rotselaar. Een in 1999 gepubliceerd artikel doet hierover gedetailleerd verslag en wordt hier samengevat met enkele aanvullingen. Dat Wezemaal tijdens de 19de eeuw enkele decennia lang een 'wijndorp' was, is te danken aan J.F. Audoor, hoofdgriffier aan het hooggerechtshof te Brussel, maar afkomstig uit Oudenaarde. Kort vóór 1814 kreeg hij van de hertog van Ursel, de grootste grondbezitter van Wezemaal, de toelating om een wijngaard aan te leggen op de heuvel die voortaan Wijngaardberg zal worden genoemd (reeds zo vermeld op de Primitieve kadasterkaart opgemaakt door Gulikers, niet gedateerd maar vermoedelijk uit begin jaren 1820). De Diestiaanse ijzerzandsteen en het microklimaat op de zuidflank van de langgerekte, oost-westgerichte heuvel werden ideaal geacht voor de wijncultuur. Dit unieke tuinbouwkundige experiment – Europa's meest noordelijke wijngaard – kon ook op de steun en belangstelling rekenen van koning Willem I, die de wijngaard in 1829 met een bezoek vereerde. De betekenis van de wijngaard en de interesse van de koning was echter niet zozeer landbouwkundig, maar had vooral ook een politieke betekenis. Zo stelde hij de wijngaard voor 30 jaar vrij van belastingen. De bedoeling van de koning was om zich zo te distantiëren van Frankrijk en aan te tonen dat het jonge Koninkrijk der Verenigde Nederlanden zelfstandig kon zijn, ook op het gebied van wijnproductie.

Tussen 1814 en 1817 werden 2000 wijnstokken uit Frankrijk (Champagne, Beaune, Bourgogne) aangevoerd en geplant over een oppervlakte van 6 hectare. In 1828 werd 325 hectoliter wijn geproduceerd, zowel witte als rode; de witte wijn was hoofdzakelijk voor de uitvoer bestemd (naar Leuven en Oost-Vlaanderen). Op zijn hoogtepunt, rond 1840, besloeg de wijngaard een oppervlakte van 32 hectare op voordien beboste grond. Voor de bemesting werd een beroep gedaan op de boeren uit Wezemaal en de omliggende dorpen, die van de hertog weiderechten in Wezemaal verkregen in ruil voor mest.

In 1825-1826 werd 701 gulden uitgegeven voor de verdere bouw en herstelling van een deel van de 'Wijnmuur' ("construction et réparation d'une partie du mur du vignoble"). Dit is de oudste vermelding. De oudst gekende afbeelding ervan komt voor op de Atlas van de Buurtwegen (1845). Het merendeel van de stenen – ijzerzandstenen schollen van wisselend formaat – werd mogelijk gewonnen bij het uithouwen van de terrassen die een groot gedeelte van de zuidflank en het vroegere wijngaardperceel (nr. 199) beslaan. Vermoedelijk werden de uitgegraven stenen naar boven gevoerd en tot een muur gestapeld, iets waarvoor een zekere technische kennis vereist was. De door Audoor aangeworven wijngaardenier, Jean Théodore Wéry, was afkomstig uit Hoei, waar stapelbouw een courante praktijk was. Over het nut van een dergelijke investering – het te stapelen volume stenen bedroeg meer dan 5000 kubieke meter! – kan men slechts gissen. De meest geopperde hypothese: de druiven beschermen tegen de gure noordenwind, maar aan de (korte) oostzijde van de wijngaard werd geen muur geplaatst en bovendien was de kruin van de berg bebost, dennenbos volgens de kadastrale legger.

Afscherming tegen dieren en ander ongewenst bezoek kan langs die zijde dan wel enig nut hebben gehad. Aangezien nagenoeg de hele berg eigendom was van de hertog van Ursel kan de muur niet bedoeld zijn als markering van de eigendomsgrens. Aan de zuidkant werd de wijngaard begrensd door een gracht met een houtwal van robinia (Robinia pseudoacacia) en er stonden verschillende wachthuisjes opgesteld. De wijnpers bevond zich in het dorpscentrum en de jaarlijkse wijnoogst ging met een klein festival gepaard.

Rond 1845 kwam een einde aan de Wezemaalse wijncultuur. In 1847-1851 werden 3.700 wijnstokken verkocht aan de trappisten van Westmalle. In 1852 werd de verkoop van de Wijngaardberg geregistreerd aan rentenier Jacobus Van Overwaele, eveneens uit Oudenaarde, en werden de wijngaardpercelen omgezet in dennenbos. In de loop van de 20ste eeuw werden nog kleinschalige pogingen ondernomen om op de zuidhelling van de Wijngaardberg opnieuw wijngaarden aan te leggen, onder meer vanaf 1988 door de 'Wesemaeler Wijnbouwers', en door de v.z.w. Steenen Muur in 1999 op de terrassen in het westelijk gedeelte. De Wijnmuur en de terrassen worden beschouwd als relicten van dertig jaar vrij grootschalige wijnteelt, maar er bestaat een litho van onbekende herkomst die, aan de stijl en het onderschrift te oordelen, zonder twijfel werd vervaardigd in de eerste helft van de 19de eeuw, vermoedelijk zelfs vóór 1830. De "vignoble de Wesemael près de Louvain" wordt er over zijn hele lengte afgebeeld, met de windmolen in het westen en een op het eerste gezicht vrij exacte topografie, bijvoorbeeld ook het valleitje tussen de Heilig-Hartberg (waar toen de molen stond) en de rest van de heuvelrug. Van terrassen valt niets te bespeuren. De wijngaard wordt afgebeeld met rijen van wijnstokken die de helling oplopen, loodrecht op de hoogtelijnen, zoals de wijngaarden langs de Marne of de Moezel.

De huidige muur

De Wijnmuur is momenteel zichtbaar over een lengte van 1546 meter, het westelijke uiteinde bevindt zich in perceel 199y, het oostelijke in perceel 199g.

Binnen dit tracé komen echter een zestal min of meer brede bressen voor en over circa 400 meter is de muur nauwelijks zichtbaar, bestaat bijna uitsluitend uit losse steenfragmenten op het maaiveld. Naar het westen toe, kan men over een afstand van circa 170 meter, met hier en daar een onderbreking, de muur bewonderen in een toestand die vermoedelijk de originele benadert: tot 1,50 à 1,60 meter hoog, met twee rechte wanden en ongeveer 1,70 meter breed. Over de rest van het tracé stijgt de muur niet uit boven 1 meter of vertoont hij slechts één of geen rechte wanden.

Over de wijze waarop de muur werd gebouwd of gestapeld kan geen uitsluitsel gegeven worden. Het kaliber van de gebruikte brokstukken, lokale Diestiaan ijzerzandsteen, overtreft zelden het manueel verplaatsbare formaat. Zoals reeds gezegd, zijn de stenen waarschijnlijk afkomstig van de zuidhelling, waar terrassen werden aangelegd die gestut worden door gelijkaardige stenen.

De stabiliteit van de muur wordt gewaarborgd door de bewonderenswaardige wijze waarop de stenen in elkaar werden gepast. De buitenste wanden van de muur zijn min of meer vlak afgewerkt, wellicht werden deze stenen bewerkt zodat ze een rechte zijkant verkregen. Constructies van losse gestapelde stenen van die omvang in Vlaanderen zijn niet bekend, stapelbouw is immers zeer zeldzaam in onze gewesten.

De soms gesuggereerde mogelijkheid dat bij de constructie van de muur vooraf een soort van bekisting werd gemaakt, waarin vervolgens de steenfragmenten werden gedeponeerd en aangedrukt is niet zo voor de hand liggend. De stabiliteit van de muur, het feit dat men tot twee m hoge opstanden weet recht te houden, wordt juist gewaarborgd door de bewonderenswaardige manier waarop de stenen werden in elkaar gepast. Het gebruik van een bekisting zou het paswerk juist kunnen hinderen.

Uit geen enkel ons bekend document kan worden afgeleid dat de muur ooit langer is geweest dan de reeds vermelde 1546 meter. Op geen van de historische kaartenreeksen – noch Ferraris (1776), noch Vandermaelen (1850), noch de oude militaire topografische kaarten wordt de muur afgebeeld. Pas op de recentste stafkaarten wordt de muur afgebeeld, met uitzondering van de oostelijke 600 meter, die in het struikgewas verborgen is of waarvan slechts de basis of enkele steenfragmenten zichtbaar zijn. Uit getuigenissen van omwonenden kan worden opgemaakt dat de muur "vroeger veel langer was" en dat soms met hele wagenladingen stenen werden weggevoerd. Uit een streekbeschrijving van 1861 zou men echter juist het tegengestelde afleiden: "In de uitgestrektheid van dien berg bevindt zich een wyngaerd van eene halve uer lengte; van in het jaer 1821 begonnen onder het bestuer van den hertog van d'Ursel, is heden gans vernietigd. Tot het beschudden van dien wyngaerd had men van de steenen diens bergs eenen muer gemaekt ter lengte van eene halve uer, van eene meter dikte". Zoals reeds gezegd is standaarddikte 1,70 meter, maar het halve uer, wij veronderstellen te voet, kan overeenstemmen met de door ons opgemeten 1546 meter.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Wezemaal, art. 79 nrs. 76 en 83 en art. 752 nrs. 5 en 8.
  • Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, 1745-1748, Institut National de l’Information Géographique et Forestière-Saint-Mandé (France), CH 292, schaal 1:14.400.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • AVERMAETE T. et al. 1999: De wijnmuur van Wezemaal, unieke getuige van een wijnbouwproject uit de vroege 19de eeuw, M&L 18/4, 41-64.
  • DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.
  • MINNEN B. 2016: IJzerzandsteen als band. Datering van de wijnmuur in Wezemaal en oorsprong van de Walenstraat en Heirbaan in Rotselaar, Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift, 31/3, 227-239.
  • REGIONALE VERENINGING NATUURPUNT OOST-BRABANT, 2014: Natuur en Landschap, De Wijngaardberg in Wezemaal, een erfgoed- en natuurmonument van Europees belang, Bijdragen symposium 5 oktober 2014, Wezemaal, 24.
  • VAN DRIESSCHE T. 2016: ‘van goeden koerliken Rotcelaerstene wel ende reynlic ghehouwen’. Winning en toepassing van Diestiaanijzerzandsteen in het Hageland van de middeleeuwen tot de 20ste eeuw, Relicta, Archeologie, Monumenten- en landschapsonderzoek in Vlaanderen, 13, 7-124.
  • DE HAAN A., VERDURMEN I., 2017: Terreinbezoeken Wijngaardberg en omgeving 18/05/2017 en 24/05/2017 (samen met Jan Van Ormelingen en Luc Vervoort).
  • Informatie verkregen van Willy Bollens (maart 2017).
  • Informatie verkregen van Marc Elsen (mei 2017).
  • Informatie verkregen van Luc Vervoort (maart 2017).

 


Auteurs:  Deneef, Roger; de Haan, Aukje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Wijnmuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312935 (geraadpleegd op ).


Wijnmuur op de flank van de Wijngaardberg ()

De 'Wijnmuur', een unieke, 1,5 kilometer lange stapelmuur, en de terrassen op de zuidflank van de Wijngaardberg zijn geen relicten van middeleeuwse wijncultuur maar van een wijngaard (30 hectare) die van 1814 tot circa 1845 van Wezemaal een echt wijndorp maakte; er bestaat echter een vroeg-19de-eeuwse afbeelding van de wijngaard, zonder terrassen.

Lang werd verondersteld dat de zogenaamde Wijnmuur – een stapelmuur van brokken ijzerzandsteen, 1546 meter lang, 1,7 meter breed en 2 meter hoog – op de kruin van de Wijngaardberg uit de late Middeleeuwen dateerde, toen het Hageland een bloeiende wijncultuur zou hebben gekend. Studie van de bronnen leerde echter dat de wijngaarden in Wezemaal slechts een kleine oppervlakte innamen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het aangrenzende Rotselaar. Een in 1999 gepubliceerd artikel doet hierover gedetailleerd verslag en wordt hier samengevat met enkele aanvullingen. Dat Wezemaal tijdens de 19de eeuw enkele decennia lang een 'wijndorp' was, is te danken aan J.F. Audoor, hoofdgriffier aan het hooggerechtshof te Brussel, maar afkomstig uit Oudenaarde. Kort vóór 1814 kreeg hij van de hertog van Ursel, de grootste grondbezitter van Wezemaal, de toelating om een wijngaard aan te leggen op de heuvel die voortaan Wijngaardberg zal worden genoemd (reeds zo vermeld op de Primitieve kadasterkaart opgemaakt door Gulikers, niet gedateerd maar vermoedelijk uit begin jaren 1820). De Diestiaanse ijzerzandsteen en het microklimaat op de zuidflank van de langgerekte, oost-westgerichte heuvel werden ideaal geacht voor de wijncultuur. Dit unieke tuinbouwkundige experiment – Europa's meest noordelijke wijngaard – kon ook op de steun en belangstelling rekenen van koning Willem I, die de wijngaard in 1829 met een bezoek vereerde.

Tussen 1814 en 1817 werden 2000 wijnstokken uit Frankrijk (Champagne, Beaune, Bourgogne) aangevoerd en geplant over een oppervlakte van 6 hectare. In 1828 werd 325 hectoliter wijn geproduceerd, zowel witte als rode; de witte wijn was hoofdzakelijk voor de uitvoer bestemd (naar Leuven en Oost-Vlaanderen). Op zijn hoogtepunt, rond 1840, besloeg de wijngaard een oppervlakte van 32 hectare op voordien beboste grond. Voor de bemesting werd een beroep gedaan op de boeren uit Wezemaal en de omliggende dorpen, die van de hertog weiderechten in Wezemaal verkregen in ruil voor mest.

In 1825-1826 werd 701 gulden uitgegeven voor de verdere bouw en herstelling van een deel van de 'Wijnmuur'("construction et réparation d'une partie du mur du vignoble"). Dit is de oudste vermelding. De oudst gekende afbeelding ervan komt voor op de Atlas van de Buurtwegen (1845). Het merendeel van de stenen – ijzerzandstenen schollen van wisselend formaat – werd waarschijnlijk gewonnen bij het uithouwen van de terrassen die een groot gedeelte van de zuidflank en het vroegere wijngaardperceel (nr. 199) beslaan. Vermoedelijk werden de uitgegraven stenen naar boven gevoerd en tot een muur gestapeld, iets waarvoor een zekere technische kennis vereist was. De door Audoor aangeworven wijngaardenier, Jean Théodore Wéry, was afkomstig uit Hoei, waar stapelbouw een courante praktijk was. Over het nut van een dergelijke investering – het te stapelen volume stenen bedroeg meer dan 5000 kubieke meter! – kan men slechts gissen. De meest geopperde hypothese: de druiven beschermen tegen de gure noordenwind, maar aan de (korte) oostzijde van de wijngaard werd geen muur geplaatst en bovendien was de kruin van de berg bebost, dennenbos volgens de kadastrale legger.

Afscherming tegen dieren en ander ongewenst bezoek kan langs die zijde dan wel enig nut hebben gehad. Aangezien nagenoeg de hele berg eigendom was van de hertog van Ursel kan de muur niet bedoeld zijn als markering van de eigendomsgrens. Aan de zuidkant werd de wijngaard begrensd door een gracht met een houtwal van robinia (Robinia pseudoacacia) en er stonden verschillende wachthuisjes opgesteld. De wijnpers bevond zich in het dorpscentrum en de jaarlijkse wijnoogst ging met een klein festival gepaard.

Rond 1845 kwam een einde aan de Wezemaalse wijncultuur. In 1847-1851 werden 3.700 wijnstokken verkocht aan de trappisten van Westmalle. In 1852 werd de verkoop van de Wijngaardberg geregistreerd aan rentenier Jacobus Van Overwaele, eveneens uit Oudenaarde, en werden de wijngaardpercelen omgezet in dennenbos. In de loop van de 20ste eeuw werden nog kleinschalige pogingen ondernomen om op de zuidhelling van de Wijngaardberg opnieuw wijngaarden aan te leggen, onder meer vanaf 1988 door de 'Wesemaeler Wijnbouwers', en door de v.z.w. Steenen Muur in 1999 op de terrassen in het westelijk gedeelte. De Wijnmuur en de terrassen worden beschouwd als relicten van dertig jaar vrij grootschalige wijnteelt, maar er bestaat een litho van onbekende herkomst die, aan de stijl en het onderschrift te oordelen, zonder twijfel werd vervaardigd in de eerste helft van de 19de eeuw, vermoedelijk zelfs vóór 1830. De "vignoble de Wesemael près de Louvain" wordt er over zijn hele lengte afgebeeld, met de windmolen in het westen en een op het eerste gezicht vrij exacte topografie, bijvoorbeeld ook het valleitje tussen de Heilig-Hartberg (waar toen de molen stond) en de rest van de heuvelrug. Van terrassen valt niets te bespeuren. De wijngaard wordt afgebeeld met rijen van wijnstokken die de helling oplopen, loodrecht op de hoogtelijnen, zoals de wijngaarden langs de Marne of de Moezel.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Wezemaal, art. 79 nrs. 76 en 83 en art. 752 nrs. 5 en 8.
  • AVERMAETE T., MINNEN B., VAN ERMEN E. & BOLLENS W., De Wijnmuur van Wezemaal, unieke getuige van een wijnbouwproject uit de 19de eeuw, p. 41-64 in Monumenten en Landschappen 18(3), 1999.

Bron: DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.
Auteurs:  Deneef, Roger
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Wijnmuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312934 (geraadpleegd op ).


De Wijnmuur ()

De oudste sporen van druiventeelt in de streek treft men aan in Leuven tijdens het bewind van Godfried I, graaf van Leuven (1095-1139), vanaf 1106 hertog van Brabant. De heren van Wezemaal en Rotselaar schonken kort na het midden van de 13de eeuw enkele, soms pas aangelegde wijngaarden aan de cisterciënzerinnenabdij van Vrouwenpark te Rotselaar. Vanaf het einde van de 13e eeuw en vooral in de 14de eeuw kende de teelt in het Hageland een snelle uitbreiding. Het succes van de wijnbouw in de late middeleeuwen werd vooral bewerkstelligd door de daling van de graanprijzen, waardoor de omschakeling van graanbouw naar de teelt van handelsgewassen mogelijk werd.

Vanaf het midden van de 15de eeuw kwam aan deze bloeiperiode een einde en de in 16de eeuw ging de teelt verder achteruit. Oorlogen, vooral die van 1488-1492, de demografische en economische crisis, een opeenvolging van strenge winters, misoogsten (1511 tot 1523), de stijgende invoer van Franse en Rijnlandse wijnen en een nieuwe stijging van de graanprijzen waren hiervan de oorzaken. De wijnbouw overleefde slechts op enkele gezegende sites, met name de zuidelijke hellingen van een aantal Diestiaanheuvels, bijvoorbeeld de Voortberg te Testelt en de Wijngaardberg te Wezemaal.

In de loop van de 19de eeuw zal de wijnteelt op de Wijngaardberg opnieuw een kortstondige opflakkering krijgen. M. Audoor, hoofdgriffier bij het Hoger Gerechtshof te Brussel, liet tussen 1814 en 1817 uit Reims en Beaune een grote partij wijnstokken aanvoeren en aanplanten op de zuidhelling van de Wijngaardberg. In 1817 besloeg de wijngaard reeds zes ha. In 1828 werd er niet minder dan 325 hectoliter wijn geoogst.

De circa 3 kilometer lange "Wijnmuur" werd vermoedelijk aangelegd of heraangelegd op last van Audoor door boeren uit de omgeving tijdens de wintermaanden met brokken Diestiaan ijzerzandsteen die naar alle waarschijnlijkheid werd gewonnen op de zuidhelling van de berg. Mogelijk gaat het om de heraanleg of restauratie van een muur die reeds van in de late middeleeuwen de wijngaarden op de zuidhelling tegen de koude noordenwind diende te beschutten. Op de "Carte De Rothelrt et Wesemalt" van 1596 in de albums de Croij wordt wel de Wijngaardberg met de wijnstokken uitgebeeld, maar is er echter geen spoor van muur te bekennen, evenmin als op de Ferrariskaart 200 jaar later.

Na de dood van Audoor, kort na 1830, zette Jean Théodore Wéry, de uit Hoei afkomstige wijnbouwer, de teelt verder. De grootste oppervlakte die de wijngaard bereikte was 20 hectare. Het verval van de wijngaard valt samen met de dood in 1865 van Wéry, die gedurende ongeveer 50 jaar het succes ervan bepaalde. In de beste jaren zou de productie opgelopen hebben tot 675 hectoliter.

Beschrijving

De Wijnmuur is momenteel zichtbaar over een lengte van 1546 meter, het westelijke uiteinde bevindt zich in perceel 199y, het oostelijke in perceel 199g.

Binnen dit tracé komen echter een zestal min of meer brede bressen voor en over circa 400 meter is de muur nauwelijks zichtbaar, bestaat bijna uitsluitend uit losse steenfragmenten op het maaiveld. Naar het westen toe, kan men over een afstand van circa 170 meter, met hier en daar een onderbreking, de muur bewonderen in een toestand die vermoedelijk de originele benadert: tot 1,50 à 1,60 meter hoog, met twee rechte wanden en ongeveer 1,70 meter breed. Over de rest van het tracé stijgt de muur niet uit boven 1 meter of vertoont hij slechts één of geen rechte wanden.

Over de wijze waarop de muur werd gebouwd of gestapeld kan geen uitsluitsel gegeven worden. Het kaliber van de gebruikte brokstukken, lokale Diestiaan ijzerzandsteen, overtreft zelden het manueel verplaatsbare formaat. Zoals reeds gezegd, zijn de stenen waarschijnlijk afkomstig van de zuidhelling, waar terrassen werden aangelegd die gestut worden door gelijkaardige stenen.

De soms gesuggereerde mogelijkheid dat bij de constructie van de muur vooraf een soort van bekisting werd gemaakt, waarin vervolgens de steenfragmenten werden gedeponeerd en aangedrukt is niet zo voor de hand liggend. De stabiliteit van de muur, het feit dat men tot twee m hoge opstanden weet recht te houden, wordt juist gewaarborgd door de bewonderenswaardige manier waarop de stenen werden in elkaar gepast. Het gebruik van een bekisting zou het paswerk juist kunnen hinderen.

Uit geen enkel ons bekend document kan worden afgeleid dat de muur ooit langer is geweest dan de reeds vermelde 1546 meter. Op geen van de historische kaartenreeksen – noch Ferraris (1776), noch Vandermaelen (1850), noch de oude militaire topografische kaarten wordt de muur afgebeeld. Pas op de recentste stafkaarten wordt de muur afgebeeld, met uitzondering van de oostelijke 600 meter, die in het struikgewas verborgen is of waarvan slechts de basis of enkele steenfragmenten zichtbaar zijn. Uit getuigenissen van omwonenden kan worden opgemaakt dat de muur "vroeger veel langer was" en dat soms met hele wagenladingen stenen werden weggevoerd. Uit een streekbeschrijving van 1861 zou men echter juist het tegengestelde afleiden: "In de uitgestrektheid van dien berg bevindt zich een wyngaerd van eene halve uer lengte; van in het jaer 1821 begonnen onder het bestuer van den hertog van d'Ursel, is heden gans vernietigd. Tot het beschudden van dien wyngaerd had men van de steenen diens bergs eenen muer gemaekt ter lengte van eene halve uer, van eene meter dikte". Zoals reeds gezegd is standaarddikte 1,70 meter, maar het halve uer, wij veronderstellen te voet, kan overeenstemmen met de door ons opgemeten 1546 meter. Wat de hertog d'Ursel hierbij komt doen is niet meteen duidelijk.

  • GERITS T.J., SCHEYS F. & WILLEMS A. s.d.: Wijncultuur in het Hageland, tentoonstellingscatalogus, Aarschotse kring voor heemkunde.
  • MINNEN B. 1984: De wijnbouw in Rotselaar tijdens de Late Middeleeuwen (XIIIde-eerste helft XIVde eeuw), in De Brabantse Folklore, nummer 242, 87-115.
  • MINNEN B. 1987: Kennismaking met Rotselaar, Streekgidsencursus Oost-Brabant, Interleuven Opbouwwerk, 36-37.
  • VAN UYTVEN R. 1974: In de schaduwen van de Antwerpse groei: het Hageland in de zestiende eeuw, in Bijdragen tot de Geschiedenis, 57, 3/4, 171-188.
  • VANDEN BRUEL J.B. 1957: Beschryf der dorpen van het kanton Haecht (heruitgave van het origineel uit 1861), Haacht, Gebroeders Artoos, 24.

Bron: Beschermingsdossier DB000491 (1995)
Auteurs:  Deneef, Roger
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Wijnmuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/126169 (geraadpleegd op ).